ECLI:NL:RBROT:2023:6520

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
23 juli 2023
Zaaknummer
C/10/658681 / KG ZA 23-453
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing en wijziging omgangsregeling in kort geding met benoeming bijzondere curator

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 29 juni 2023 een vonnis in kort geding uitgesproken met betrekking tot de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige dochter [minderjarige01]. De ouders van [minderjarige01] zijn verwikkeld in een geschil over de omgangsregeling die eerder was vastgesteld in een beschikking van 4 november 2022. De moeder heeft een verzoek ingediend tot wijziging van deze regeling, terwijl de vader vorderingen heeft ingesteld om de moeder te veroordelen tot nakoming van de omgangsregeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juni 2023 is [minderjarige01] apart gehoord, en zijn beide ouders, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig geweest. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de omgangsregeling niet wordt nagekomen en dat er een spoedeisend belang is om snel duidelijkheid te verschaffen over de omgang tussen de vader en [minderjarige01]. De rechter heeft besloten om de omgangsregeling te schorsen en een voorlopige regeling vast te stellen, waarbij [minderjarige01] vanaf 1 augustus 2023 eenmaal per twee weken omgang heeft met haar vader, zonder overnachting. Tevens is er een bijzondere curator benoemd om de belangen van [minderjarige01] te behartigen, gezien de belangenstrijd tussen de ouders. De moeder is verplicht om haar medewerking te verlenen aan de omgangsregeling, op straffe van een dwangsom. De proceskosten zijn gecompenseerd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
zaaknummer / rolnummer: C/10/658681 / KG ZA 23-453
Vonnis in kort geding van 29 juni 2023
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R.J. Sparreboom,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. C.N.M. Schep.
Partijen worden hierna de vader en de moeder genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 juni 2023, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord inclusief eis in reconventie, met bijlagen;
  • een aanvullende bijlage van de vader;
  • een kopie van het verzoekschrift dat door de moeder op 12 juni 2023 bij de rechtbank Rotterdam is ingediend;
  • de spreekaantekeningen van de advocaat van de vader.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 14 juni 2023. [minderjarige01] , de dochter van partijen, is door de voorzieningenrechter apart gehoord. Verder zijn bij de mondelinge behandeling verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam01] van de Raad voor de Kinderbescherming.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige01] (geboren op [geboortedatum01] 2008 in [geboorteplaats01] ).
2.2.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend en de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] is bij de moeder.
2.3.
In een beschikking van 4 november 2022 is besloten dat tussen de vader en [minderjarige01] eens per veertien dagen van vrijdag 16:30 uur tot zondag 17:00 uur omgang is. Daarnaast is voor de zomervakantie bepaald dat vader in de oneven jaren als eerste mag kiezen welke drie aaneensluitende weken [minderjarige01] bij hem is en in de even jaren heeft moeder de eerste keuze.
2.4.
Moeder heeft, met toestemming van vader, een kindertherapeut voor [minderjarige01] ingeschakeld met als doel [minderjarige01] te begeleiden naar een goed contact met haar vader. Op 24 november 2023 heeft de kindertherapeut per e-mail aan partijen een voorlopig behandelplan voor [minderjarige01] gestuurd. De kindertherapeut heeft voor een goed verloop van de therapie en om het nieuw op te bouwen contact met vader op een veilige manier te laten verlopen, geadviseerd om in de eerste fase van het traject een time out te realiseren voor vader en [minderjarige01] waarbij is benadrukt dat dit een maatregel van tijdelijke aard zal zijn. De omgangsregeling tussen vader en [minderjarige01] is vervolgens tijdelijk stop gezet.
2.5.
Op 12 juni 2023 heeft de moeder een verzoekschrift tot ontzegging althans wijziging van de omgangsregeling bij de rechtbank Rotterdam ingediend.

3..Het geschil in conventie

3.1.
De vader vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om:
  • moeder te veroordelen tot nakoming van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, zoals deze in de beschikking van 4 november 2022 zijn opgenomen, dit op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag voor iedere dag dat moeder de omgangsregeling niet nakomt;
  • aan vader ter vervanging van de toestemming van de moeder, toestemming te verlenen om met [minderjarige01] van 7 juli 2023 tot en met 28 juli 2023 naar Spanje op vakantie te gaan;
  • moeder te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Moeder voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
De moeder vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om de omgangsregeling zoals deze in de beschikking van 4 november 2022 is vastgesteld te schorsen, althans te wijzigen in die zin dat er voorlopig geen omgang tussen de vader en [minderjarige01] zal plaatsvinden, een en ander in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure.
4.2.
Vader voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling

