ECLI:NL:RBROT:2023:65

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 januari 2023
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
C/10/636902 / HA ZA 22-327
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na overdracht van onderneming en turboliquidatie

In deze zaak vordert Tur-Ned International Trading B.V. betaling van een bedrag van € 43.477,86 van gedaagden, die betrokken waren bij de overdracht van activa en goodwill van twee ondernemingen, [naam vennootschappen], aan hen. Tur-Ned stelt dat de verkoopprijzen te laag waren en dat zij hierdoor schade heeft geleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat Tur-Ned onvoldoende feiten heeft aangedragen om te bewijzen dat zij schade heeft geleden door de verkoop van de ondernemingen. De rechtbank oordeelt dat het aan Tur-Ned is om te bewijzen dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld of ongerechtvaardigd zijn verrijkt. De rechtbank wijst erop dat de vorderingen van Tur-Ned alleen toewijsbaar zijn als zij kan aantonen dat zij schade heeft geleden als gevolg van de verkoop. De rechtbank concludeert dat Tur-Ned niet heeft aangetoond dat de ondernemingen voor een te laag bedrag zijn verkocht en dat er geen bewijs is dat er potentiële kopers waren die bereid waren een hogere prijs te betalen. De rechtbank wijst de vorderingen van Tur-Ned af en veroordeelt haar in de proceskosten van gedaagden, vastgesteld op € 5.065,00. Het vonnis is uitgesproken door mr. J.M.J. Arts op 4 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/10/636902 / HA ZA 22-327
Vonnis van 4 januari 2023
in de zaak van
TUR-NED INTERNATIONAL TRADING B.V.,
te Rotterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Tur-Ned,
advocaat: mr. A. Kara te Maastricht,
tegen

1..[gedaagde01],

te Rotterdam,
2.
[gedaagde02],
te Spijkenisse,
3.
[gedaagde03],
te [plaats01] ,
hierna te noemen: [gedaagde03] ,
4.
[gedaagde04],
te [plaats02] ,
hierna te noemen: [gedaagde04] ,
5.
[gedaagde05],
te Spijkenisse,
hierna te noemen: [gedaagde05] ,
gedaagde partijen,
hierna gezamenlijk samen te noemen: gedaagden,
advocaat: mr. J.C. Debije te Rotterdam.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 april 2022, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de brief van de rechtbank van 9 september 2022 met daarin een zittingsagenda voor de mondelinge behandeling op 4 oktober 2022;
- de akte overlegging producties tevens akte aanvulling naam eiseres van Tur-Ned;
- de akte overlegging faillissementsvonnissen en recente faillissementsverslagen van [bedrijf01] en [bedrijf02] door gedaagden;
- de mondelinge behandeling op 4 oktober, van welke behandeling geen proces-verbaal is opgemaakt.
1.2.
Met haar akte overlegging producties tevens aanvulling naam eiseres heeft Tur-Ned,
in reactie op de stelling van gedaagden dat “Tur-Ned International B.V.” niet bestaat,
toegelicht dat sprake is geweest van een schrijffout en dat de naam van eiseres is “Tur-Ned
International Trading B.V.”. Tegen deze verbetering is geen bezwaar gemaakt zodat de
rechtbank de verbetering heeft overgenomen.

