ECLI:NL:RBROT:2023:653

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
10175465 HA VERZ 22-89
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en toewijzing van vergoedingen in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 januari 2023 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker01], en zijn werkgever, aangeduid als [verweerster01]. De werknemer was op 20 juli 2020 in dienst getreden als Vulploegmedewerker. Op 3 september 2022 heeft de werkgever de werknemer op staande voet ontslagen, met als reden het gooien van kwark door de laad- en losruimte en het maken van foto's daarvan. De werknemer heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om een verklaring voor recht dat het ontslag in strijd was met artikel 7:671 lid 1 BW, en om betaling van verschillende vergoedingen, waaronder een transitievergoeding, een gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever de arbeidsovereenkomst in strijd met de wet heeft opgezegd, omdat er geen dringende reden voor ontslag aanwezig was. De kantonrechter oordeelde dat het gedrag van de werknemer laakbaar was, maar niet zodanig ernstig dat ontslag op staande voet gerechtvaardigd was. De kantonrechter heeft de transitievergoeding van € 34,91 bruto toegewezen, evenals de gefixeerde schadevergoeding van € 189,16 bruto. De werknemer had ook recht op achterstallig loon van € 65,28 netto, na verrekening van schade die de werkgever had geleden door het gedrag van de werknemer. De kantonrechter heeft de werkgever ook veroordeeld tot het verstrekken van een deugdelijke bruto/netto specificatie van de betalingen, op straffe van een dwangsom.

De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de veroordelingen onmiddellijk moeten worden nageleefd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 10175465 HA VERZ 22-89
Uitspraak: 23 januari 2023
Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
[verzoeker01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. S. Bocu,
tegen:
[verweerster01],
gevestigd te Numansdorp,
verweerster,
gemachtigde: mr. A. Klaassen.
Partijen zullen hierna [verzoeker01] en [verweerster01] worden genoemd.

1..De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift met producties;
  • het verweerschrift met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 14 december 2022. Daarbij waren aanwezig: [verzoeker01] met mr. S. Bocu en namens [verweerster01] , [naam01] , [naam02] en mr. A. Klaassen.

2..De feiten

2.1.
[verzoeker01] is in dienst getreden bij [verweerster01] op 20 juli 2020 in de functie van Vulploegmedewerker.
2.2.
Per brief van 3 september 2022 heeft [verweerster01] [verzoeker01] (op staande voet) ontslagen. In de brief staat voor zover van belang het volgende:
“(…)
Hierbij delen wij u mee u met onmiddellijke ingang op staande voet te
ontslaan uit uw dienstbetrekking.
De dringende reden voor uw ontslag is:
Het gooien van kwark door de laad en losruimte, en er daarna foto’s van maken.
(...)”