5.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke beoordeling.
Spoedeisend belang
5.2.
Op grond van artikel 254 Rv is de voorzieningenrechter in alle spoedeisende zaken, waarin gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd deze te geven. De vraag of de eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, moet worden beantwoord aan de hand van een afweging van belangen van partijen en de aard van de zaak. Spoedeisend belang heeft de eisende partij in ieder geval, indien van hem of haar niet kan worden gevergd dat hij of zij een bodemprocedure afwacht.
5.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de bij beschikking van 4 november 2022 vastgestelde omgangsregeling niet wordt nagekomen. Nu de omgangsregeling niet wordt nagekomen is het een gegeven dat er voor partijen maar voornamelijk voor [minderjarige01] snel duidelijkheid moet komen over hoe wel of niet invulling aan de omgangsregeling moet worden gegeven, waardoor de vorderingen van partijen op het eerste oog een spoedeisend karakter hebben. Echter de vorderingen zoals deze in deze procedure voor liggen komen eveneens aan de orde in de bodemprocedure, waarvoor op 12 juni 2023 een verzoekschrift is ingediend. Om die reden is de voorzieningenrechter ook terughoudend om nu ad hoc ingrijpende voorlopige voorzieningen te treffen. Omdat niet vast staat wanneer in de bodemprocedure een beschikking volgt en het voorstelbaar is dat dit nog enige tijd kan gaan duren, is de voorzieningenrechter wel van oordeel dat zij in deze procedure in ieder geval alvast, in lijn met de wens van [minderjarige01] , een voorlopige voorziening over de omgang tussen vader en [minderjarige01] moet treffen zodat hieronder daar inhoudelijk op ingegaan wordt.
Omgangsregeling
5.4.
Bij de beoordeling van de vorderingen die betrekking hebben op de omgang, geldt als uitgangspunt dat de door de rechtbank bij beschikking van 4 november 2022 vastgestelde omgangsregeling moet worden nagekomen zolang deze zijn kracht niet heeft verloren, tenzij sprake is van dusdanige ernstige of bijzondere omstandigheden dat niet-nakoming is gerechtvaardigd.
5.5.
Niet in geschil is dat vanaf 24 november 2022, vanwege de ingelaste time out, geen structurele omgang meer heeft plaatsgevonden tussen de vader en [minderjarige01] . Vader heeft in eerste instantie ingestemd met het tijdelijk stopzetten van de omgangsregeling, maar inmiddels zijn we zeven maanden verder en is er geen zicht op hervatting van de omgangsregeling omdat er geen/nauwelijks therapie wordt verleend aan [minderjarige01] . De voorzieningenrechter ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of de omgang tussen de vader en [minderjarige01] weer moet worden hervat, of dat vader het recht op omgang - in ieder geval tijdelijk - moet worden ontzegd.
5.6.
Vooropgesteld moet worden dat [minderjarige01] recht heeft op omgang met de moeder en de vader en dat dit slechts anders kan zijn indien omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van [minderjarige01] , of de omgang anderszins in strijd is met de zwaarwegende belangen van [minderjarige01] . Hoewel de relatie tussen [minderjarige01] en haar vader niet altijd vlekkeloos is geweest valt niet in te zien waarom er tussen hen helemaal geen omgang/contact meer kan plaatsvinden. [minderjarige01] is een puber en het is begrijpelijk dat zij zich tegen dingen afzet maar het is, hoe lastig dit misschien voor moeder ook is, wel in het belang van [minderjarige01] om ook haar vader regelmatig te blijven zien. Of en in hoeverre de zorgen van moeder over de opvoeding van vader gegrond zijn moet in de bodemprocedure verder worden uitgezocht maar kunnen op dit moment niet tot de conclusie leiden dat het in het belang van [minderjarige01] is dat zij helemaal geen contact/omgang met haar vader heeft. Over de invulling van de omgang met haar vader heeft [minderjarige01] aangegeven dat zij graag een aanloop wil hebben naar het moment dat de omgang weer hervat wordt en dat zij niet verplicht wil worden om bij haar vader te blijven slapen. De voorzieningenrechter vindt het belangrijk dat bij de omgang rekening wordt gehouden met de duidelijke wensen van [minderjarige01] maar is ook van oordeel dat omgang zo spoedig mogelijk weer moet worden opgestart omdat hoe langer je wacht hoe hoger de drempel voor [minderjarige01] gaat worden. Om die reden bepaalt de voorzieningenrechter dat vanaf 1 augustus 2023 [minderjarige01] één dag per twee weken, zonder overnachting, omgang moet hebben met haar vader. Welke dag dit in de week is stemt [minderjarige01] een week van te voren zelf met vader af. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de moeder en de vader voor het afstemmen van de momenten in het belang van [minderjarige01] met elkaar moeten communiceren en dat zij hun eigen belangen en emoties - voor dat moment - aan de kant moeten schuiven. Daarbij wordt de ouders uitdrukkelijk meegegeven dat de hierna te benoemen bijzonder curator in deze afstemming een rol kan en misschien ook moet spelen.
