ECLI:NL:RBROT:2023:6518

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
23 juli 2023
Zaaknummer
C/10/658545 / KG ZA 23-445
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot nakoming van een omgangsregeling in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert de moeder in kort geding de vader te veroordelen tot nakoming van de overeengekomen omgangsregeling met hun minderjarige kind, [voornaam minderjarige01]. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag en hebben na de beëindiging van hun relatie in 2018 afspraken gemaakt over de omgang van de vader met het kind. De moeder heeft op 5 april 2023 een incidentele wijziging van de omgangsregeling doorgevoerd, waarna de vader de afspraken niet meer is nagekomen. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 juni 2023, waarbij beide ouders en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de ouders de inhoud van de omgangsregeling niet hebben betwist en dat het in het belang van het kind is dat de afspraken worden nagekomen. De moeder heeft aangegeven dat zij het belangrijk vindt dat [voornaam minderjarige01] een band opbouwt met zijn vader. De rechter heeft de vordering van de moeder toegewezen, waarbij de vader is veroordeeld tot nakoming van de omgangsregeling, maar heeft geen dwangsom opgelegd, omdat de vader heeft toegezegd mee te werken aan de regeling. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
zaaknummer / rolnummer: C/10/658545 / KG ZA 23-445
Vonnis in kort geding van 28 juni 2023
in de zaak van
[moeder01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
advocaat mr. T. Erdal,
tegen
[vader01],
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.P. Kloppenburg.
Partijen worden hierna de moeder en de vader genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 5 juni 2023, met bijlagen.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 14 juni 2023. Daarbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw [naam01] van de Raad voor de Kinderbescherming.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige: [minderjarige01] (geboren op [geboortedatum01] 2016 in [geboorteplaats01] ).
2.2.
Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend en de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige01] is bij de moeder.
2.3.
Nadat eind 2018 de relatie tussen partijen is geëindigd hebben zij de volgende omgangsregeling tussen [voornaam minderjarige01] en vader afgesproken:
  • 1x per twee weken van vrijdagmiddag 15:00 uur tot en met zondag 17:30 uur;
  • 1x per twee weken woensdagmiddag na schooltijd tot de volgende ochtend voor schooltijd.
2.4.
Op 5 april 2023 heeft de moeder, vanwege een incident tussen partijen, éénmalig de omgang op de woensdagmiddag tussen vader en [voornaam minderjarige01] niet doorlaten gaan. Vanaf dat moment is vader de omgangsregeling op woensdagmiddag niet meer nagekomen.

3.Het geschil

3.1.
De moeder vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om vader te veroordelen tot nakoming van de overeengekomen omgangsregeling, waarbij vader, eens in de twee weken van vrijdag 15:00 uur tot zondag 17:30 uur met [voornaam minderjarige01] omgang heeft, waarbij de vader tijdens dit omgangsmoment [voornaam minderjarige01] naar zijn voetbaltrainingen brengt, en in de week zonder overnachting [voornaam minderjarige01] van woensdag na school tot donderdagochtend naar school omgang heeft met vader, waarbij vader tijdens dit omgangsmoment [voornaam minderjarige01] naar zijn zwemlessen brengt en dit alles op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat vader de regeling niet nakomt.
3.2.
De vader voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uitgangspunt is dat partijen de overeengekomen omgangsregeling nakomen. Partijen hebben het bestaan en de inhoud van de afspraken over de omgangsregeling niet weersproken. Van het overeengekomen uitgangspunt kan slechts worden afgeweken wanneer er feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die maken dat nakoming van de omgangsregeling niet in het belang is van [voornaam minderjarige01] .
4.2.
Moeder heeft toegelicht dat zij graag wil dat [voornaam minderjarige01] omgang heeft met zijn vader en een band opbouwt met zijn vader. Het is mooi om te zien hoe partijen tijdens de mondelinge behandeling in het belang van [voornaam minderjarige01] met elkaar proberen te praten en ook overeenstemming hebben bereikt over het feit dat zij opnieuw uitvoering gaan geven aan de overeengekomen omgangsregeling, met dien verstande dat als vader op woensdagmiddag klem komt te zitten met zijn werk, hij op tijd contact opneemt met moeder om samen te bespreken wat de mogelijkheden zijn om het voor dat moment geplande omgangsmoment te verplaatsen naar een ander moment in die week. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van moeder tot nakoming van de omgangsregeling, zoals partijen deze zijn overeengekomen, wordt toegewezen, met dien verstande dat afwijken daarvan in onderling overleg mogelijk is.
4.3.
De voorzieningenrechter legt voor nakoming van de omgangsregeling aan vader geen dwangsom op. Tijdens de mondelinge behandeling is door vader toegezegd mee te werken aan de overeengekomen omgangsregeling, zodat de prikkel tot nakoming door middel van een dwangsom niet nodig is. De voorzieningenrechter wijst dit gedeelte van de vordering van moeder dan ook af.
4.4.
Gelet op de relatie tussen partijen worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.5.
De voorzieningenrechter verklaart de beslissing, gelet op de aard van de vordering en in lijn met de vordering, uitvoerbaar bij voorraad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt vader tot nakoming van de vastgestelde omgangsregeling:
  • 1x per twee weken van vrijdagmiddag 15:00 uur tot en met zondag 17:30 uur;
  • 1x per twee weken woensdagmiddag na schooltijd tot de volgende ochtend voor schooltijd;
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2023.
3498/425