ECLI:NL:RBROT:2023:6527

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
23 juli 2023
Zaaknummer
C/10/659006 / KG ZA 23-478
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie, medische ingrepen en omgangsregeling in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2023, is een kort geding aan de orde waarin de moeder vervangende toestemming vraagt voor verschillende zaken met betrekking tot haar minderjarige kinderen, [minderjarige01] en [minderjarige02]. De moeder wil toestemming om met de kinderen op vakantie naar Spanje te gaan van 10 juli 2023 tot en met 3 augustus 2023, alsook voor het aanmelden van de kinderen bij een jeugdpsycholoog en voor medische ingrepen, waaronder een HPV-vaccinatie en het knippen van de amandelen van [minderjarige02]. De vader verzet zich tegen deze verzoeken en vraagt om nakoming van de bestaande zorgregeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 juni 2023 is gebleken dat de vader geen bezwaar heeft tegen de vakantie van de moeder met de kinderen, wat door de voorzieningenrechter is toegewezen. De voorzieningenrechter heeft ook de vordering van de moeder tot vervangende toestemming voor de psychologische behandeling toegewezen, maar niet specifiek voor de door de moeder voorgestelde psycholoog, om de vader de kans te geven een psycholoog te kiezen waarin hij vertrouwen heeft. De vordering tot schorsing van de zorg- en contactregeling is toegewezen, omdat de voorzieningenrechter voldoende zorgen over de veiligheid van de kinderen bij de vader heeft vastgesteld. De zorgregeling wordt geschorst tot 14 dagen na de definitieve rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming, waarbij omgang alleen onder begeleiding kan plaatsvinden. De proceskosten worden gecompenseerd, en de beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
zaaknummer / rolnummer: C/10/659006 / KG ZA 23-478
Vonnis in kort geding van 11 juli 2023
in de zaak van
[eiseres01],
woonplaats: [woonplaats01],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. K. el Joghrafi,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.A.J. Beers.
Partijen worden hierna de moeder en de vader genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 juni 2023, met bijlagen;
  • de aanvullende bijlagen van de moeder;
  • de conclusie van antwoord inclusief eis in reconventie, met bijlagen;
  • de aanvullende bijlage van de vader.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 26 juni 2023. Daarbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw [naam01] van de Raad voor de Kinderbescherming.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarigen [minderjarige01] (geboren op [geboortedatum01] 2012 in [geboorteplaats01] ) en [minderjarige02] (geboren op [geboortedatum02] 2016 in [geboorteplaats02] ).
2.2.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend. De hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] en [minderjarige02] is bij de moeder en de vader heeft met [minderjarige01] en [minderjarige02] een omgangsregeling.
2.3.
Naar aanleiding van een melding op 30 november 2021 is vanaf februari 2022 Veilig Thuis actief bij het gezin betrokken. De interventie van Veilig Thuis was gericht op het zicht krijgen op de huidige veiligheid van de direct betrokkenen. Veilig Thuis heeft geconstateerd dat er een interactiepatroon is tussen de vader en [minderjarige01] , waarbij [minderjarige02] meerdere malen getuigen is geweest van onderlinge ruzies en Veilig Thuis ziet onveiligheid in de emotionele ontwikkeling van [minderjarige01] en [minderjarige02] . Omdat de vader openstond voor passende hulpverlening zijn beide ouders aangemeld bij een wijkteam. De wijkteams zijn gevraagd om actieve betrokkenheid. In november 2022 is geconstateerd dat de zorgen blijven aanhouden en het hulpverleningstraject dat was ingezet niet van de grond is gekomen.
2.4.
Vanaf december 2022 is Veilig Thuis voor een tweede keer actief betrokken bij het gezin. Het doel van deze interventie was om de huidige veiligheidssituatie beter in kaart te brengen en te inventariseren welke vervolgstappen passend zijn om de zorgen te doen afnemen. Omdat Veilig Thuis en de wijkteams het van belang achten dat er op korte termijn zicht moet komen op de thuissituatie van zowel vader als moeder en hun communicatie is een anonieme melding gedaan bij het Crisis Interventie Team (CIT).
2.5.
Op 11 januari 2023 heeft Veilig Thuis anoniem gebeld met het CIT. Het CIT adviseert tijdens dit gesprek om stellig te bespreken dat er geen omgang kan plaatsvinden tussen de vader en de kinderen zolang er geen zicht is op de thuissituatie bij de vader. Veilig Thuis heeft aangegeven dat zij dit advies niet kan geven vanwege de wettelijke omgangsregeling. Het CIT vindt het verder belangrijk dat er zicht komt op de situatie en dat het wijkteam dit verder kan oppakken en ziet een meerwaarde in een melding bij het Jeugdbeschermingsplein (JBP); het voeren van kindgesprekken en ook het verzoeken om een raadsonderzoek zou passend zijn.