3..Het geschil

3.1.
[verzoeker01] heeft verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij
voorraad:
- voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst is opgezegd in strijd met artikel 7:671 lid 1 BW en [verweerster01] te veroordelen tot betaling van:
de transitievergoeding ad € 34,91 bruto met wettelijke rente;
de gefixeerde schadevergoeding ad € 189,16 bruto met wettelijke rente;
de billijke vergoeding ad € 1.000,- bruto met wettelijke rente;
- [verweerster01] te veroordelen tot het verstrekken van een deugdelijke
bruto/netto specificatie per bedrag, op last van een dwangsom van € 500,- per dag;
  • [verweerster01] te veroordelen tot betaling van het openstaande loon van € 416,18 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente en met de wettelijke verhoging van 50%;
  • [verweerster01] te veroordelen in de kosten van de procedure en de nakosten.
3.2.
[verzoeker01] baseert zijn verzoek op het volgende. [verweerster01] heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Er is geen sprake van een dringende reden voor ontslag. [verzoeker01] berust in het einde van het dienstverband. [verzoeker01] verzoekt dat aan hem de transitievergoeding, een gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding worden toegekend. Daarnaast is [verweerster01] nog achterstallig salaris verschuldigd aan [verzoeker01] .
3.3.
[verweerster01] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek van [verzoeker01] met veroordeling - uitvoerbaar bij voorraad - van [verzoeker01] in de volledige proceskosten. Op het verweer zal hierna - voor zover van belang - worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
[verzoeker01] heeft het verzoek tijdig ingediend (volgens artikel 7:686a lid 4, onderdeel a, BW).
4.2.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij.
dringende reden?
4.3.
De dringende reden die is meegedeeld en dus moet worden beoordeeld, is volgens de ontslagbrief van 3 september 2022 dat [verzoeker01] kwark heeft gegooid door de laad en losruimte van [verweerster01] en er daarna foto’s van heeft gemaakt.
4.4.
De kantonrechter oordeelt daarover als volgt. Uit de door [verweerster01] overgelegde camerabeelden blijkt dat [verzoeker01] op vrijdag 2 september 2022 een aantal afgeboekte zuivelpakken lachend en met kracht in de container gooide. Op een gegeven moment heeft [verzoeker01] daarbij een pak kwark zo hard tegen de rand van de container gegooid dat deze openbrak en de zuivel tegen de buitenzijde van de container en een zich achter de container bevindende display opspatte. Het display is daarbij licht beschadigd geraakt. Hoewel uit de beelden niet blijkt dat [verzoeker01] opzettelijk eigendommen van [verweerster01] kapot of vies wilde maken, heeft [verzoeker01] wel een risico genomen dat viezigheid en mogelijke schade zou kunnen ontstaan. De kantonrechter acht dit gedrag dan ook laakbaar. Dit enkele feit rechtvaardigt gegeven de omstandigheden echter nog geen ontslag op staande voet. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat [verzoeker01] ter zitting zijn excuses heeft aangeboden en de container direct na het incident heeft schoongemaakt. De kantonrechter vindt verder van belang dat degene die op dat moment de leiding had, [naam03] , het gedrag van [verzoeker01] gade sloeg en er bij stond te lachen. Dit gaf [verzoeker01] kennelijk het idee dat zijn gedragingen grappig waren. Mede gelet op zijn leeftijd van 18 jaar oud zag hij de ernst van zijn gedragingen daarom blijkbaar niet in. Ook weegt de kantonrechter mee dat [verzoeker01] niet gehoord is alvorens hij werd ontslagen. Dit was beter geweest en had wellicht de lucht kunnen klaren. De kantonrechter concludeert om die reden dat een dringende reden voor onverwijlde opzegging in dit geval ontbreekt, en dat een minder verstrekkende maatregel, zoals een dringende waarschuwing met daaraan verbonden consequenties, hier had volstaan. De door [verweerster01] aangehaalde jurisprudentie over moedwillige vernieling, fraude en diefstal mist hier toepassing, omdat van dergelijk gedrag geen sprake is.
conclusie
4.5.
[verweerster01] heeft de arbeidsovereenkomst van [verzoeker01] opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. De gevraagde verklaring voor recht wordt toegewezen. [verzoeker01] berust in het ontslag. Daarom dient beoordeeld te worden in hoeverre [verzoeker01] aanspraak heeft op de door hem verzochte vergoedingen.
transitievergoeding
4.6.
Gelet op de hierboven genoemde omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat de ontstane situatie aan [verzoeker01] is te wijten. Zijn gedragingen zijn echter niet van zodanige ernstige aard dat sprake is van ernstige verwijtbaarheid van [verzoeker01] . Nu er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker01] , heeft [verzoeker01] op grond van artikel 7:673 lid 1 sub a BW recht op een transitievergoeding.
4.7.
[verzoeker01] maakt aanspraak op een transitievergoeding van € 34,91 bruto. Dit bedrag is door [verweerster01] niet betwist en zal worden toegewezen. De wettelijke rente over de transitievergoeding is op grond van artikel 7:686a lid 1 BW toewijsbaar vanaf een maand na de opzegging van de arbeidsovereenkomst, zijnde 3 oktober 2022.
vergoeding onregelmatige opzegging
4.8.
In artikel 7:672 lid 11 BW is bepaald dat de partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd is gelijk aan het bedrag van het in geld vastgesteld loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren.
4.9.
Nu [verweerster01] de arbeidsovereenkomst per direct heeft opgezegd (per 3 september 2022) staat vast dat er sprake is van een onregelmatige opzegging. Volgens de arbeidsovereenkomst is de opzegtermijn 1 maand en dient opzegging plaats te vinden tegen het einde van de loonbetalingsperiode. Bij een regelmatige opzegging zou de arbeidsovereenkomst op 9 oktober 2022 zijn geëindigd.
