2.7.4het commentaar van Van Laar op de beantwoording van vraag 1 door de deskundige
Het commentaar van Van Laar is onderverdeeld in de punten
4.1tot en met
4.16.
De punten
4.3, 4.4, 4.8, 4.9 en 4.13hebben betrekking op het gebruik van kit.
De rechtbank bespreekt dat onderwerp hierna onder 2.7.7.
De rechtbank bespreekt het overige commentaar op de beantwoording van vraag 1 hierna puntsgewijs, waarbij zij Van Laar steeds citeert (gecursiveerd) en vervolgens een oordeel geeft.
“4.1: Onder 6.1, eerste groepje van (vier) bullets, tweede bullet: "Vernieuwen van de schroefasafdichtingen".
Dat was omdat de schroefasafdichting lek was.
Zie foto 'Bijlage D'.
Het schip ging droog, dus geen waterdruk meer, dus olie/water-emulsie loopt er uit.
Om voor de hand liggende redenen is het goed erbij stil te staan dat de Golfo Azzurro zo eind oktober 2018 bij Van Laar arriveerde voor de eerste droogzetting (en ook na enorme afstanden te hebben gevaren met de emulsie in het schroefassysteem, en ook zonder opdracht aan Van Laar tot het trekken van de schroefas enz.).
Het m.b.t. voornoemde bullet voorgaande is uit de reactie van Van Laar op het concept
deskundigenrapport. Naar aanleiding van foto 'Bijlage D', waar de uit het systeem gelopen
melkachtige oliewater-emulsie te zien is, vindt de gerechtsdeskundige het in 9.1 onder 3) blijkbaar wel OK om (i)te stellen: "Daar loopt duidelijk olie uit" en om (ii)het hele punt van emulsie in het schroefassysteem bij eerste aankomst van het schip bij Van Laar verder maar te negeren.”
Rechtbank: Wat de door Van Laar gestelde aanwezigheid van die olie/wateremulsie voorafgaand aan de eerste droogzetting betreft: Van Laar heeft daarbij verwezen naar de foto die zij als bijlage D bij productie E 28 overlegt. De deskundige heeft van dat standpunt kennis genomen en heeft het kennelijk niet juist geacht. Hij geeft immers een verklaring daarvoor: “De foto op bijlage D laat de schroef en schroefas zien toen de straalbuis er nog opzat. Dus bij de 1e dokking. Daar loopt duidelijk olie uit. Dat klopt omdat de schroef al los is van de loopbus.”
Van Laar herhaalt haar standpunt thans en verwijt de deskundige dat hij dat punt heeft genegeerd, wat niet het geval is. Zij verbindt bovendien aan deze stelling geen conclusie, zodat de rechtbank dat punt verder buiten beschouwing moet laten.
“4.2 Onder 6.1, de alinea die begint met "Uit de diverse rapportages is het volgende
samengevat ".
Ten onrechte worden de vaststellingen van BMT als leidend aangehouden.
Want correcties /andere data /enz. volgens het Eelsing rapport en ook volgens het procesdossier, en/want zie hierna commentaar bij de tweede groep van bullets op pagina 6 van het deskundigenbericht.
Het m.b.t. voornoemde alinea voorgaande is uit de reactie van Van Laar op het concept
deskundigenrapport; het lijkt er niet op dat de gerechtsdeskundige er iets mee deed.
Hoe deze opmerkingen — en vele opmerkingen hieronder, waar niet steeds de kanttekening "Het m.b.t ... voorgaande enz. "bij herhaald zal worden — door de gerechtsdeskundige al "in de beoordeling meegenomen" zouden zijn, zoals gesteld onder 9.1, eerste alinea, van het deskundigenbericht, is onduidelijk, blijkt ook nergens uit.”
Rechtbank:De deskundige heeft de vaststellingen van BMT als leidend aangehouden.
Hij geeft daarvoor een reden: Het verslag van BMT biedt de meest gedetailleerde omschrijving van de gezamenlijke vaststellingen op 15 juli 2020, die bevestigd worden met de foto’s die in dat verslag zijn opgenomen.
De rechtbank acht dat een goed verdedigbare en dus verantwoorde keuze van de deskundige.
Voor het overige is het commentaar van Van Laar niet begrijpelijk geformuleerd.
De rechtbank gaat eraan voorbij.
“4.5 Derde bullet, “Er was geen lekkage naar buiten zichtbaar".