2.6.
Op 23 maart 2023 is tijdens een overleg tussen Veilig Thuis en de wijkteams geconcludeerd dat de zorgen niet af nemen. Tijdens het laatste omgangsweekend heeft er tussen de vader en [minderjarige01] een escalatie plaatsgevonden.
2.7.
Vanaf 26 maart 2023 heeft er geen omgang tussen de vader en [minderjarige01] en [minderjarige02] plaatsgevonden.
2.8.
Veilig Thuis heeft op 17 april 2023 bij het JBP een melding gedaan. Deze melding is op 23 mei 2023 met de ouders besproken. Vervolgens is besloten een verzoek voor een raadsonderzoek in te dienen.

3..Het geschil in conventie

3.1.
De moeder vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om:
- aan haar, ter vervanging van de toestemming van de vader, toestemming te verlenen:
o om met [minderjarige01] en [minderjarige02] van 10 juli 2023 tot en met 3 augustus 2023 naar Spanje op vakantie te gaan;
o voor het aanmelden van [minderjarige01] en [minderjarige02] als ook het door hen ontvangen van behandeling door [naam02] (senior kinder- en jeugdpsycholoog);
o voor het laten uitvoeren van een HPV-vaccinatie voor [minderjarige01] op
19 september 2023;
o voor alle handelingen die nodig zijn voor de medische ingreep voor [minderjarige02] , waarbij haar amandelen geknipt zullen worden;
  • de zorgregeling voorlopig te schorsen in afwachting van de uitkomst van het raadsrapport en/of advies van de Raad voor de Kinderbescherming gedurende het raadsonderzoek;
  • de vader te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De vader voert verweer dat strekt tot niet-ontvankelijk verklaren van de moeder in haar vorderingen dan wel de vorderingen af te wijzen, met veroordeling van de moeder in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
De vader vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om de moeder te veroordelen om haar medewerking te verlenen en uitvoering te geven aan de zorgregeling zoals deze is opgenomen in de beschikking van 4 april 20217. Dit op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat de moeder hiermee in gebreke blijft, met veroordeling van de moeder in de proceskosten.
4.2.
De moeder voert verweer dat strekt tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de vader in de proceskosten.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang nader ingegaan.

5..De beoordeling

5.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke beoordeling.
5.2.
Uit de aard van het gevorderde volgt een voldoende spoedeisend belang.
vervangende toestemming zomervakantie
5.3.
De moeder vordert om aan haar vervangende toestemming te verlenen zodat zij vanaf 10 juli 2023 tot en met 3 augustus 2023 met [minderjarige01] en [minderjarige02] naar Spanje op vakantie kan.
5.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft vader aangegeven dat hij geen bezwaar heeft als de moeder met [minderjarige01] en [minderjarige02] in de genoemde periode naar Spanje op vakantie gaat. De voorzieningenrechter wijst dit gedeelte van de vordering dan ook toe.
vervangende toestemming aanmelden en ontvangen behandeling
5.5.
De moeder vordert aan haar vervangende toestemming te verlenen voor het aanmelden en behandelen van [minderjarige01] en [minderjarige02] bij en door jeugdpsycholoog [naam02] Omdat partijen gezamenlijk belast zijn met het gezag is voor behandeling bij een psycholoog in beginsel toestemming van beide partijen nodig. Nu partijen het hierover niet eens kunnen worden, kan de voorzieningenrechter op grond van artikel 1:253a BW een beslissing nemen.
5.6.
De moeder heeft ter onderbouwing van haar vordering aangevoerd dat zij zich zorgen maakt over het welbevinden van [minderjarige01] en [minderjarige02] . Ook andere (organisaties) maken zich zorgen over [minderjarige01] en [minderjarige02] . Volgens de moeder is het in het belang van [minderjarige01] en [minderjarige02] om op korte termijn psychologische ondersteuning te krijgen en dat de door haar naar voren gebrachte psycholoog geen wachtlijst heeft. Tot op heden heeft de vader zijn toestemming niet verleend/ingetrokken omdat hij van mening is dat de door de moeder voorgestelde psycholoog niet onafhankelijk is en dat [minderjarige02] wat hem betreft geen hulpverlening nodig heeft.
5.7.