2..De feiten

2.1.
Tur-Ned is een groothandel in voornamelijk Turkse levensmiddelen. Zij verkoopt en levert aan diverse supermarkten in Nederland, waaronder in het verleden aan [bedrijf02] en [bedrijf01] (hierna: [naam vennootschappen] ). [naam01] is bestuurder van Tur-Ned.
2.2.
Van de door Tur-Ned aan [naam vennootschappen] gezonden facturen, heeft [bedrijf02] een bedrag van € 16.103,55 onbetaald gelaten en [bedrijf01] een bedrag van € 27.374,31 (samen € 43.477,86).
2.3.
[gedaagde03] is de (levens)partner van [gedaagde04] . [gedaagde03] heeft op 14 december 2021
[gedaagde01] en [gedaagde02] (hierna: [gedaagden 1&2] ) opgericht, waarvan zij enig aandeelhouder en bestuurder is.
2.4.
[gedaagde04] was, indirect (via [gedaagde05] ) enig aandeelhouder en bestuurder van [naam vennootschappen] . Hij heeft bij besluiten van 18 december 2021 besloten de ondernemingen van [naam vennootschappen] vanwege de slechte bedrijfseconomische situatie te staken. Bij die besluiten is een afwikkelingsplan opgesteld om de activa en eventuele goodwill van de vennootschappen te gelde te maken door verkoop tegen een door een deskundige te bepalen waarde. Volgens het afwikkelingsplan diende de opbrengst te worden gebruikt voor de betaling van de (preferente) schuldeisers van [naam vennootschappen] .
2.5.
De [naam vennootschappen] hebben voor de waardering van hun onderneming het financieel advieskantoor Pap Team ingeschakeld. Dit kantoor voerde voorheen de financiële administratie voor [naam vennootschappen] . Pap Team heeft de verkoopprijzen vastgesteld op € 6.500,00 voor de activa en goodwill van [bedrijf02] en op € 8.000,00 voor de activa en goodwill van [bedrijf01] .
2.6.
Bij koopovereenkomsten van 18 december 2021 hebben [gedaagden 1&2] de activa en goodwill van [naam vennootschappen] overgenomen voor de hiervoor genoemde prijzen. Daarnaast verbinden verkopers ( [naam vennootschappen] ) zich om de huurovereenkomsten op naam van de kopers ( [gedaagden 1&2] ) over te zetten en verklaren kopers zich ermee bekend dat de rechten en plichten uit arbeidsovereenkomsten met werknemers van rechtswege op hen overgaan. De ondernemingen zijn vervolgens op dezelfde locaties in Rotterdam en Vlaardingen voortgezet onder de naam [naam supermarkten01] . De [naam vennootschappen] hebben de ontvangen koopprijs aangewend om openstaande vorderingen van de Belastingdienst en het bedrijfstakpensioenfonds (pro rata) te voldoen.
2.7.
Bij besluiten van 22 december 2021van [gedaagde05] zijn [naam vennootschappen] ontbonden. De [naam vennootschappen] zijn op 28 december 2021 uitgeschreven uit het handelsregister bij de Kamer van Koophandel.
2.8.
Bij een bezoek van [naam01] aan één van de winkels, heeft hij een schriftelijke verklaring ontvangen met de volgende inhoud:
"Geachte schuldeiser,
Bij deze vraag ik uw aandacht voor het volgende.
De bedrijfseconomische situatie van mijn vennootschap heeft zich afgelopen jaren zeer zorgwekkend ontwikkeld. De beperkte omzet die wij nog konden draaien moest worden gebruikt voor betalingsregelingen met schuldeisers. Er bleef afgelopen jaar daardoor steeds onvoldoende geld over voor de inkoop van nieuwe voorraden, waardoor de supermarkt leger en leger raakte en
klanten grotendeels wegbleven. Door deze negatieve spiraal was er uiteindelijk geen enkel perspectief meer voor de vennootschap, waardoor ik per 18 december 2021 het besluit hebben moeten nemen de onderneming te staken en alle activa inclusief resterende goodwill te verkopen. De betalingen aan schuldeisers moesten daardoor worden gestaakt, behalve aan schuldeisers
met een wettelijke voorrang (zoals de Belastingdienst). De verkoopopbrengst is naar rato van hun vorderingen aan die schuldeisers met voorrang gegaan. Inmiddels is daardoor de vennootschap geheel leeg, en is op 22 december 2021 het besluit genomen de vennootschap te ontbinden. Aan uw vordering (en die van andere schuldeisers) kan bij gebrek aan middelen en gezien de
beëindiging van de vennootschap helaas niet worden voldaan.
Het spijt mij dat ik u geen beter bericht kon sturen.”
2.9.
Op 8 maart 2022 zijn [naam vennootschappen] door deze rechtbank, op verzoek van een andere schuldeiser dan Tur-Ned, (alsnog) in staat van faillissement verklaard. In de betreffende beschikkingen heeft de rechtbank overwogen dat [naam vennootschappen] sinds hun oprichting in 2017 geen jaarrekeningen hebben gedeponeerd en dat in dat kader mogelijk sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid op basis van artikel 2:248 BW. Die aansprakelijkheidsvordering leidt tot een potentiële bate voor de boedel. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat de curator onderzoek zal doen naar de overdracht in december 2021 van de activa aan [gedaagden 1&2] .
2.10.
Bij verlofbeschikking van 17 februari 2022 heeft de Voorzieningenrechter van deze rechtbank Tur-Ned verlof verleend voor het leggen van conservatoir (derden)beslag ten laste van gedaagden. Tur-Ned heeft op basis van dit verlof een aantal beslagen gelegd.