Ook geen waterlekkage, niets (lege emmer).”
Rechtbank:Het is de rechtbank niet duidelijk wat Van Laar hiermee wil zeggen. Zij gaat eraan voorbij.
“4.6 Vierde bullet, "Na het losdraaien van de ontluchtingsschroef enz."
Na losdraaien van de ontluchtingsdop lekte een geringe hoeveelheid bruin gekleurde substantie naar buiten, welke substantie stroperig en dik was, zie foto 7546.
Foto 7548, losdraaien borgmoer — wederom dikke bruine stroop.
Dat er vervolgens ook een beetje witte emulsie uitkomt, is verklaarbaar want
(a) achtergebleven bij eerste droogzetting oktober 2018 (foto 'Bijlage D'; er loopt dan maar een deel uit) en
(b) tussen eerste en tweede droogzetting kan er geen water in het systeem zijn gekomen, in het slechtste geval een uiterst geringe hoeveelheid, want én het betrof een korte periode én het gaat nog steeds over de minimale olielekkage langs de spiebaan én olie uit (niet water in) én het schip was met een volle smeerolietank van de werf weggevaren naar Stellendam en
(c) de emulsie kon vervolgens niet weg (en ook later kon er geen water bij) want, zoals in juli 2020 vastgesteld, was het helemaal dicht (met vloeibare pakking ook), dus
(d) kon er bij droog staan juli 2020 een beetje olie/water-emulsie weglopen.
Bij bullet 4 hoort eigenlijk foto 7553; daar zit de moer er nog op, wel los, minimale lekkage uit de spiebaan.”
Rechtbank:De deskundige geeft bij de 4e bullet op bladzijde 6 van zijn rapport weer wat hij uit de vaststellingen van BMT onder meer voor de beantwoording van de vragen van belang acht. Van Laar geeft in haar commentaar een verklaring voor de witte emulsie, maar miskent dat het hier uitsluitend om vaststellingen van BMT gaat, die de deskundige van belang acht. Zij verbindt ook geen conclusie aan haar verklaring. De rechtbank gaat eraan voorbij.
“4.7 Vervolg 6.1, tweede groep van (dertien) bullets, vijfde bullet, "Na het losdraaien van de borgmoer enz."
Foto's 7555156, inderdaad minimale emulsie na borgmoer eraf.
Betreft overigens 'interne lekkage', want uit de spiebaan.
Het "stromen" is overdreven gezien de geringe hoeveelheid.
Dit is de witgele emulsie, dus niet na losmaken ontluchtingsdop (vierde bullet) maar na losdraaien borgmoer.
Demontage borgmoer duurt doorgaans circa 20/30 minuten en dat zal hier niet anders zijn geweest; misschien dat daar het misverstand zit m.b.t. de witte emulsie na losdraaien van de ontluchting (waarna dus geen emulsie) volgend op de bruine stroop.”
Rechtbank:Ook hier geeft de deskundige weer wat hij uit de vaststellingen van BMT onder meer voor de beantwoording van de vragen van belang acht. De deskundige heeft dat samengevat, en die samenvatting is correct.
In het verslag van BMT staat:
“Om 11.15 LT is DAMEN aangevangen met het demonteren van de schroef. Als eerste werd de ontluchtingsbout van de schroefasmoer losgedraaid. Toen deze eruit gedraaid was kwam er donkerbruin verkleurde emulsie met een hoge viscositeit, uit de ontstane opening in de moer (zie foto 3). Na circa een half uur (tijdens het losdraaien van de schroefasmoer) veranderde de kleur van deze emulsie naar wit/geel.
Toen de schroefmoer los was stroomde er een witte/gele emulsie langs de moer.
(…)”
De rechtbank stelt vast dat het commentaar van Van Laar dan ook in feite commentaar is op de vaststellingen van BMT.
Het is de rechtbank niet duidelijk wat Van Laar hiermee wil zeggen. De rechtbank gaat eraan voorbij.
“4.10 Achtste bullet, monsters, "Hoog gehalte water".
De analyse is volgens het procesdossier door Van Laar betwist; Van Laar kreeg ook geen sample.
Het monster is overigens niet representatief voor het hele systeem, want water zwaarder dan olie dus zakt bij stilliggen naar onder +
de GA lag volgens GA heel lang stil en werd toen gesleept naar Damen +
het aftappen voor het monster aan de buitenkant van het schip dus op het laagste punt van het systeem.
