ECLI:NL:RBROT:2023:6522

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
23 juli 2023
Zaaknummer
C/10/658790 / KG ZA 23-459
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over voorlopige omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak, die op 30 juni 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde de moeder een voorlopige omgangsregeling met haar minderjarige kind, [minderjarige01]. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] is bij de vader. De moeder heeft op 22 mei 2023 de woning van de vader verlaten en is bij haar moeder gaan wonen. De vader heeft geweigerd om co-ouderschap toe te staan en heeft de moeder alleen onder toezicht omgang met [minderjarige01] toegestaan. De moeder vorderde in kort geding dat de omgang met [minderjarige01] onbegeleid zou plaatsvinden, terwijl de vader verzocht om begeleide omgang vanwege zorgen over de veiligheid van [minderjarige01]. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen valide redenen waren om de omgang te beperken en stelde een voorlopige omgangsregeling vast. De moeder werd ook veroordeeld om zich uit te schrijven van het adres van de vader, maar zonder dwangsom. De proceskosten werden gecompenseerd, en de beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
zaaknummer / rolnummer: C/10/658790 / KG ZA 23-459
Vonnis in kort geding van 30 juni 2023
in de zaak van
[eiseres01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.W. Kuiper,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. N.E. de Vries.
Partijen worden hierna de moeder en de vader genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 juni 2023, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord inclusief eis in reconventie, met bijlagen;
  • de aanvullende bijlagen van de moeder;
  • de spreekaantekeningen van de advocaat van de moeder.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 16 juni 2023. Daarbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam01] van de Raad voor de Kinderbescherming.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige01] (geboren op [geboortedatum01] 2022 in [geboorteplaats01] ).
2.2.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend en de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] is bij de vader.
2.3.
Op 22 mei 2023 heeft de moeder de woning van vader verlaten en is zij ingetrokken bij haar moeder in [plaats01] .
2.4.
Op 24 mei 2023 heeft de advocaat van moeder aan vader co-ouderschap voorgesteld en verzocht om toestemming te verlenen voor het wijzigen van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] naar [plaats01] . De advocaat van vader heeft op 25 mei 2023 laten weten dat vader niet akkoord is met het voorstel en op 26 mei 2023 heeft vader aan moeder laten weten dat moeder alleen nog onder toezicht in de woning van vader omgang mag hebben met [minderjarige01] .

3..Het geschil in conventie

3.1.
De moeder vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om een voorlopige omgangsregeling vast te stellen tussen haar en [minderjarige01] , inhoudende dat [minderjarige01] de ene week op zaterdag tussen 11:00 uur en 13:00 door de vader naar moeder wordt gebracht en de moeder hem de week erop op zaterdag tussen 11:00 en 13:00 terugbrengt naar vader. Dit op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat vader hiermee in gebreke blijft met een maximumbedrag van € 10.000,00, met veroordeling van de vader in de proceskosten.
3.2.
Vader voert verweer dat strekt tot niet-ontvankelijk verklaren van de moeder in haar vorderingen dan wel haar deze te ontzeggen, met veroordeling van de moeder in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
De vader vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om:
  • te bepalen dat de omgang tussen de moeder en [minderjarige01] voorlopig door de vader moet worden begeleid, waarbij partijen deze omgangsmomenten in onderling overleg inplannen, althans een zorgregeling vast stellen die de voorzieningenrechter in goede justitie juist acht;
  • de moeder te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis zich uit te schrijven van het adres van de vader, dit op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat moeder hiermee in gebreke blijft;
  • de moeder te verbieden om [minderjarige01] uit te schrijven van het adres van de vader, dit op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat moeder hiermee in gebreke blijft;
  • moeder te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
Moeder voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang nader ingegaan.

