In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om de schriftelijke aanwijzing van 9 mei 2023 te laten vervallen en een omgangsregeling vast te stellen voor zijn drie minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. V. de Roo, heeft aangevoerd dat de schriftelijke aanwijzing niet zorgvuldig tot stand is gekomen en niet in het belang van de kinderen is. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder niet aanwezig was. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over de kinderen gezamenlijk door de ouders wordt uitgeoefend en dat de kinderen in pleeggezinnen verblijven. De GI, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft verweer gevoerd en benadrukt dat er zorgen zijn over de nakoming van de omgangsafspraken door de vader. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de relevante belangen zijn afgewogen. De kinderrechter heeft de band tussen de vader en de kinderen als goed beoordeeld, maar heeft ook zorgen geuit over de stabiliteit en voorspelbaarheid van de omgang. De kinderrechter heeft het verzoek van de vader afgewezen, met de overweging dat uitbreiding van de omgang niet in het belang van de kinderen is zolang de vader niet in staat is om de afspraken na te komen. De omgang zal elke drie maanden worden geëvalueerd.