ECLI:NL:RBROT:2023:6544

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
10384762 CV EXPL 23-7020
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenconflict over schutting, bomen en beplanting met afwijzing van vorderingen

In deze burenzaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, hebben [eiser01] en [gedaagde01] geschilpunten over de verplaatsing van een schutting, de aanwezigheid van bomen en de beplanting tegen de muur van de uitbouw van [eiser01]. De zaak is op 21 juli 2023 behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. [eiser01] eiste onder andere medewerking van [gedaagde01] voor het verplaatsen van een schutting naar de erfgrens en het verwijderen van bomen die volgens hem in de verboden zone stonden. Tijdens de mondelinge behandeling bleek echter dat de bomen niet in deze zone stonden, wat leidde tot een wijziging van de eis van [eiser01]. Daarnaast vorderde [gedaagde01] dat [eiser01] zou stoppen met het snoeien van beplanting die zich op zijn perceel bevond en dat de kantonrechter zijn handelwijze zou afkeuren, wat niet werd toegewezen.

De kantonrechter oordeelde dat de vorderingen van beide partijen niet konden worden toegewezen. De vordering van [eiser01] om de schutting te verplaatsen werd afgewezen omdat deze niet onder de wettelijke bepalingen viel. Ook de vordering om de kosten van het Kadaster te delen werd afgewezen, omdat er geen voorafgaande onenigheid over de erfgrens was. De vorderingen van [gedaagde01] om [eiser01] te verbieden bepaalde handelingen te verrichten en om rectificatie van een bewering te eisen, werden eveneens afgewezen. De kantonrechter benadrukte dat beide partijen hun verstandhouding zouden moeten verbeteren, mogelijk door buurtbemiddeling.

Uiteindelijk werden alle vorderingen in conventie en reconventie afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10384762 CV EXPL 23-7020
datum uitspraak: 21 juli 2023 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. B.J.J. Lokate,
tegen

1..[gedaagde01] ,

2. [gedaagde02],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
die zelf procederen.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en (gezamenlijk in enkelvoud) ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 19 januari 2023, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondeling verweer, met daarbij het door [gedaagde01] ingediende schriftelijke verweer, met bijlagen.
1.2.
Op 4 juli 2023 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling ter plaatse, die daarna is voortgezet op het adres [adres01] in [plaats01] . Daarbij waren aanwezig [eiser01] , vergezeld door zijn gemachtigde, en [gedaagde01] .