4.10.
[verweerster01] voert aan dat de arbeidsovereenkomst door ontslagname van [verzoeker01] eerder is geëindigd, namelijk per 17 september 2022. [verzoeker01] betwist dat hij ontslag heeft genomen en dit blijkt verder nergens uit. De kantonrechter gaat daarom uit van een einddatum van 9 oktober 2022.
4.11.
[verzoeker01] stelt dat het loon over de periode van 3 september 2022 tot en met 9 oktober 2022 € 189,16 bruto bedraagt. Dit bedrag is door [verweerster01] niet betwist en wordt toegewezen. De wettelijke rente daarover wordt eveneens toegewezen, omdat [verweerster01] te laat is met betaling. De wettelijke rente over de vergoeding wegens de onregelmatige opzegging is toewijsbaar vanaf de datum van de opzegging, zijnde 3 september 2022.
billijke vergoeding
4.12.
In het kader van de verzochte billijke vergoeding ex artikel 7:681 lid 1 BW wordt overwogen dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen zou eindigen op 21 oktober 2022. Gezien het gebeurde is niet aannemelijk dat [verweerster01] de arbeidsovereenkomst met [verzoeker01] zou hebben verlengd. De inkomensschade die [verzoeker01] lijdt is dan ook verwaarloosbaar. De kantonrechter heeft hiervoor vastgesteld dat [verzoeker01] laakbaar heeft gehandeld door het hardhandig gooien van afgeboekte zuilvelproducten in de container, waarbij schade is ontstaan. Het is begrijpelijk dat [verweerster01] hier niet van gediend was en haar reactie is dan ook tot op zekere hoogte invoelbaar. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding om aan [verzoeker01] een billijke vergoeding toe te kennen. De door [verzoeker01] verzochte billijke vergoeding zal dan ook worden afgewezen.
achterstallig salaris
4.13.
[verzoeker01] stelt nog recht te hebben op achterstallig salaris van € 416,18 netto. Dit is door [verweerster01] niet betwist. [verweerster01] beroept zich op verrekening met de door haar geleden schade. [verweerster01] voert het volgende aan. [verzoeker01] heeft een pak kwark zo hard tegen de container aan gegooid dat de zuivel tegen de buitenzijde van de container en een zich achter de container bevindend display spatte. Het display vertoonde een lichte beschadiging. [verweerster01] heeft een extern bedrijf ingeschakeld om de vervuiling aan de container schoon te maken en het display te repareren. De gemaakte kosten bedroegen € 350,90.
4.14.
Op grond van artikel 7:661 BW is een werknemer die bij de uitvoering van de overeenkomst schade toebrengt aan de werkgever of aan een derde jegens wie de werkgever tot vergoeding van die schade is gehouden niet jegens de werkgever aansprakelijk, tenzij de schade een gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
4.15.
Vast staat dat [verweerster01] schade heeft geleden. De kantonrechter oordeelt dat [verzoeker01] aansprakelijk is voor die schade, omdat er sprake is van bewuste roekeloosheid. [verzoeker01] heeft met het hardhandig gooien van het pak kwark in de container bewust een risico genomen dat er schade zou kunnen ontstaan. [verweerster01] heeft een extern bedrijf ingeschakeld om de vervuiling aan de container schoon te maken en het display te laten repareren. De gemaakte kosten van € 350,90, zijn door [verzoeker01] niet betwist. [verweerster01] mocht dit bedrag verrekenen. Dit betekent dat er nog een bedrag van € 65,28 netto aan loon openstaat. Dit bedrag zal worden toegewezen. De verzochte wettelijke verhoging (artikel 7:625 BW) over het achterstallige loon alsmede de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) over het achterstallige loon en de wettelijke verhoging komen wegens de te late betaling van het loon op grond van de wet ook voor toewijzing in aanmerking. De kantonrechter stelt de wettelijke verhoging vast op 20%.
specificatie
4.16.
Het verzoek van [verzoeker01] om hem een specificatie te verstrekken van de te verrichten betalingen is door [verweerster01] niet weersproken en op grond van de wet toewijsbaar. De verzochte dwangsom zal eveneens worden toegewezen, zij het dat deze wordt gesteld op een bedrag van € 50,- per dag, met een maximum van € 500,-.
proceskosten
4.17.
Partijen krijgen over en weer (on)gelijk. De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
uitvoerbaar bij voorraad
4.18.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [verweerster01] tot betaling aan [verzoeker01] van de transitievergoeding ad € 34,91 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 3 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [verweerster01] tot betaling aan [verzoeker01] van de gefixeerde schadevergoeding ad € 189,16 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 3 september 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [verweerster01] tot betaling aan [verzoeker01] van het achterstallig loon ad € 65,28 netto te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 20% daarover, en het aldus verhoogde bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de data van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [verweerster01] om binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking aan [verzoeker01] deugdelijke bruto/netto specificaties te verstrekken van de onder 5.1 tot en met 5.3. genoemde betalingen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,- voor elke dag dat [verweerster01] , vanaf veertien dagen na betekening van deze beschikking, in gebreke zal blijven aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 500,-;
5.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
47636