ECLI:NL:RBROT:2023:6523

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2023
Publicatiedatum
23 juli 2023
Zaaknummer
C/10/658794 / KG ZA 23-462
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in kort geding inzake omgangsregeling en gezag over kinderen

Op 26 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam in een kort geding uitspraak gedaan in een zaak tussen een moeder en een vader met betrekking tot de omgangsregeling en het gezag over hun twee zonen. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.M.J. Bos, vorderde dat de vader, bijgestaan door mr. J.F. van Duin, hun jongste zoon [kind02] binnen 48 uur aan haar zou afgeven. De vader had eerder een verzoekschrift ingediend om gezamenlijk gezag over [kind02] vast te stellen en om de gewone verblijfplaats van [kind02] te wijzigen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [kind02] sinds eind januari 2023 bij de vader woont, na een omgangsweekend, en dat de moeder pas recentelijk heeft verzocht om [kind02] weer bij haar te laten wonen. De voorzieningenrechter overwoog dat er geen spoedeisend belang was voor de moeder om haar vorderingen in kort geding te laten behandelen, aangezien [kind02] al geruime tijd bij de vader verblijft en de moeder niet overtuigend kon maken waarom [kind02] per direct bij haar zou moeten wonen. De vorderingen van de moeder zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
zaaknummer / rolnummer: C/10/658794 / KG ZA 23-462
Proces-verbaal van de zitting in kort geding van 26 juni 2023
in de zaak van
[eiseres01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
advocaat mr. M.M.J. Bos,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.F. van Duin.
Partijen worden hierna de moeder en de vader genoemd.
Aanwezig is mr. M.C. van der Kolk, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. S.M.C. van Papenrecht, griffier.
Verschenen zijn:
  • de moeder in persoon, bijgestaan door mr. M.M.J. Bos;
  • de vader in persoon, bijgestaan door mr. J.F. van Duin.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij, vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord en de Raad haar advies heeft gegeven, heeft de voorzieningenrechter de zitting korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 29a Rv mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1..De beoordeling

1.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en hebben samen twee zonen: [kind01] , geboren op [geboortedatum01] 2006 in [geboorteplaats01] en [kind02] , geboren op [geboortedatum02] 2007 in [geboorteplaats02] . Moeder heeft eenhoofdig gezag over beide zonen.
1.2.
De hoofdverblijfplaats van [kind02] is bij de moeder. Tussen partijen is een omgangsregeling vastgesteld op grond waarvan [kind02] eens per twee weken van vrijdag na school tot zondagavond 20:00 uur bij de vader verblijft.
1.3.
[kind02] is eind januari 2023, na een omgangsweekend bij de vader, niet teruggekeerd naar de moeder; sindsdien woont [kind02] bij de vader.
1.4.
De vader heeft op 9 mei 2023 bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend met het verzoek tot vaststellen van gezamenlijk gezag over in ieder geval [kind02] en wijziging van de gewone verblijfplaats van [kind02] .
1.5.
De moeder vordert in deze procedure dat de vader binnen 48 uur na betekening van dit vonnis [kind02] aan haar afgeeft. Tussen partijen is dan ook in geschil of de vader [kind02] op dit moment in strijd met de geldende omgangsregeling bij zich mag houden of dat hij gehouden is [kind02] aan de moeder af te geven. De vader betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang dat maakt dat hierover nu moet worden beslist in plaats van de al gestarte bodemprocedure af te wachten.
1.6.
De voorzieningenrechter overweegt dat het uitgangspunt is dat een voorziening in kort geding alleen dan kan worden gegeven als sprake is van een spoedeisende zaak waarin een onmiddellijke voorziening bij voorraad is vereist en van, in dit geval de moeder, niet kan worden gevergd dat zij de al lopende bodemprocedure afwacht. In zo’n geval kunnen in kort geding ordemaatregelen worden getroffen, totdat in de bodemprocedure is beslist.
1.7.
Uit de door partijen overgelegde stukken en hetgeen zij tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht, blijkt dat [kind02] al maanden bij de vader woont en dat de moeder pas sinds kort wil dat [kind02] weer bij haar komt wonen. Als reden dat zij hier niet eerder om heeft verzocht geeft moeder aan dat zij de examens van [kind02] niet wilde verstoren. Zij heeft echter niet duidelijk kunnen maken waarom [kind02] nu en per direct weer bij haar moet komen wonen. Omdat ook niet aannemelijk is geworden waarom [kind02] niet - in afwachting van de bodemprocedure - bij de vader kan wonen, is er daarom geen aanleiding hem nu - op stel en sprong - te verplichten om terug te verhuizen naar de moeder.
1.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de moeder geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. De vorderingen worden afgewezen.
1.9.
Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan, worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

2..De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
wijst de vorderingen af;
2.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit proces-verbaal is op 26 juni 2023 opgemaakt en ondertekend door de voorzieningenrechter.
3498/425