De voorzieningenrechter zal alles afwegende de vordering van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming voor behandeling van [minderjarige01] en [minderjarige02] bij een psycholoog toewijzen, doch daarbij tevens bepalen dat dit vooralsnog niet [naam02] moet zijn. Zij acht de toewijzing van de vordering tot behandeling door een jeugdpsycholoog in het belang van [minderjarige01] en [minderjarige02] . De moeder heeft met de door haar ingebrachte stukken voldoende aannemelijk gemaakt dat er zorgen zijn over het welbevinden van [minderjarige01] en [minderjarige02] en dat hiervoor op korte termijn hulp dient te worden ingeschakeld om verdere belemmeringen in hun ontwikkeling te voorkomen. De door en namens de vader daartegen aangevoerde argumenten brengen de voorzieningenrechter niet tot een ander oordeel. Juist door middel van een behandeltraject bij een psycholoog zal er meer duidelijkheid gaan komen over de problematiek die er speelt alsook de oorzaak daarvan, waarop in de behandeling verder ingezet kan worden. Op het punt dat de vader stelt dat hij onvoldoende vertrouwen heeft in de nu al betrokken psycholoog kan de voorzieningenrechter hem (gelet op de afgelopen periode) wél volgen. Om die reden zal zij de vordering van moeder dat de behandeling moet plaatsvinden door [naam02] niet onverkort toewijzen. Hoewel de voorzieningenrechter erkent dat de kinderen bij haar al bekend zijn en ook snel terecht zullen kunnen, is het voor de vader van belang (ook naar de kinderen toe) dat hij voldoende vertrouwen in de psycholoog heeft. De voorzieningenrechter geeft de vader daarom in overweging - in het belang van de kinderen - een gesprek te hebben met [naam02] om de mogelijkheid te verkennen de kinderen daar - ook met zijn instemming - te laten behandelen. Mocht hij dat niet willen of na het gesprek nog steeds onvoldoende vertrouwen ervaren, dienen hij en de moeder voor 1 september 2023 een alternatief overeen te komen. Mocht dit onverhoopt niet lukken dan weegt het belang van [minderjarige01] en [minderjarige02] om snel terecht te kunnen zwaarder dan het gevoel van de vader dat deze psycholoog niet onafhankelijk zou zijn en mogen de kinderen door haar worden behandeld.
vervangende toestemming 2e HPV-vaccinatie voor [minderjarige01]
5.8.
De moeder vordert aan haar vervangende toestemming te verlenen voor het laten vaccineren van [minderjarige01] met het tweede HPV-vaccin, en te bepalen dat deze vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de vader.
5.9.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader aangegeven dat hij geen bezwaar meer heeft dat [minderjarige01] het HPV-vaccin krijgt. Zijn bezwaar ziet op [minderjarige02] . Voordat [minderjarige02] gevaccineerd wordt met het HPV-vaccin wil de vader eerst uitgezocht hebben of [minderjarige02] drager is van een bepaald gen en of het vaccin daarop negatieve invloed heeft of kan hebben. Omdat de vader geen bezwaar heeft tegen het vaccineren van [minderjarige01] met het HPV-vaccin en dat de vordering is die in deze procedure voor ligt, wordt dit gedeelte van de vordering, nu het belang van [minderjarige01] zich er ook niet tegen verzet, toegewezen.
vervangende toestemming medische ingreep (amandelen) voor [minderjarige02]
5.10.
De moeder vordert aan haar vervangende toestemming te verlenen voor het laten verwijderen van de keelamandelen van [minderjarige02] , en te bepalen dat deze vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de vader.
5.11.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen aangegeven over deze vordering overeenstemming te hebben bereikt. De voorzieningenrechter zal de tussen partijen bereikte overeenstemming opnemen in het vonnis, nu niet is gebleken dat het belang van [minderjarige02] zich hiertegen verzet.
zorg- en contactregeling
5.12.
De moeder vordert de zorg- en contactregeling voorlopig te schorsen. Daartegenover staat de vordering van de vader tot nakoming van de vastgestelde zorg- en contactregeling.
5.13.
Uitgangspunt in dit kort geding is dat de in de beschikking van 4 april 2017 vastgestelde zorg- en contactregeling moet worden nagekomen. Van die regel kan slechts worden afgeweken indien er sprake is van dusdanig ernstige of bijzondere omstandigheden dat nakoming niet meer in het belang van [minderjarige01] en [minderjarige02] wordt geacht. Deze bijzondere omstandigheden kunnen zich met name voordoen wanneer sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat zich één van de gronden als bedoeld in artikel 1:377a lid 3 BW voordoet of wanneer om een andere reden nakoming niet langer in het belang van [minderjarige01] en [minderjarige02] wordt geacht. Het eenzijdig beëindigen van de omgang door de moeder is een vorm van eigenrichting en is in beginsel niet toegestaan. De vraag is of daarvoor in dit geval een gegronde reden bestaat. Bij beantwoording van die vraag dient het belang van [minderjarige01] en [minderjarige02] voorop te staan.
