ECLI:NL:RBROT:2023:6519

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
23 juli 2023
Zaaknummer
C/10/658692 / KG ZA 23-455
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vervangende toestemming voor vakantie met minderjarige in het belang van omgangsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder en een vader over de vervangende toestemming voor een vakantie naar Turkije met hun minderjarige kind, geboren in 2016. De moeder vorderde toestemming om met het kind van 15 juli 2023 tot en met 26 augustus 2023 op vakantie te gaan, terwijl de vader zich verzet tegen deze vordering. De vader is van mening dat de moeder met het kind in Nederland op vakantie kan gaan en dat de gevraagde periode van zes weken te lang is. Hij wijst erop dat er nog geen stappen zijn gezet richting een onbegeleide zorgregeling, zoals eerder door de rechtbank is bepaald.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de moeder ontvankelijk is in haar vordering, maar dat de argumenten van de vader om geen toestemming te geven gegrond zijn. De rechter benadrukt het belang van de omgangsregeling tussen de vader en het kind, die nog niet is opgestart. De voorzieningenrechter concludeert dat het in het belang van het kind is om de zorgregeling met de vader niet verder te vertragen door een lange vakantie naar het buitenland. Daarom wordt de vordering van de moeder afgewezen en krijgt zij geen vervangende toestemming voor de vakantie.

De rechter heeft bepaald dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt en dat de beslissing uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
zaaknummer / rolnummer: C/10/658692 / KG ZA 23-455
Vonnis in kort geding van 28 juni 2023
in de zaak van
[moeder01],
woonplaats: op een geheim adres,
eiseres,
advocaat mr. P.G.M. Lodder,
tegen
[vader01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.M. Berkhout.
Partijen worden hierna de moeder en de vader genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 juni 2023, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van de advocaat van de vader.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 14 juni 2023. Daarbij is de moeder verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Ook de vader is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige01] (geboren op [geboortedatum01] 2016 in [geboorteplaats01] ).
2.2.
Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend en de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige01] is bij de moeder.
2.3.
Op 11 november 2020 is de moeder samen met [voornaam minderjarige01] uit de echtelijke woning vertrokken. Sindsdien verblijven zij op een voor de vader geheim adres.
2.4.
In een beschikking van 24 november 2021 is besloten dat tussen de vader en [voornaam minderjarige01] contactherstel moet plaatsvinden door middel van een BOR-traject. Vervolgens is in een beschikking van 16 maart 2023 besloten dat door middel van een tweede BOR-traject binnen acht maanden moet worden toegewerkt naar een onbegeleide zorgregeling tussen de vader en [voornaam minderjarige01] van om de week een weekend van vrijdagavond tot zondagmiddag en de helft van de vakantieperiodes. Het tweede BOR-traject is nog niet opgestart.

3.Het geschil

3.1.
De moeder vordert dat aan haar vervangende toestemming wordt verleend voor een vakantie met [voornaam minderjarige01] naar Turkije in de periode van 15 juli 2023 tot en met 26 augustus 2023 en dat deze toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de vader, met veroordeling van de vader in de proceskosten.
3.2.
De vader voert verweer dat strekt tot afwijzing van de vordering. De vader gunt [voornaam minderjarige01] een vakantie, maar is van mening dat de moeder met [minderjarige01] in Nederland op vakantie kan gaan. Zodra de moeder met [voornaam minderjarige01] de grens over is, is iedere garantie dat [voornaam minderjarige01] nog terugkomt discutabel. Daarnaast is de gevraagde periode van zes weken te lang. In de beschikking van 16 maart 2023 is opgenomen dat er binnen een periode van acht maanden moet worden toegewerkt naar een onbegeleide zorgregeling tussen vader en [voornaam minderjarige01] . Deze periode duurt tot november aanstaande en vooralsnog is er niets gedaan. Van vader en [voornaam minderjarige01] kan niet verwacht worden dat het opstarten van een normale zorgregeling door deze vakantie naar Turkije nog verdere vertraging oploopt.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of het de moeder moet worden toegestaan om met [voornaam minderjarige01] van 15 juli 2023 tot en met 26 augustus 2023 naar Turkije te gaan.
4.2.
Gelet op de periode waarop de moeder met [voornaam minderjarige01] naar Turkije wil afreizen, staat de spoedeisendheid van de vordering vast. De moeder is daarom ontvankelijk in haar vordering.
4.3.
Als uitgangspunt geldt dat het geschil dat in deze procedure aan de voorzieningenrechter wordt voorgelegd betrekking heeft op de uitoefening van het ouderlijk gezag, omdat de ouders van [voornaam minderjarige01] samen het gezag over hem uitoefenen en zij het niet eens zijn over de geplande vakantie naar Turkije. Een dergelijk geschil valt onder de reikwijdte van artikel 1:253a BW. Dit artikel regelt dat als ouders samen het gezag uitoefenen maar het over de uitoefening daarvan niet eens worden, de (voorzieningen)rechter een beslissing neemt. De voorzieningenrechter zal bij de toepassing van dit artikel beslissen wat zij in het belang van [voornaam minderjarige01] wenselijk vindt.
4.4.
Het is in het algemeen belang van [voornaam minderjarige01] om met zijn ouders op vakantie te kunnen gaan. Daar kunnen echter wel uitzonderingen op bestaan, bijvoorbeeld in het geval dat de ouder die met [voornaam minderjarige01] op vakantie wil niet in staat is om goed voor [voornaam minderjarige01] te zorgen, als er gegronde vrees bestaat voor ontvoering van [voornaam minderjarige01] door die ouder of als een vakantie in strijd is met de tussen partijen gemaakte afspraken over de zorg- en contactregeling.
4.5.
Op grond van alle overgelegde stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is verteld, komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de argumenten van de vader om geen toestemming te geven voor de vakantie naar Turkije van [voornaam minderjarige01] met de moeder gegrond zijn. De voorzieningenrechter begrijpt dat de moeder er behoefte aan heeft om samen met [voornaam minderjarige01] naar familie in Turkije op vakantie te gaan. Het voert echter te ver om te concluderen dat dit familiebezoek voor de duur van zes weken op korte termijn noodzakelijk is en dan geldt als uitgangspunt dat een door de rechtbank genomen beslissing moet worden nagekomen. In de beschikking van 16 maart 2023 is terug te lezen dat vanaf dat moment gedurende acht maanden moet worden toegewerkt naar een onbegeleide zorgregeling tussen [voornaam minderjarige01] en de vader. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het opstarten van de zorgregeling tussen [voornaam minderjarige01] en de vader nog steeds niet van de grond is gekomen. Gezien de al lange tijd dat er nu geen contact is tussen [voornaam minderjarige01] en de vader is het belangrijk dat dit snel gebeurt. Een langdurige vakantie naar het buitenland staat daaraan in de weg. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het de komende periode belangrijker is om te werken aan de (onbegeleide) zorgregeling tussen [voornaam minderjarige01] en de vader in plaats van dat de moeder met [voornaam minderjarige01] voor de duur van zes weken op vakantie gaat naar Turkije. Dit betekent dat de vordering van de moeder wordt afgewezen en de moeder dus geen vervangende toestemming krijgt voor haar vakantie met [voornaam minderjarige01] naar Turkije.
4.6.
Gelet op de aard van de procedure en omdat partijen ex-partners van elkaar zijn, bepaalt de voorzieningenrechter dat elk van de partijen de eigen proceskosten betaalt.
4.7.
De voorzieningenrechter verklaart de beslissing, gelet op de aard van de vordering en in lijn met de vordering, uitvoerbaar bij voorraad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2023.
3498/425