2..De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[eiser01] en [gedaagde01] zijn buren van elkaar. [eiser01] is eigenaar van het perceel [adres02] en [adres03] in [plaats01] ; [gedaagde01] is eigenaar van [adres04] .
2.2.
[eiser01] heeft [gedaagde01] gedagvaard en drie (hoofd)vorderingen ingesteld:
  • [eiser01] wil dat [gedaagde01] meewerkt en meebetaalt aan het verplaatsen van een schutting, zodat die op de erfgrens komt te staan. Op onderstaande scan van een deel van het ‘relaas van bevindingen’ van het Kadaster is de huidige schutting groen gemarkeerd en de erfgrens blauw;
  • [eiser01] eiste oorspronkelijk verwijdering van twee bomen die in de tuin van [gedaagde01] staan, dan wel het terugsnoeien daarvan tot een hoogte van maximaal twee meter. Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat deze bomen niet in de zogenoemde verboden zone staan. Daarop heeft [eiser01] zijn eis vermeerderd en eist hij ook dat de situatie in de toekomst zo moet blijven, dat wil zeggen dat niet alsnog een onrechtmatige toestand ontstaat;
  • [eiser01] wil tot slot dat [gedaagde01] begroeiing verwijdert die is bevestigd aan of wortelt in de buitenmuur en houten boeidelen van zijn aanbouw. De plaats van de muur en boeidelen waar het om gaat zijn in onderstaand plaatje oranje gemarkeerd.
[gedaagde01] is het niet eens met de vorderingen van [eiser01] en heeft een aantal tegenvorderingen ingesteld.
  • [gedaagde01] wil dat het [eiser01] wordt verboden om beplanting, voor zover die zich op het erf van [gedaagde01] bevindt, te vernielen (waaronder [gedaagde01] ook verstaat snoeien);
  • [gedaagde01] wil dat de kantonrechter de handelwijze van [gedaagde01] afkeurt. [gedaagde01] heeft bij de mondelinge behandeling toegelicht dat hij bedoelt dat hij zich door [eiser01] geïntimideerd voelt en dat hij wil dat de kantonrechter dat afkeurt. [gedaagde01] wil ook dat de kantonrechter de weigering van [gedaagde01] om bemiddeling en laagdrempelige oplossingen te accepteren afkeurt;
  • Tot slot wil [gedaagde01] dat [eiser01] zijn bewering dat [gedaagde01] afspraken niet zou zijn nagekomen rectificeert.
[afbeelding kadasterkaart]
De bevoegdheid van de kantonrechter
2.3.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen op grond van artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ervoor gekozen om de kantonrechter op dit geschil te laten beslissen. Zij hebben daarbij niet het recht van hoger beroep voorgehouden.
De schutting
2.4.
Partijen zijn het erover eens dat de huidige schutting op het perceel van [eiser01] staat. Op de erfgrens is nu geen schutting aanwezig. Artikel 5:49 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft [eiser01] de bevoegdheid om van [gedaagde01] te vorderen dat hij meewerkt aan het oprichten van een scheidsmuur van twee meter hoog. Zo’n vordering zou toewijsbaar zijn. [eiser01] vordert echter iets anders dan het
oprichtenvan een scheidsmuur; hij vordert medewerking aan
verplaatsingvan de bestaande schutting, waarbij [gedaagde01] dan de helft van de verplaatsingskosten voor zijn rekening zou moeten nemen. [gedaagde01] heeft aangegeven op zich te willen meewerken aan het oprichten van een scheidsmuur, maar er bezwaar tegen te hebben dat de bestaande schutting daarvoor zou worden gebruikt. De kantonrechter oordeelt dat het verplaatsen van een bestaande schutting iets anders is dan het oprichten van een scheidsmuur en dat op basis van artikel 5:49 BW niet gevorderd kan worden dat de bestaande schutting wordt verplaatst. Daarbij speelt een rol dat als het gaat om het oprichten van een scheidsmuur, partijen het eerst eens moeten proberen te worden over wat voor scheidsmuur het moet worden (materiaal en vormgeving) en als ze daar niet in slagen, aan de kantonrechter kan worden gevraagd te bepalen wat voor scheidsmuur het moet worden. Het een noch het ander is in dit geval gebeurd. Deze vordering zal om die reden worden afgewezen.
De kosten van het Kadaster
2.5.
[eiser01] vordert van [gedaagde01] ook de helft van de kosten die hij heeft betaald aan het Kadaster voor het reconstrueren van de grenslijn. Ook die vordering zal worden afgewezen. Uit niets blijkt dat er vóór de inschakeling van het Kadaster tussen partijen onenigheid was over de loop van de erfgrens. [eiser01] heeft niet toegelicht waarom hij de inschakeling van het Kadaster noodzakelijk vond. Voor zover het gaat om het plaatsen van afpalingstekens (die [eiser01] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft laten zien), geldt dat als hij had gewild dat [gedaagde01] de helft van de kosten daarvan zou dragen, hij dan vooraf een vordering had moeten instellen om die op de erfgrens te laten plaatsen. [eiser01] kan niet op eigen initiatief kosten voor het Kadaster maken en dan de helft van die kosten achteraf bij [gedaagde01] in rekening brengen. Daarvoor biedt de wet geen grondslag.
De bomen
2.6.
Bij de mondelinge behandeling is geconstateerd dat de vijgenboom op een afstand van 110 cm van de erfgrens staat en de appelboom 60 cm. De toepasselijke Algemene Plaatselijke Verordening bepaalt dat de afstand als bedoeld in artikel 5:42 BW 50 cm is. De bomen staat dus niet in de verboden zone. De vordering tot opheffing van de onrechtmatige toestand, die [eiser01] ondanks deze constatering niet heeft ingetrokken, wordt daarom afgewezen.
2.7.