3..Het geschil

3.1.
Tur-Ned vordert – samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
Gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 43.477,86 te vermeerderen met rente;
Subsidiair:
[gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 43.477,86, te vermeerderen met rente;
Meer subsidiair:
[gedaagde01] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 16.103,55 en [gedaagde02] tot een bedrag van € 27.374,31, te vermeerderen met rente;
Primair, subsidiair en meer subsidiair:
gedaagden veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 875,00, met hoofdelijke veroordeling van hen in de proceskosten, inclusief beslagkosten te vermeerderen met rente, en in de nakosten.
3.2.
Tur-Ned legt, zakelijk weergegeven, aan haar primaire vordering ten grondslag dat gedaagden in groepsverband onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld en zij daarom op grond van artikel 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Tur-Ned geleden schade. Met hun handelen hebben gedaagden er immers voor gezorgd dat de ondernemingen van [naam vennootschappen] voor veel te lage bedragen zijn verkocht. Volgens Tur-Ned hadden de ondernemingen voor veel hogere bedragen verkocht kunnen worden en zouden haar vorderingen uit die hoge verkoopopbrengst voldaan hebben kunnen worden. De schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van gedaagden is daarom gelijk aan de door [naam vennootschappen] onbetaald gelaten facturen van € 43.477,86. Aan haar subsidiaire en meer subsidiaire vordering legt Tur-Ned ten grondslag dat [gedaagde03] en [gedaagden 1&2] ten koste van haar ongerechtvaardigd zijn verrijkt. De schade die op grond van artikel 6:212 BW voor vergoeding in aanmerking komt bedraagt € 43.477,86. Hiervoor zijn [gedaagde03] en [gedaagden 1&2] hoofdelijk aansprakelijk, althans [gedaagde03] voor het geheel en [gedaagde01] voor € 16.103,55 en [gedaagde02] voor € 27.374,31.
3.3.
Het verweer van gedaagden strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van Tur-Ned in haar vorderingen, althans tot afwijzing van die vorderingen, met veroordeling van Tur-Ned, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding. Volgens gedaagden valt hen geen enkel verwijt te maken ter zake van de verkoop van de ondernemingen aan [gedaagden 1&2] en de (turbo-)liquidatie van [naam vennootschappen] . De ondernemingen zijn niet voor te lage bedragen verkocht. Mede gezien de omvang van de preferente schuldeisers van [naam vennootschappen] is van schade van Tur-Ned ook geen sprake.
3.4.
Op de overige stellingen van partijen wordt in het hiernavolgende ingegaan voor zover van belang voor de beslissingen op de vorderingen.