5..De beoordeling

5.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke beoordeling.
5.2.
Uit de aard van het gevorderde volgt een voldoende spoedeisend belang. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat de moeder sinds het verbreken van de samenleving van partijen op 22 mei 2023, geen onbegeleide omgang meer heeft gehad met [minderjarige01] . Dit gegeven is al voldoende om een spoedeisend belang aan te nemen. Hieraan doet de stelling van de vader dat hij de moeder (wel) de mogelijkheid heeft geboden om onder zijn begeleiding omgang te hebben met [minderjarige01] , niet af. Indien en voor zover de vader namelijk gevolgd zou worden in zijn stelling, dan zou dit betekenen dat de moeder nu genoegen zou moeten nemen met een mindere voorziening dan voorheen (tijdens de relatie van partijen) wat betreft haar contact met [minderjarige01] . Het staat de moeder dan ook vrij om de gevorderde - kort gezegd - onbegeleide omgang met [minderjarige01] in kort geding voor te leggen aan de voorzieningenrechter.
5.3.
Gelet op het bovenstaande is de moeder ontvankelijk in haar vorderingen en komt de voorzieningenrechter toe aan een inhoudelijke beoordeling daarvan.
(voorlopige) omgangsregeling
5.4.
Als uitgangspunt geldt het volgende. Op grond van artikel 1:247 lid 1 BW hebben de vader en de moeder als de met het gezag over [minderjarige01] belaste ouders, de plicht en het recht om [minderjarige01] te verzorgen en op te voeden. Op grond van lid 3 van dat artikel omvat dit mede de verplichting om de ontwikkeling van de banden van [minderjarige01] met elke ouder, te bevorderen.
5.5.
Gelet op de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling, stelt de voorzieningenrechter vast dat partijen het erover eens zijn dat het in het belang van [minderjarige01] is dat de omgang tussen [minderjarige01] en de moeder (weer) wordt opgestart en naar de toekomst toe wordt gecontinueerd. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of de omgang dan onbegeleid of vooralsnog begeleid moet plaatsvinden.
5.6.
Als uitgangspunt geldt dat een (voorlopige) omgangsregeling via onbegeleid contact tussen de moeder en [minderjarige01] , in beginsel in het belang is van [minderjarige01] . Dit is slechts anders indien sprake is van de door de vader te stellen en, bij betwisting door de moeder, aannemelijk te maken feiten en omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat onbegeleide omgang tussen [minderjarige01] en zijn moeder ernstig nadeel zal opleveren voor zijn geestelijke of lichamelijke ontwikkeling dan wel anderszins in strijd is met zijn zwaarwegende belangen.
5.7.
De vader stelt zich op het standpunt dat de omgang tussen de moeder en [minderjarige01] vooralsnog begeleid moet plaatsvinden omdat hij zorgen heeft over het bovenmatige drankgebruik en de problematiek van de moeder, waardoor de situatie bij haar niet veilig is voor [minderjarige01] . Hetgeen de vader stelt betreffen ernstige aantijgingen aan het adres van de moeder, die een gedegen onderbouwing vereisen, omdat deze onderbouwing immers de conclusie moet kunnen dragen dat het voldoende aannemelijk is dat de situatie bij de moeder niet veilig is voor [minderjarige01] .
5.8.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de moeder alle door de vader geuite aantijgingen integraal en gemotiveerd betwist. In het bijzonder betwist de moeder dat zij een alcoholprobleem heeft. Daarbij legt de moeder ter onderbouwing een alcoholtest over die door een arts is afgenomen. De aantijgingen aan het adres van de moeder zijn door de vader summier onderbouwd. Gelet op de ernst daarvan, de gevolgen die hij daaraan verbonden wil zien en de gemotiveerde betwisting van die beschuldigingen door de moeder had het op zijn weg gelegen, deze meer te onderbouwen.
5.9.
Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat er geen valide reden (contra-indicatie) aannemelijk is geworden op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat [minderjarige01] niet onbegeleid bij de moeder zou kunnen verblijven. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat het de moeder dan ook in beginsel vrij om de omgangsmomenten met [minderjarige01] naar eigen inzicht in te vullen, waarbij zij vanzelfsprekend de belangen van [minderjarige01] voorop dient te stellen.