Terwijl voorts "hoog gehalte water" iets riskants lijkt te suggereren terwijl er — zelfs bij de gestelde 9% water — helemaal niets aan de hand is, smering ruim voldoende, zoals ook is gebleken.
Het m. b. t. voornoemde bullet voorgaande is uit de reactie van Van Laar op het concept
deskundigenrapport.
De gerechtsdeskundige lijkt vervolgens in punt iii. op pag. 12 van het eindrapport eerst mee te gaan ("blijft de smering wel goed”) om vervolgens aan lang stilliggen een gevaar te koppelen en daarmee de kosten van het na jaren stilliggen trekken van de as te rechtvaardigen, en dat wellicht ten laste van Van Laar, want..?”
Rechtbank:Aan het slot van haar reactie op het concept-deskundigenbericht heeft Van Laar de deskundige onder iii verzocht:
“dat dan wordt uitgelegd waarom precies het herstel het trekken van de schroefas etc. zou moeten behelzen.”
De deskundige heeft daarop als volgt gereageerd (bladzijde 12 rapport, onder iii):
“
Wanneer er zeewater in de olie van de schroefas en lagers komt, blijft, zolang de as zal draaien, de smering wel goed, en zal er naar verwachting geen lagerschade optreden. Echter, bij lang stilliggen zal het zoute water uitzakken en komt (een deel van) het onderste lager in het zeewater te staan. Daarom zal aantasting door zeewater van het schroefaslager en de schroefas zelf niet uitgesloten kunnen worden. De enige manier om dat vast te stellen is het trekken (uitnemen) van de schroefas.”
Daarmee heeft de deskundige op duidelijke wijze toegelicht waarom hij het uitnemen van de schroefas noodzakelijk acht voor herstel. De rechtbank merkt op dat ook Verschoor & Bras uitnemen van de schroefas noodzakelijk achtte.
“4.11 Vervolg 6.1, tweede groep van (dertien) bullets, bullets 9/10 m.b.t. de 0-ring.
Rapport Eelsing: "Rubberen ring: 15,60 mm" (foto 7585).
De ring was gewoon binnen tolerantie.
Zie verder pagina's 6 en 7 van het Eelsing rapport.
Op deze plaats werd de gerechtsdeskundige behalve op het procesdossier ook gewezen op de bijlagen bij het rapport van Eelsing.
Waaronder, maar zeker niet uitsluitend, de vierde bijlage.
En in die vierde bijlage o.a., maar zeker niet uitsluitend, commentaar van Eelsing onder de kopjes 'p.7-47(g)', 'p.8-47' en 'p.8-50'. [Welke kopjes verwijzen naar het procesdossier waar de gerechtsdeskundige geen aandacht voor heeft gehad. Eelsing verwijst namelijk naar pagina's (7,8) van het processtuk van GA d.d. 11 augustus 2020, en naar nummers op die pagina's (479 enz)]”.
Rechtbank:De deskundige verwijst bij de 9e bullet op bladzijde 6 van zijn rapport naar het verslag van BMT.
In dat verslag staat op bladzijde 3:
“
Om 14.00 LT werd de schroef, de O-ring/pees en de bronzen ring gedemonteerd voor nadere inspectie en metingen. De metingen werden in het bijzijn van alle bovengenoemde personen uitgevoerd.
O-ring/pees (op de tekening item 108)
(…)
De diameter varieerde tussen de 15,3 en 15,5 mm.
Volgens de tekening van IHC, tekening SA-300-280/X5486, behoort de pees een diameter van 16 mm te hebben.”
Bij de 10e bullet verwijst de deskundige naar de opgave van Eelsing. Die opgave staat ook daadwerkelijk in het rapport-Eelsing, op bladzijde 7:
“Wij werden op 30 juli 2020 door IHC geïnformeerd dat de meettolerantie voor de O-ring van 16,0 mm maximaal 0,7 mm bedraagt.”
Rechtbank:Het is de rechtbank niet duidelijk wat Van Laar met dit commentaar bedoelt.
De rechtbank gaat eraan voorbij.
“4.12 Bullet 11, m.b.t. de bronzen ring.
Zie weer de vierde bijlage bij het rapport van Eelsing, nu het korte commentaar onder kopje 'p.10-4'.