4..De beoordeling

Geen schade
4.1.
Met de verkoop in december 2021 zijn de ondernemingen van [naam vennootschappen] aan [gedaagden 1&2] overgedragen. De vorderingen van Tur-Ned zijn alleen toewijsbaar als Tur-Ned schade heeft geleden als gevolg van deze verkoop. Omdat dit in rechte niet vaststaat, zullen de vorderingen van Tur-Ned worden afgewezen. De rechtbank licht dat toe.
4.2.
Het is aan Tur-Ned als eiseres om voldoende feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld of ongerechtvaardigd zijn verrijkt, omdat de activa en goodwill van [naam vennootschappen] te laag zijn gewaardeerd en vervolgens voor een te laag bedrag aan [gedaagden 1&2] zijn overgedragen, waardoor Tur-Ned schade heeft geleden.
4.3.
Tur-Ned baseert haar vorderingen op haar stelling dat er ten tijde van de verkoop op 18 december 2021 potentiële kopers waren die voor de ondernemingen van [naam vennootschappen] € 350.000,00 zouden hebben willen betalen. Bovendien zou uit een door haar overgelegde waardering blijken dat de onderneming van [bedrijf02] € 100.000,00 waard was en de onderneming van [bedrijf01] € 200.000,00.
4.4.
Ter zitting zijn de schuldenposities besproken van [naam vennootschappen] ten tijde van de verkoop in december 2021. Tur-Ned was destijds niet de enige crediteur van [naam vennootschappen] . De Belastingdienst had destijds een vordering op [bedrijf02] van € 66.651,61 en op [bedrijf01] van € 209.262,64. Dit blijkt uit de faillissementsverslagen van 7 juli 2022. Uit diezelfde faillissementsverslagen volgt ook dat de vorderingen van de concurrente schuldeisers, waaronder Tur-Ned, op [bedrijf02] € 262.878,68 bedroegen en op [bedrijf01] € 222.333,01. Dit is niet betwist en staat daarom in rechte vast.
4.5.
Tur-Ned heeft niet gesteld dat zij ter zake van haar vorderingen op [naam vennootschappen] over enig voorrecht- of zekerheidsrecht zou beschikken. In het kader van de betwisting van de door Tur-Ned gestelde schade, hebben gedaagden daarom aangevoerd dat pas in het geval de verkoopprijs van de ondernemingen van [naam vennootschappen] hoger zou zijn dan de preferente schuld van de Belastingdienst, Tur-Ned (na voldoening van de Belastingdienst) pondspondsgewijs zou meedelen in de restopbrengst van de verkoopprijs. Dit betekent dat de verkoopwaarde van de onderneming van [bedrijf02] meer dan € 66.651,61 had moeten bedragen en de verkoopprijs van [bedrijf01] meer dan € 209.262,64, voordat Tur-Ned überhaupt zou hebben meegedeeld in de verkooprijs ter voldoening van haar vorderingen. Dit is door Tur-Ned ter zitting ook erkend, waarbij zij verklaarde dat zij ten tijde van het uitbrengen van haar dagvaarding nog niet bekend was met de grote omvang van de schuldenlast van [naam vennootschappen] .
4.6.
Tur-Ned heeft haar vorderingen ter zitting gehandhaafd omdat er volgens haar in december 2021 potentiële kopers waren die een zodanige hoge kooprijs voor de ondernemingen wilden betalen dat voldoening van haar vorderingen uit de verkoopopbrengst mogelijk zou zijn geweest. Dit is door gedaagden gemotiveerd betwist.
4.7.
De stelling van Tur-Ned dat [gedaagde04] een vraagprijs van € 400.000,00 hanteerde voor de ondernemingen en dat hij een eerder bod van € 200.000,00 zou hebben afgewezen, is door [gedaagde04] betwist. Tur-Ned heeft in reactie hierop geen concreet bod overgelegd van een potentiële koper. Haar stelling dat de potentiële kopers huiverig zijn om een schriftelijk bod uit te brengen, maar dat zij wel bereid zouden zijn om ter zitting over hun (bereidheid tot het doen van een) bod te verklaren, oordeelt de rechtbank in dit kader als onvoldoende. Dat geldt ook voor de stelling van Tur-Ned dat zij geluidsopnames zou hebben van biedingen van potentiële kopers. Die geluidsopnames zijn niet nader toegelicht en bovendien niet in het geding gebracht. Het had op de weg van Tur-Ned gelegen om met concrete feiten te komen wie, op welk moment bereid was geweest een concreet overnamebod te doen en voor welk bedrag. Tur-Ned heeft haar stellingen op dit punt onvoldoende geconcretiseerd of onderbouwd zodat aan bewijslevering op dit punt niet wordt toegekomen.
4.8.
De door Tur-Ned overgelegde waardering van [naam vennootschappen] van € 100.000,00 (Rotterdam) en van € 200.000,00 (Vlaardingen) beoordeelt de rechtbank eveneens onvoldoende. De waardering is opgesteld door de heer [naam02] , eigenaar van [bedrijf03] te Hellevoetsluis en volgens Tur-Ned ervaringsdeskundige in de waardering van (Turkse) supermarkten. Die waardering bestaat uit de enkele verklaring dat naar zijn oordeel [bedrijf01] € 200.000,00 waard is en [bedrijf02] € 100.000,00. Enige toelichting ontbreekt. Bovendien dateert zijn verklaring van 22 maart 2022 en ziet die niet op de waarde van de ondernemingen ten tijde van de door Tur-Ned gewraakte verkoop in december 2021.
4.9.