De vordering van [eiser01] (na vermeerdering van zijn eis) om te bepalen dat de situatie in de toekomst zo moet blijven (die door hem is uitgelegd als een vordering om [gedaagde01] te verbieden alsnog een onrechtmatige toestand te laten ontstaan) wordt ook afgewezen. [gedaagde01] heeft tijdens de mondeling behandeling verklaard dat hij niet van plan is om de bomen te verplaatsen of nieuwe bomen te planten in de verboden zone en er zijn geen aanwijzingen dat hij dat wel van plan zou zijn. [eiser01] heeft daarom onvoldoende belang bij toewijzing van zijn vordering.
De beplanting tegen de uitbouw van [eiser01]
2.8.
De muur van de uitbouw van [eiser01] , die oranje is gemarkeerd op het in dit vonnis opgenomen plaatje, is niet mandelig. Dat betekent dat die uitsluitend eigendom is van [eiser01] . In beginsel is het in strijd met het eigendomsrecht van [eiser01] als [gedaagde01] zaken tegen of in die muur aanbrengt. Dat betekent echter niet dat [eiser01] tegen iedere inbreuk op zijn eigendomsrecht kan opkomen. In een situatie als deze, waarin de muur van een uitbouw ook de afscheiding vormt van de tuin van de andere buur en zij dagelijks tegen die muur aankijken, mag van buren worden verwacht dat zij een bepaalde mate van inbreuk op het eigendomsrecht tolereren, als zij daardoor geen noemenswaardige schade en/of hinder ondervinden. Als van noemenswaardige schade of hinder geen sprake is, dan is – in een geval als dit – een vordering tot beëindiging van inbreuk op het eigendomsrecht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
2.9.
In dit geval gaat het om een klimop die op een deel van de muur groeit en om een druivenstruik die wordt geleid met behulp van schroeven die her en der in de muur en de boeidelen zijn aangebracht. Op de muur is te zien dat ook in het verleden al vaker zaken aan de muur en de boeidelen zijn bevestigd en aan de roestplekken is te zien dat dat is geweest in de periode dat [gedaagde01] nog geen eigenaar van zijn perceel was. Hier is dus sprake van een situatie die zich al jaren voordoet en waar [eiser01] tot nu toe nooit bezwaar heeft gemaakt. [eiser01] heeft ook niet gesteld dat sprake is van daadwerkelijke schade en/of hinder van de huidige situatie. De kantonrechter is daarom van oordeel dat [gedaagde01] de huidige situatie, die niet veel anders zal zijn dan de situatie zoals die was voordat hij zijn perceel kocht, niet hoeft te veranderen. Daarom wordt de vordering tot het verwijderen van de begroeiing en beplanting afgewezen.
Het snoeien van de beplanting van [gedaagde01]
2.10.
[eiser01] heeft tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat hij enkel – voor zover daar sprake van is – overhangende beplanting snoeit. Hij heeft toegezegd geen beplanting te snoeien die zich op / boven het perceel van [gedaagde01] bevindt. De kantonrechter heeft niet kunnen vaststellen dat [eiser01] beplanting snoeit, of heeft gesnoeid, die zich aan de kant van [gedaagde01] bevindt of dat gegronde vrees bestaat dat hij dat in de toekomst zal gaan doen. Daarom wordt deze vordering van [gedaagde01] wegens gebrek aan belang afgewezen.
De handelwijze van [eiser01]
2.11.
De kantonrechter kan een vordering die inhoudt dat een bepaalde handelwijze moet worden afgekeurd niet toewijzen. Vorderingen moeten zijn gebaseerd op de wet en deze vordering is dat niet. Als [gedaagde01] had gewild dat de kantonrechter [eiser01] een verbod zou opleggen om bepaalde gedragingen te verrichten die door [gedaagde01] als intimiderend worden ervaren, dan had [gedaagde01] zo’n verbod concreet moeten vorderen en had hij ook moeten stellen om welke gedragingen van [eiser01] het precies gaat en dat moeten onderbouwen. Dat is allemaal niet gebeurd. De kantonrechter kan begrijpen dat [gedaagde01] graag had gezien dat [eiser01] open had gestaan voor bemiddeling of andere laagdrempelige oplossingen, maar als [eiser01] er de voorkeur aan geeft een procedure bij de rechter te beginnen, dan staat dat hem vrij. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
Rectificatie van een bewering
2.12.
Ook de laatste vordering van [gedaagde01] kan niet worden toegewezen. Het staat [eiser01] vrij om bepaalde standpunten in te nemen in deze procedure, ook als die niet juist blijken te zijn. Een bewering dar [gedaagde01] zijn afspraken niet is nagekomen levert op zich geen laster op in de zin van de wet en er is ook niet gebleken van bijkomende omstandigheden die zouden maken dat de door [eiser01] gedane beweringen onrechtmatig zouden zijn tegenover [gedaagde01] . [eiser01] hoeft deze beweringen ook niet te rectificeren.
Conclusie
2.13.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen in conventie en in reconventie over en weer worden afgewezen. Bij de mondelinge behandeling is het de kantonrechter duidelijk geworden dat de verhouding tussen partijen bepaald niet optimaal is. Deze uitspraak zal daar geen verandering in brengen. De kantonrechter wil partijen uitdrukkelijk in overweging geven om aan hun verstandhouding te werken, bijvoorbeeld (toch) door buurtbemiddeling of door mediation. Dat heeft echter alleen kans van slagen als beide partijen daarvoor open staan.
Proceskosten
2.14.
Omdat partijen in conventie en in reconventie over en weer ongelijk krijgen, compenseert de kantonrechter de kosten in conventie en in reconventie zodat elke partij de eigen kosten draagt. Geen van de partijen hoeft dus iets van de kosten van de ander te betalen.

3..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie en in reconventie
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
51909