Rechtbank:het commentaar van Van Laar behoort geen zoekplaatje te zijn. Van Laar laat na haar commentaar nauwkeurig te omschrijven. Zij kan niet volstaan met een verwijzing als deze. De rechtbank gaat eraan voorbij.
“4.14 Laatste bullet op pagina 6 van het deskundigenbericht
Volgens het Eelsing rapport werden ter controle de bronzen en rubberen ring in de schroef geplaatst en bij deze controle “stak de rubberen ring circa 2 mm uit”
Rechtbank:de deskundige haalt bij de laatste bullet op pagina 6 van zijn rapport het verslag van BMT aan. Hiervoor is al overwogen dat de rechtbank de keuze van de deskundige om de vaststellingen van BMT als leidend aan te houden als goed verdedigbaar en dus verantwoord beoordeelt.
Van Laar verwijst naar het rapport Eelsing, maar maakt niet duidelijk wat zij daarmee wil zeggen. De rechtbank gaat aan dit commentaar voorbij.
“4.15 “Voorlaatste alinea op pagina 6:
"De afdichting heeft vóór de eerste dokking bij Van Laar in IJmuiden op 29 oktober 2018 goed gewerkt; zonder lekkages."
Maar zie de processtukken.
De afdichting was lek, daarom diende deze vervangen te worden.
De afdichting was lek, zie foto 'Bijlage D'.
Het m.b.t. voornoemde alinea voorgaande is uit de reactie van Van Laar op het concept
deskundigenrapport.
Tja, "Het lijkt er niet op dat de gerechtsdeskundige iets met de reactie van Van Laar deed is op dit onderdeel een understatement; vgl. o.a. hierboven 4.1 en hierna 7.1.”
Rechtbank:
Zij verwijst naar wat zij heeft overwogen bij
4.1.
“4.16 Laatste alinea op pagina 6: "Uit de verklaring van [naam01] blijkt"
Ook hier is het weer opmerkelijk en volgens Van Laar ten onrechte dat [naam01] 's 'waarheid' wordt opgeschreven.
Overigens zat [naam01] steeds met de neus bovenop de werkzaamheden bij de werf.
Rechtbank:Het is de rechtbank niet duidelijk wat Van Laar hiermee wil zeggen.
2.7.5het commentaar van Van Laar op de “eigen beschouwing” van de deskundige
“5.1 Eerste bullet onder 6.2, olielekkage na de eerste dokking.
Als aangegeven, het schip arriveerde oktober 2018 met een lekke schroefasafdichting.
Water binnen? (foto 'Bijlage D') — oliepeil onvoldoende gemonitord.
Bij het rapport van Verschoor & Bras d.d. 19 oktober 2020 de foto van de straalbuis, dus betreft eerste droogzetting — emulsie, lekkage schroefasafdichting.
Bij datzelfde rapport ook een foto van de tweede droogzetting, straalbuis weg — deze foto laat zien lekkage tussen moer/schroef langs de spiebaan; de schroefasafdichting is dicht.
Die lekkage tussen moer en schroef werd hersteld op de wijze als beschreven in het rapport van Eelsing.
Bij dit alles wat Van Laar betreft goed te realiseren dat de schroefasafdichting na eerste dokking niet lek was (noch ooit daarna).”
Rechtbank: Van Laar stoelt haar stelling dat het schip voor de eerste dokking arriveerde met een lekke schroefasafdichting uitsluitend op foto D. Dat de schroefasafdichting toen lek was blijkt verder uit niets, zodat de deskundige op basis van de rapporten van Verschoor & Bras en Eelsing en het verslag van BMT kon aannemen wat hij heeft aangenomen.
Zij verwijst verder naar wat zij hierna onder
4.1heeft overwogen.
”5.2 Derde bullet, over lekkage uit de hak.
Maar betreft massief staal buiten de romp, kan sowieso niet heus lekken, hoeft in ieder geval niet waterdicht/afgelast te worden.”
Rechtbank: Dit commentaar is onvoldoende onderbouwd en toegelicht. De rechtbank gaat eraan voorbij.
“5.3 Vijfde bullet, "Veel blauwe kit aangetroffen ".
Dit kan toch geen 'eigen beschouwing' zijn?
Hoezo veel kit? Er is gewoon vloeibare pakking gebruikt, professioneel, zoals volstrekt gebruikelijk voor dit soort oude schepen waar de vlakken niet meer vlak zijn.