Ter zitting hebben gedaagden de verkoopprijs van de ondernemingen van [naam vennootschappen] desgevraagd nader toegelicht. Zij hebben toegelicht dat [naam vennootschappen] slechts over beperkte activa beschikten, bestaande uit (i) voorraad levensmiddelen, (ii) displays en koelapparatuur en (iii) goodwill. Wat betreft de aanwezige voorraad hebben gedaagden gesteld dat deze voorraden, mede als gevolg van de door corona teruglopende bezoekersaantallen, een beperkte omvang en waarde hadden. De voorraden zijn gewaardeerd door het financieel advieskantoor Pap Team op € 4.500,00 (Vlaardingen) en € 3.500,00 (Rotterdam). Volgens Tur-Ned was de in de winkels aanwezige voorraad van haar afkomstig en behoorde die haar bovendien in eigendom toe op grond van een eigendomsvoorbehoud in haar algemene voorwaarden. Uit deze stelling blijkt echter niet wat de waarde van de voorraad volgens Tur-Ned zou zijn geweest. Daarover heeft Tur-Ned ook geen concrete stellingen aangevoerd. Bovendien is door gedaagden onbetwist aangevoerd dat Tur-Ned slechts één van de 45 leveranciers van [naam vennootschappen] was en in de winkels ten tijde van de verkoop in december 2021 ook levensmiddelen van andere leveranciers lagen. Dat Tur-Ned op grond van haar algemene voorwaarden eigenaar zou zijn gebleven van haar levensmiddelen staat in rechte niet vast nu gedaagden hebben betwist dat de algemene voorwaarden van Tur-Ned van toepassing zijn en Tur-Ned hierop niet meer heeft gereageerd.
4.10.
Wat betreft (ii) de displays – de kasten waarin de levensmiddelen lagen – en de koelapparatuur hebben gedaagden, ter zitting onder verwijzing naar door hen overgelegde foto’s, toegelicht dat dit slechts enkele oude kasten betrof met weinig waarde. Wat betreft de koelapparatuur hebben gedaagden gewezen naar een door hen overgelegde verklaring van de leverancier van de betreffende apparatuur dat de waarde ervan, gezien de staat en leeftijd, slechts de oud ijzer kiloprijs bedraagt. Tur-Ned heeft haar stelling niet meer verder onderbouwd. Zij heeft bijvoorbeeld niet aangevoerd dat zij uit eigen waarneming weet dat er in de winkels meer of duurdere apparatuur stond die ten onrechte niet in de waardering en verkoop is meegenomen, terwijl zij wel heeft gesteld in de winkels te zijn geweest om haar voorraad te fotograferen. Wat betreft (iii) de goodwill van de ondernemingen hebben gedaagden verwezen naar een verklaring van Pap Team. Uit die verklaring volgt dat zij de goodwill heeft bepaald op maximaal € 3.500.00 per onderneming. Ter onderbouwing hiervan is door Pap Team gewezen op de negatieve EBIT/ebida, het dalende klantenaantal, de lage gemiddelde omzet per klant van € 7,50 en de omvangrijke schuldenposities van beide vennootschappen (onder andere aan de Belastingdienst). Hierna heeft Tur-Ned haar stelling niet meer verder onderbouwd.
4.11.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat Tur-Ned haar stelling – dat zij schade heeft geleden omdat de ondernemingen van [naam vennootschappen] in december 2021 voor een zodanig bedrag verkocht hadden kunnen worden dat na betaling van de vorderingen van de Belastingdienst, ook haar vorderingen voldaan hadden kunnen worden – onvoldoende concreet heeft toegelicht. Dit betekent dat de door haar gestelde feiten in rechte niet zijn komen vast te staan en daarom ook niet dat zij als gevolg van de handelwijze van gedaagden schade heeft geleden. Dit betekent dat haar vorderingen zullen worden afgewezen.
Onderzoek curator
4.12.
De rechtbank wijst er nog op dat tijdens de mondelinge behandeling een kantoorgenoot van de curator als toehoorder aanwezig is geweest. Desgevraagd heeft hij verklaard dat de curator onderzoek doet naar de verkoop van de ondernemingen van [naam vennootschappen] in december 2021 en dat, zo daar aanleiding toe is, rechtsmaatregelen getroffen zullen worden, bijvoorbeeld op grond van de faillissementspauliana. Ten tijde van de mondelinge behandeling was het onderzoek nog niet afgerond. Dit vonnis van de rechtbank staat aan eventuele rechtsmaatregelen van de curator niet in de weg indien uit zijn onderzoek, waartoe hij ook wettelijke bevoegdheden heeft, blijkt dat de kooprijs voor de ondernemingen van [naam vennootschappen] te laag is geweest en van benadeling blijkt.
Proceskosten
4.13.
Tur-Ned zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van gedaagden als volgt vastgesteld:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
2.228,00
(2,00 punten × € 1.114,00)
Totaal
5.065,00
Uitvoerbaar bij voorraad
4.14.
Tegen de door gedaagden gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring is geen verweer gevoerd, terwijl gedaagden geacht moet worden daarbij belang te hebben, zodat deze wordt toegewezen.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van Tur-Ned af,
5.2.
veroordeelt Tur-Ned in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot dit vonnis vastgesteld op € 5.065,00,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2023.
3455/3242/2294