5.7.
Met bovenstaande wordt de tenuitvoerlegging van de omgangsregeling, zoals deze bij beschikking van 4 november 2022 is vastgesteld geschorst en wordt in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure de tijdelijke omgangsregeling zoals hierboven omschreven vastgesteld.
5.8.
De vordering van moeder tot ontzegging van de omgang zal gelet op bovenstaand oordeel worden afgewezen.
Dwangsom
5.9.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan de tijdelijke omgangsregeling een dwangsom moet worden verbonden. De voorzieningenrechter stelt de dwangsom op € 100,00 voor iedere dag of ieder dagdeel dat de moeder niet voldoet aan de vast te stellen omgangsregeling, tot een maximum van € 2.000,00 is bereikt.
Vervangende toestemming zomervakantie
5.10.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader dit gedeelte van de vordering ingetrokken. Vader begrijpt dat het van [minderjarige01] te veel vraagt om van geen omgang ineens drie weken mee op vakantie te gaan naar Spanje. Dit gedeelte van de vordering wordt dan ook niet inhoudelijk beoordeeld.
Benoeming bijzonder curator
5.11.
Op grond van artikel 1:250 BW kan de (voorzieningen)rechter een bijzonder curator benoemen om een minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. De (voorzieningen)rechter kan dit doen als - in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding of het vermogen van een minderjarige - de belangen van (één van) de met het gezag belaste ouders in strijd zijn met die van de minderjarige. De (voorzieningen)rechter moet beoordelen of zij die benoeming noodzakelijk acht en daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking nemen. Benoeming van een bijzondere curator kan plaatsvinden op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve.
5.12.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling op grond van artikel 1:250 BW verzocht om een bijzonder curator te benoemen. De voorzieningenrechter overweegt dat haar tijdens het gesprek met [minderjarige01] , op basis van het dossier en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken gebleken is dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:250 BW. De moeder en de vader hebben allebei een advocaat om hun belangen te vertegenwoordigen, maar [minderjarige01] moet zelfstandig opkomen voor haar eigen belangen terwijl zij klem zit tussen haar ouders die lijnrecht tegenover elkaar staan.
5.13.
De moeder en de vader staan achter het benoemen van een bijzondere curator.
5.14.
Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om ambtshalve een bijzondere curator voor [minderjarige01] te benoemen. De bijzondere curator zal met [minderjarige01] gaan praten en onderzoeken wat [minderjarige01] qua omgangsregeling wil. Vervolgens kan de bijzonder curator in de bodemprocedure naar voren brengen welke regeling het meest in het belang van [minderjarige01] is. Het staat de bijzondere curator vrij om te proberen om tot een door alle betrokkenen gedragen oplossing te komen. Als het niet lukt om tot een oplossing te komen, is het aan de bijzonder curator om tijdens de behandeling van de al lopende bodemzaak naar voren te brengen wat [minderjarige01] qua omgangsregeling wil.
Proceskosten
5.15.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel in familiezaken dat de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt
Uitvoerbaarheid bij voorraad
5.16.
De voorzieningenrechter verklaart de beslissing, gelet op de aard van de vordering en in lijn met de vordering, uitvoerbaar bij voorraad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

6..De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie en in reconventie
6.1.
schorst de tenuitvoerlegging van de beschikking van deze rechtbank van 4 november 2022 ten aanzien van de omgangsregeling;
6.2.
bepaalt dat de omgangsregeling, totdat nader is beslist, als volgt zal zijn:
[minderjarige01] heeft omgang met de vader eenmaal per twee weken een dag, zonder overnachting, tijdstip en duur nader in overleg door [minderjarige01] en vader bepaalt;
6.3.
gebiedt de moeder haar medewerking te verlenen onder aan de onder 6.2 vastgestelde omgangsregeling op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag of ieder dagdeel dat zij daaraan niet voldoet, tot een maximum van € 2.000,00 is bereikt;
6.4.
benoemt tot bijzondere curator over [minderjarige01] :
[naam02] , kantoorhoudende aan [adres01], [postcode01] [plaats01] ;
bepaalt dat de bijzonder curator over het standpunt van [minderjarige01] omtrent de omgangsregeling schriftelijk verslag dient te doen aan de rechtbank, in de lopende bodemprocedure, en aan de vader en de moeder;
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2023.
3498/425