In vergelijkbare omstandigheden zouden ook andere scheepseigenaren er niet over piekeren de veel duurdere opdracht 'Trek de as enz.' aan de werf te geven.
(…)”
Rechtbank: De deskundige schrijft: “
tijdens de gezamenlijke inspectie op 15 juli 2020 is veel blauwe kit aangetroffen”. Aan de opmerking hierop van Van Laar, te weten
“dit kan toch geen eigen beschouwing zijn”kan de rechtbank geen waarde hechten.
Van Laar geeft hier voorts haar visie op het gebruik van kit. De rechtbank verwijst naar wat zij daarover bij het antwoord van de deskundige op vraag 3, onder 2.7.6, zal overwegen.
“5.4 Vervolg bullets onder 6.2, zesde bullet, over de O-ring dikte —15,6 mm volgens rapport
Eelsing, en zie foto 7585.
Rechtbank: De deskundige schrijft:
“De O-ring was 15,3 tot 15,5 mm dik. De originele maat zoals de fabrikant voorschrijft is 16 mm.”
De deskundige heeft zich gebaseerd op het verslag van BMT. De metingen zijn in het bijzijn van alle bij de inspectie aanwezige personen uitgevoerd. De keuze van de deskundige om de vaststellingen van BMT als leidend aan te houden heeft de rechtbank hiervoor al als verantwoord beoordeeld. Overigens is de foto 7585 niet duidelijk.
“5.5 Achtste bullet, de tekening in het verslag van BMT.
Ten onrechte hier de combinatie van én (volgens de tekening) werken met tienden en zelfs
honderdsten van millimeters én tegelijk het opmeten op schaal en dan stellen “Dat zal ongeveer 1 mm zijn”
Daar komt nog bij dat deze tekening dateert van 21 april 1978; decennialang is de GA, zoals dat heet, als een Hollandse kotter zwaar misbruikt’, en dan is — terwijl de marges al zo klein zijn — de sprong van tekening 1978 naar ‘opmeting op schaal’ en “dat zal ongeveer 1 mm zijn” te meer ten onrechte.
(Overigens is uit onderzoek gebleken dat de schroefas na nieuwbouw nooit is vervangen.)
Bij de geringe spelingen kan sowieso al niets zinnigs worden gezegd via opmeting op schaal.
Het is bovendien maar een producttekening van ruim voor nieuwbouw.”
Rechtbank: Van Laar stelt dat de tekening waarnaar de deskundige verwijst van 21 april 1978 dateert. Zij maakt niet duidelijk waarop zij dat baseert en ook niet wat zij daarmee bedoelt te zeggen. Ook maakt zij niet duidelijk wat zij bedoelt met
“decennialang is de GA, zoals dat heet, als een Hollandse kotter zwaar misbruikt”.De rechtbank kan daarmee niets
.
De tekening die de deskundige in zijn verslag heeft opgenomen is, zo stelt de rechtbank vast, gelijk aan de tekening in het verslag van BMT.
Dat er volgens de tekening met honderdsten van millimeters werd gewerkt, zoals Van Laar stelt, blijkt niet uit de tekening.
Wat Van Laar bedoelt met: “
Bij de geringe spelingen kan sowieso al niets zinnigs worden gezegd via opmeting op schaal.”is niet duidelijk
.Evenmin maakt zij duidelijk wat zij bedoelt met
“Het is bovendien maar een producttekening van ruim voor nieuwbouw.”
De deskundige heeft opgemeten
op schaalen niet valt in te zien wat daarmee mis is. Het gaat niet om tienden of honderden van millimeters. De rechtbank gaat aan dit commentaar voorbij.
“5.6 De voorlaatste bullet op pagina 7—ook hier maar een aanname terwijl de marges zo gering zijn.”
Rechtbank: De deskundige gaat uit van de dikte van de flens van de loopbus zoals die getekend is in het verslag van BMT. Dat acht de rechtbank goed verdedigbaar.
“5.7 De laatste bullet op pagina 7—
volgens het rapport van Eelsing was het circa 2 mm; hoezo zomaar van iets anders uitgaan?”
Rechtbank: de deskundige schrijft:
“Door de experts is gemeten dat de O-ring ongeveer
1,5 – 2 mm buiten de uitsparing kwam.”.De deskundige baseert zich op het verslag van BMT, hetgeen de rechtbank, zoals eerder is verwoord, een verantwoorde keuze acht.
