ECLI:NL:RBROT:2023:6586

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
10/169918.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugszaken wegens gebrek aan bewijs van beschikkingsmacht

In de zaak tegen de verdachte, geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01], heeft de rechtbank Rotterdam op 14 juli 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van cocaïne en heroïne, alsook van het voorbereiden van drugshandel. De officier van justitie, mr. S.M. Scheer, eiste een gevangenisstraf van 15 maanden, maar de rechtbank oordeelde anders. Tijdens de zitting op 30 juni 2023 werd vastgesteld dat de verdachte in een pand was aangetroffen waar aanzienlijke hoeveelheden drugs en versnijdingsmiddelen aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat de verdachte beschikkingsmacht had over deze goederen, maar de rechtbank vond deze stelling niet overtuigend. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte wist of had moeten weten dat de drugs en de bijbehorende materialen zich in de woning bevonden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de ten laste gelegde feiten had begaan. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Het vonnis benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak voor de aanklager om overtuigend bewijs te leveren van de beschikkingsmacht van de verdachte over de aangetroffen goederen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/169918.22
Datum uitspraak: 14 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
laatst opgegeven postadres (ter zitting):
[adres01],
raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Samengevat wordt de verdachte verweten dat hij samen met anderen cocaïne en heroïne voorhanden heeft gehad (feit 1) en samen met anderen goederen voorhanden had waarmee drugs kan worden bewerkt (feit 2).

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. Scheer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest;
  • opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis bij einduitspraak.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1 en feit 2
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aanwezig hebben van cocaïne en heroïne en de voorbereidingshandelingen wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
De verdachte is aangetroffen in een pand waarin 4,1 gram cocaïne en 1335,1 gram heroïne, versnijdingsmiddelen en goederen zoals weegschalen, persen, gasmaskers, gardes en tape zijn aangetroffen. De verdachte wist dat het ging om een versnijdingspand en had ook de beschikkingsmacht over de goederen en verdovende middelen die zich in de woning bevonden. De verklaring van de verdachte, dat hij enkel in het pand aanwezig was om zijn vrienden op te halen voor een etentje, is ongeloofwaardig.
4.1.2.
Beoordeling
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Op basis van het dossier kan niet vastgesteld worden dat de verdachte wist of had moeten weten dat de aangetroffen verdovende middelen, de versnijdingsmiddelen en de overige goederen die op de tenlastelegging staan in de woning waren. Verdachte woont niet in de woning. Uit niets is gebleken dat hij daar vaker kwam. Uit het dossier blijkt niet dat er nader onderzoek is gedaan naar de aanwezigheid van DNA of vingerafdrukken.
Uit het dossier blijkt verder niet in welke ruimte de verdachte is aangetroffen, zodat niet kan worden vastgesteld of hij de goederen en drugs die in de woonkamer en de keuken lagen moet hebben gezien. De versnijdingsmiddelen zaten in dozen en tassen en ook daarvan blijkt uit het dossier niet dat de verdachte dat wist. Ditzelfde geldt voor het zakje met cocaïne dat in een keukenla lag.
Zodoende is niet te bewijzen dat de verdachte wetenschap of beschikkingsmacht heeft gehad over deze goederen.
Hoewel de verdachte is aangetroffen in een woning met een grote hoeveelheid versnijdingsmiddelen, verdovende middelen en goederen die gebruikt kunnen worden bij het bewerken van verdovende middelen, is geen sprake van een situatie die schreeuwt om een uitleg. De weinig geloofwaardige verklaring die de verdachte heeft afgelegd over zijn aanwezigheid in de woning speelt daarom geen rol van betekenis in de beoordeling van de zaak.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. E.M. Rocha en mr. C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 6 juli 2022 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 4,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
ongeveer 1335,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij, op of omstreeks 6 juli 2022 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van cocaïne en/of heroïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet
(een) stof(fen), te weten
- een hoeveelheid, te weten (ongeveer) 66150 gram paracetamol, althans een
hoeveelheid van een stof bevattende paracetamol en/of
- een hoeveelheid, te weten (ongeveer) 984,2 gram manitol, althans een hoeveelheid
van een stof bevattende inositol en/of
- één of meerdere weegscha(a)len en/of
- één of meerdere persen en/of
- één of meerdere gardes en/of
- één of meerdere gasmaskers en/of
- één of meerdere rollen tape en/of
- één of meerdere rollen, te weten 12, afwasteiltjes en/of
- één of meerdere rollen, te weten 4, ijzeren mallen en/of
- één of meerdere rollen, te weten 3, emmers
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist(en) of ernstige redenen had(den)
te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);