5.14.
De moeder stelt dat zij haar medewerking aan de omgang tussen de vader en [minderjarige01] en [minderjarige02] heeft stopgezet omdat de veiligheid van [minderjarige01] en [minderjarige02] bij de vader niet langer is gewaarborgd. Zij baseert zich daarbij op het incident dat eind maart 2023 heeft plaatsgevonden, de melding van Veilig Thuis en de brief van [minderjarige01] zelf. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaan in dit geval voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat het niet langer in het belang van [minderjarige01] en [minderjarige02] is dat onverkort uitvoering wordt gegeven aan de tussen partijen geldende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Uit de door moeder als bijlage 3 overgelegde melding van Veilig Thuis volgt dat Veilig Thuis de zorgen van de moeder over de veiligheid van [minderjarige01] en [minderjarige02] bij de vader deelt. In de melding is te lezen dat er door derden geen zicht is gekregen op de veiligheid voor [minderjarige01] en [minderjarige02] , omdat de vader naar onderzoek daaraan tot nu toe niet wenst mee te werken.
5.15.
Gezien het voorgaande acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat uitvoering van de zorg- en contactregeling op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van [minderjarige01] en [minderjarige02] . De vader heeft weliswaar betwist dat de veiligheid van [minderjarige01] en [minderjarige02] bij hem niet is gewaarborgd, maar op basis van de overgelegde stukken bestaan voldoende objectieve aanknopingspunten om aan te nemen dat er serieuze zorgen bestaan bij de betrokken zorginstanties over de veiligheid van [minderjarige01] en [minderjarige02] bij de vader, zodat eerst een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming moet worden ingesteld naar de vraag of de veiligheid van [minderjarige01] en [minderjarige02] bij de vader voldoende is gewaarborgd. De voorzieningenrechter weegt daarbij mee dat de moeder niet zonder meer is overgegaan tot het stopzetten van de omgangsregeling.
5.16.
Het voorgaande betekent dat de vordering in conventie tot schorsing van de zorg- en contactregeling wordt toegewezen zoals hierna is vermeld en de vordering in reconventie tot nakoming van de zorg- en contactregeling wordt afgewezen. De voorzieningenrechter schorst de zorg- en contactregeling tot 14 dagen nadat de Raad voor de Kinderbescherming haar definitieve rapportage heeft uitgebracht, waarbij contact tussen de vader en [minderjarige01] en [minderjarige02] enkel kan plaatsvinden onder begeleiding van een deskundige derde.
proceskosten
5.17.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel in familiezaken dat de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt
uitvoerbaarheid bij voorraad
5.18.
De voorzieningenrechter verklaart de beslissing, gelet op de aard van de vordering en in lijn met de vordering, uitvoerbaar bij voorraad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

6..De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie en in reconventie
6.1.
verleent vervangende toestemming aan de moeder om van 10 juli 2023 tot en met 3 augustus 2023 met [minderjarige01] en [minderjarige02] af te reizen naar Spanje en aldaar ook te verblijven;
6.2.
verleent vervangende toestemming voor het aanmelden en de behandeling van de [minderjarige01] en [minderjarige02] , bij een kinder- en jeugdpsycholoog, dan wel een vergelijkbare instelling gericht op jeugdhulpverlening;
6.3.
bepaalt dat de ouders in samenspraak voor 1 september 2023 overeenstemming dienen te krijgen over de persoon van de onder 6.2 bedoelde psycholoog/instantie; in het geval hen dit niet lukt, geldt dat de reeds betrokken [naam02] (senior kinder- en jeugdpsycholoog) mag worden ingeschakeld;
6.4.
verleent vervangende toestemming voor het vaccineren van [minderjarige01] met het tweede HPV-vaccin;
6.5.
verleent vervangende toestemming voor alle handelingen die nodig zijn voor de medische ingreep voor [minderjarige02] , waarbij haar amandelen geknipt zullen worden;
6.6.
schorst de tenuitvoerlegging van de verdeling van de zorg- en contactregeling zoals vastgesteld in de beschikking van 4 april 2017 tot 14 dagen nadat de Raad voor de Kinderbescherming haar definitieve rapportage heeft uitgebracht, waarbij omgang slechts kan plaatsvinden onder begeleiding van een deskundige derde, die de regie heeft over de contacten tussen de vader en [minderjarige01] en [minderjarige02] ;
6.7.
compenseert de kosten van deze procedure, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst af het meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2023.
3498/425