De metingen zijn volgens dit verslag uitgevoerd in aanwezigheid van de eerder genoemde personen. De rechtbank gaat aan dit commentaar van Van Laar dan ook voorbij.
“5.8 Eerste twee bullets op pagina 8, verder over de O-ring.
Uitgaande van de door Eelsing (met andere experts) gemeten 2 mm zit men sowieso al 'goed', want dan komt men uit op 1,0 mm, dus boven de genoemde 0,5 — 0,7 mm.
In dit geval werd de dikte van de ring 2 mm uitstekend gemeten.
Rekening houdend met de toegepaste professionele vloeibare pakking zal de indrukking van de ring nog ruimschoots voldoende zijn om lekkage te voorkomen.
Ook: na ruim 20 maanden was de afdichting uiteraard gewoon nog dicht.
(En bij de tweede droogzetting was de afdichting sowieso al niet het probleem.)
Naar aanleiding van de laatste zin, "Als een O-ring enz. ": dit is (1) niet relevant, (2) overigens niet aangetoond dat het werkelijk zo gaat, maar vooral (3) kan Van Laar niet anders dan zich hardop af te vragen: waar gaat dit nou precies over; er was geen olielekkage bij de ring naar buiten, dat staat vast in deze zaak.”
Rechtbank: De deskundige schrijft:
• “ “
Rekening houdend met de kleine ruimte van 1 mm, volgt dat de compressie van de O-ring ongeveer 0,5 mm tot maximaal 1 mm is.
• “
Mijns inziens is de 0,5 - 0,7 mm die de O-ring te dun is, samen met de kit tussen schroef en loopbus de oorzaak dat er niet genoeg druk staat op de O-ring. Uit de rapportages volgt dat er geen onrondheid geconstateerd werd bij het uit elkaar halen op 15 juli 2020 . Als een O-ring ruim anderhalf jaar goed ingedrukt is geweest, wordt een dergelijke O-ring vierkant met afgeronde hoeken; dit is normaal goed te zien na demontage.”
Van Laar gaat uit van een andere meting dan de deskundige. De meting waarvan de deskundige uitgaat is verantwoord. De rest van het commentaar beoordeelt de rechtbank als onduidelijk en/of speculatief, temeer nu de deskundige het gebruik van vloeibare pakking niet juist acht.
2.7.6De rechtbank bespreekt nu het commentaar van Van Laar op de beantwoording van vragen 2, 3 en 4 door de deskundige.
Over het antwoord op vraag 2:
Van Laar stelt dat vloeibare pakking bij oude installaties juist de oplossing is. Zij zet een vraagteken bij het zonder enige vorm van pakking monteren. Dat acht zij niet verstandig bij oneffenheden die er in oude installaties altijd zullen zijn.
Zij miskent echter dat de deskundige uitdrukkelijk heeft verwezen naar een e-mailbericht van leverancier IHC dat inhoudt dat de delen zonder pakking of kit tegen elkaar gemonteerd moeten worden.
Van Laar vervolgt haar commentaar:
“De vlakke spiegel gelegd op de stoeptegel dicht niet af.
De gerechtsdeskundige heeft ook niet werkelijk nadelen van het gebruik van kit benoemd. De algemeenheid “tijdelijke oplossing” is op niets gebaseerd, niet toegelicht; op stellingen namens Van Laar over de duurzaamheid van Permatex reageerde de gerechtsdeskundige niet.
Ook nog eens: er is zelfs toen meteen na de eerste helling bij Van Laar van lekkage van enige afdichting geen sprake geweest, de lekkage was langs de spiebaan – de gerechtsdeskundige heeft hier niet op gereageerd.
En nog eens: ook nadien nooit lekkage, zo bleek in de eerste plaats in juli 2020 bij Damen.
Verder:
alsdan ondanks het aangetoonde niet-lekken, na jaren, iets tegen Van Laar gevonden moet worden, dan zou dat zijn zoiets als het alsnog toepassen van een andere pakking en/of een andere ring; dat is goedkoop, hoogstens enkele duizenden euro’s en kan bij gelegenheid met een andere klus gecombineerd worden;
het Van Laar laten opdraaien voor de kosten van het trekken van de as en alles wat daarmee verband houdt, om te zoeken naar iets dat er niet is (de GA voer december jl. van Den Helder naar Rotterdam) is om diverse in deze conclusie genoemde redenen niet te rechtvaardigen;
hoe dan ook zou dan eerst de hobbel genomen moeten worden dat Van Laar iets niet goed heeft gedaan waardoor er water van belang in het systeem kwam en bleef.
