In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een dwangakkoord, ingediend door verzoekster, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij 27,61% van haar totale schuldenlast van € 49.533,77 heeft aangeboden. De meerderheid van de schuldeisers, namelijk éénentwintig van de tweeëntwintig, heeft ingestemd met deze regeling, met uitzondering van Duwo, die een vordering van € 1.941,39 heeft en zich op het standpunt stelt dat verzoekster niet het maximaal haalbare heeft aangeboden. Duwo heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om haar standpunten ter zitting toe te lichten.
De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers afgewogen tegen die van Duwo. De rechtbank concludeert dat de aangeboden regeling in het belang is van de schuldeisers en dat verzoekster voldoende heeft aangetoond dat zij haar best heeft gedaan om een haalbare regeling aan te bieden. De rechtbank oordeelt dat de belangen van verzoekster, die haar schuldenproblematiek vanuit een stabiele situatie wil oplossen, zwaarder wegen dan die van Duwo. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om Duwo te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en Duwo veroordeeld in de kosten van de procedure.
De rechtbank heeft tevens vastgesteld dat er een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die de vrijwillige instemming van de schuldeisers vervangt. Het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad. Verzoekster kan nu voortgaan met het betalen van haar schulden, zonder dat zij in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen.