ECLI:NL:RBROT:2023:6494

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
09/090877-23 en 10/156979-23 (gev. ttz) vordering TUL VV: 09/212060-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor oplichtingen en veroordeling voor diefstal met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere oplichtingen en diefstal met geweld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde oplichtingen, omdat niet bewezen kon worden dat de aangevers door de verdachte tot afgifte van geld zijn bewogen door gebruik te maken van oplichtingsmiddelen zoals omschreven in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich had gepresenteerd als een bonafide verkoper, maar dat een enkele leugen niet voldoende was voor een veroordeling voor oplichting.

De verdachte werd echter wel veroordeeld voor diefstal met geweld, waarbij hij op 31 maart 2023 in 's-Gravenhage een geldbedrag van 100 euro heeft weggenomen van de aangever door deze bij de kraag te pakken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het geld met geweld heeft afgenomen, wat de strafbaarheid van het feit bevestigde. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van het feit en het recidiveverleden van de verdachte.

Daarnaast werden er vorderingen van benadeelde partijen behandeld. De rechtbank kende een schadevergoeding van 100 euro toe aan een benadeelde partij, maar verklaarde andere vorderingen niet-ontvankelijk, omdat de verdachte van die feiten was vrijgesproken. De rechtbank verlengde ook de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met een jaar, om de verdachte de kans te geven om aan zijn verslaving te werken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 09/090877-23 en 10/156979-23 (gev. ttz)
Parketnummer vordering TUL VV: 09/212060-21
Datum uitspraak: 13 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting gedetineerd in [detentieadres01]
,
raadsvrouw mr. D.M.P. van Eijsden, advocaat te ’s-Gravenhage.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie zijn gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.A. van Manen heeft gevorderd:
  • partiële vrijspraak van het onder 09/090877-23 feit 1 ten laste gelegde tonen van en dreigen met een mes;
  • bewezenverklaring van het onder 09/090877-23 feiten 1 (diefstal met geweld) en 2 (oplichting van [naam01]) en onder 10/156979-23 feiten 1, 2 en 3 (oplichting van [naam02], [naam03] en [naam04]) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest;
  • gedeeltelijke tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 09/212060-21.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak - 09/090877-23 feit 2 (oplichting van [naam01])
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert de bewezenverklaring van de ten laste gelegde
oplichting. De verdachte heeft een bestelbus te koop aangeboden en onder de belofte dat hij sneller zou leveren daarvoor een aanbetaling ontvangen, terwijl hij wist dat de bestelbus niet op zijn naam stond en hij deze dus ook niet kon leveren.
4.1.2.
Beoordeling
Voor een veroordeling voor oplichting is vereist dat bewezen kan worden dat de verdachte een of meer van de in artikel 326 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) genoemde oplichtingsmiddelen heeft gebruikt om daarmee een ander te bewegen tot afgifte van een goed. In de tenlastelegging is de feitelijk aan de verdachte verweten gedraging dat hij aangever [naam01] één of meer aanbetalingen heeft laten doen voor de aankoop en snelle levering van een bestelbus, wetende dat hij de bestelbus niet kon leveren. Andere gedragingen waardoor de aangever zou zijn bewogen die aanbetaling te doen zijn niet ten laste gelegd. Alleen het vragen om één of meer aanbetalingen voor de aankoop en snelle levering van een bestelbus levert geen valse hoedanigheid, listige kunstgrepen of samenweefsel van verdichtsels op. In de kern komt het er op neer dat de verdachte zich heeft gepresenteerd als een bonafide verkoper, waardoor de aangever zich heeft laten misleiden. Nu een enkele leugen niet voldoende is om oplichting zoals bedoeld in artikel 326 Sr te kunnen aannemen, spreekt de rechtbank de verdachte vrij van dit feit.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 09/090877-23 feit 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak - 10/156979-23 feiten 1, 2 en 3 (oplichting van [naam02], [naam03] en [naam04])
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert de bewezenverklaring van alle drie de ten laste gelegde