Maar dit alles gaat nog steeds om in het systeem achtergebleven emulsie – welke geen smeringsprobleem behoort te vormen – nadat de GA in oktober 2018 geen opdracht tot trekken van de as enz. gaf zelfs toen de schroef toch al werd gedemonteerd.
Terwijl voorts niet meer in geschil is dat in juli 2020 bleek van niet-lekkage; de vloeibare pakking van najaar 2018 doet zijn werk.
Over de O-ringen enz. zie weer hiervoor nrs.4.11, 5.4, 5.7, 5.8.”
De rechtbank kan hier geen touw aan vastknopen. Voor deze passage geldt wat zij hiervoor onder 2.7.1 heeft overwogen: zij kan alleen rekening houden met zorgvuldig, to-the-point, en, waar nodig, scherp geformuleerde stellingen, verweren en commentaren, waaraan duidelijke en gerichte consequenties zijn verbonden. Zij gaat daarom aan dit gedeelte van het commentaar voorbij.
Over het antwoord op vraag 3
Van Laar noemt het gebruik van de woorden “grote hoeveelheden” suggestief.
Het ging volgens haar niet om het verkrijgen van een afdichting. De schroefasafdichting lekte niet, die werd dus ook niet gerepareerd bij de 2e helling. In het rapport staat geen enkele onderbouwing dat het een tijdelijke oplossing is en hoe dat dan zit met het “tijdelijke”. Permatex is permanente vloeibare pakking. Wanneer alles strak is, nieuw, keurig, zal vaak geen behoefte aan vloeibare pakking bestaan. Maar wanneer, zoals in dit geval, onderdelen krom zijn, gebutst, pokdalig, is dat – standaard – anders, aldus Van Laar.
Van Laar miskent hierbij dat het ging om het vernieuwen van de schroefasafdichtingen, en dus om een afdichting. Zij acht het gebruik van de woorden “grote hoeveelheden” suggestief. De rechtbank neemt aan dat zij bedoelt te zeggen dat het niet om grote hoeveelheden ging. Als de rechtbank dat van Van Laar zou aannemen, dan nog geldt dat de deskundige het gebruik van kit bij een afdichting niet als een goede, maar hoogstens als een tijdelijke oplossing beschouwt. De deskundige legt dat ook uit in zijn rapport op bladzijde 12, onder i:
“(…) Ik weet uit ervaring dat op vlakken die moeten afdichten en welke aangetast zijn door zeewater, blauwe locktit kit als vloeibare pakking nuttig is. Echter op vlakken, die deel uitmaken van een dergelijke afdichting als tussen de schroef en loopbus waar de fabrikant een aparte afdichting voor levert, is gebruik van dergelijke kit niet normaal. Dit wordt ook bevestigd in de e-mail van [naam02] van Lagersmit IHC (bijlage 6 van mr. Den Hollander). Daarin wordt ook duidelijk gesteld dat op die plaats kit niet gebruikt moet worden.”
Dat die oplossing, zoals Van Laar stelt, veelvuldig wordt gebruikt, maakt nog niet dat het in dit specifieke geval een goede oplossing is.
Over het antwoord op vraag 4:
Van Laar herhaalt haar standpunt over de gebruikelijkheid van vloeibare pakking.
De rechtbank verwijst naar wat zij daarover al heeft overwogen.
Van Laar concludeert dat het oordeel van de deskundige dat de lagers hoogstwaarschijnlijk kunnen blijven zitten meebrengt dat daarvan mag worden uitgegaan.
De rechtbank laat dit punt buiten bespreking omdat Golfo Azzurro haar eis naar aanleiding van het deskundigenbericht niet heeft vermeerderd.
Van Laar vervolgt:
“verder over het trekken van de schroefas enz.: dit zou dan bij de eerste droogzetting hebben moeten plaatsvinden?
Nota bene: toen had de GA aantoonbaar in olie/water-emulsie gedraaid, en werd de schroef gedemonteerd.
(Maar toen is [naam01] niet eens op het idee gekomen [de klasse evenmin] om opdracht te geven tot een kostbare operatie in plaats van de beproefde methode van het toepassen van vloeibare pakking.”
Voor deze passage geldt wat de rechtbank hiervoor onder 2.7.1 heeft overwogen.