5.10.
Ervan uitgaande dat de omgang tussen de moeder en [minderjarige01] nu zal worden opgestart en de omgang dan onbegeleid zal plaatsvinden, acht de voorzieningenrechter het gelet op de nog jonge leeftijd van [minderjarige01] en de omstandigheid dat hij zijn moeder al meerdere weken niet of nauwelijks heeft gezien, in het belang van [minderjarige01] dat de omgangsmomenten zullen worden opgebouwd wat betreft duur. De voorzieningenrechter zal daarom, totdat in de bodemprocedure anders zal zijn beslist dan wel partijen in onderling overleg een andere regeling overeenkomen, een (voorlopige) omgangsregeling vaststellen waarbij er sprake is van opbouw van de omgang. Op die manier kunnen de moeder en [minderjarige01] weer rustig aan elkaar wennen. Het is aan partijen om in onderling overleg af te spreken hoe en waar het overdrachtsmoment plaatsvindt. Het is dan tevens aan partijen over en weer om [minderjarige01] het gevoel te geven dat hij het goed en fijn mag hebben bij de andere ouder. Verder gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat partijen zich in het belang van [minderjarige01] maximaal zullen inspannen voor een rustige overdracht.
5.11.
Gelet op het bovenstaande wordt de omgangsregeling als volgt vastgesteld:
- gedurende de komende twee weken:
iedere week op donderdag van 08:30 uur tot 17:30 uur;
- gedurende de daaropvolgende vier weken:
iedere week van donderdag 08:30 uur tot vrijdag 17:30 uur;
- vervolgens:
iedere week van donderdag 08:30 uur tot zaterdag 12:00 uur.
Uitschrijven moeder
5.12.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat zij zich zo snel mogelijk uitschrijft op het adres ( [adres01] , [postcode01] in [plaats02] ) van de vader. Deze vordering wordt daarom toegewezen.
5.13.
De voorzieningenrechter legt voor nakoming van deze veroordeling aan moeder geen dwangsom op. Vanwege de toezegging van de moeder is de prikkel tot nakoming door middel van een dwangsom niet nodig. De voorzieningenrechter wijst dit gedeelte van de vordering van vader dan ook af.
Uitschrijven van[minderjarige01]
5.14.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat zij in afwachting van een nog op te starten bodemprocedure [minderjarige01] niet uitschrijft op het adres ( [adres01] , [postcode01] in [plaats02] ) van de vader. Deze vordering wordt daarom, in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure, toegewezen.
5.15.
De voorzieningenrechter legt voor nakoming van deze veroordeling aan moeder geen dwangsom op. Ook hier is vanwege de toezegging van de moeder de prikkel tot nakoming door middel van een dwangsom niet nodig. De voorzieningenrechter wijst dit gedeelte van de vordering van vader dan ook af.
Proceskosten
5.16.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel in familiezaken dat de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt
Uitvoerbaarheid bij voorraad
5.17.
De voorzieningenrechter verklaart de beslissing, gelet op de aard van de vordering en in lijn met de vordering, uitvoerbaar bij voorraad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

6..De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie en in reconventie
6.1.
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige01] voorlopig, totdat in de tussen partijen nog aanhangig te maken bodemprocedure anders is beslist of door partijen andere afspraken zijn gemaakt, met ingang van heden als volgt bij de moeder zal verblijven:
-
gedurende de komende twee weken:
iedere week op donderdag van 08:30 uur tot 17:30 uur;
-
gedurende de daaropvolgende vier weken:
iedere week van donderdag 08:30 uur tot vrijdag 17:30 uur;
-
vervolgens:
iedere week van donderdag 08:30 uur tot zaterdag 12:00 uur.
6.2.
veroordeelt de moeder om zich binnen 24 uur na betekening van dit vonnis tot de gemeente te wenden en zich in de Basisregistratie Personen te laten uitschrijven op het adres [adres01] , [postcode01] in [plaats02] ;
6.3.
verbiedt de moeder in afwachting van de bodemprocedure of als door partijen andere afspraken zijn gemaakt, [minderjarige01] uit te schrijven op het adres [adres01] , [postcode01] in [plaats02] ;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2023.
3498/425