oplichtingen. Er is voldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte bood onder de naam [naam05] goederen te koop aan die hij niet in bezit had. Hij deed beloftes om de aangevers tot betaling over te laten gaan. De verdachte vroeg de aangevers langs te komen om een contante betaling te doen, die door zijn broer in ontvangst werd genomen. Uiteindelijk is het in geen van de gevallen tot een levering gekomen omdat de verdachte de levering bleef uitstellen. Deze omstandigheden zijn de verdichtsels die maken dat sprake is van oplichting.
4.2.2.
Beoordeling
Ook in dit geval is voor een veroordeling voor oplichting vereist dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van een (of meer) van de in artikel 326 lid 1 Sr genoemde oplichtingsmiddelen, om hierdoor een ander te bewegen tot afgifte van een goed.
De verdachte heeft op Facebook Marketplace een wasmachine en een wasdroger te koop aangeboden onder de naam van [naam05]. Aangevers [naam02], [naam03] en [naam04] hebben vervolgens contact opgenomen met de verdachte om de wasmachine (en in het geval van [naam02] tevens de wasdroger) te kopen. Op verzoek van de verdachte zijn [naam02] en [naam03] naar het opgegeven adres gekomen om daar een contante aanbetaling te doen, onder toezegging van de verdachte dat levering later zou volgen. [naam04] heeft de aanbetaling giraal overgemaakt. De verdachte heeft de wasmachines (en in het geval van [naam02] tevens de wasdroger) nooit geleverd.
Hoewel de feitelijke gedragingen in de tenlastelegging te bewijzen zijn, kan niet worden vastgesteld dat deze aangevers zich door een van de oplichtingsmiddelen als bedoeld in artikel 326 Sr, te weten een valse naam, een valse hoedanigheid, listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels, hebben laten bewegen tot afgifte van het geldbedrag. Nergens blijkt uit dat de valse naam en/of de aanwezigheid van de “broer” de aangevers hebben bewogen tot het doen van de aanbetaling.
Weliswaar zijn de aangevers in deze zaak bedrogen door de verdachte, maar dat valt in deze vorm niet onder de strafbaarstelling van oplichting. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van het onder 10/156979-23 feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 10/156979-23 feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering - 09/090877-23 feit 1 (diefstal met geweld)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat geen sprake is geweest van een diefstal, maar van verduistering. De verdachte had de intentie om de verkochte OV-kaart en een fiets aan de aangever te leveren, maar op het moment dat de aangever bij de aflevering wegrende heeft de verdachte het geld dat de aangever toen heeft laten vallen onder zich gehouden waardoor sprake was van verduistering.
4.3.2.
Beoordeling
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij, samen met de aangever onderweg naar zijn huis, aan de aangever de gekochte OV-chipkaart heeft overhandigd. De aangever heeft vervolgens de fiets bekeken en ze zijn overgegaan tot de verkoop. De aangever heeft toen het geld aan de verdachte overhandigd. Kort daarna wilde de aangever opnieuw onderhandelen over de prijs en ontstond er een woordenwisseling, waarbij de verdachte de aangever bij de kraag heeft gepakt. De aangever begon toen te gillen en is weggerend, aldus de verdachte.
Vlak na het plegen van het feit heeft de verdachte bij de politie echter een verklaring afgelegd die op hoofdlijnen overeenkomt met de verklaring van de aangever. Zo heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij onder invloed was, de aangever heeft beetgepakt en het geld heeft afgepakt.
In het licht van die verklaring vindt de rechtbank de verklaring die de verdachte ter zitting heeft afgelegd ongeloofwaardig. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de verdachte het geld van de aangever heeft afgepakt.
Daarmee wordt ook het verweer van de verdediging dat er sprake zou zijn van verduistering verworpen. De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat de ten laste gelegde diefstal met geweld wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde tonen van en dreigen met een mes niet wettig en overtuigend is bewezen, omdat dit niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 09/090877-23 feit 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
09/090877-23:
1
hij op 31 maart 2023 te 's-Gravenhage 100 euro die aan [naam06] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen voornoemde [naam06], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door die [naam06] vast te pakken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in
cursief
verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld. Hij heeft de aangever met beide handen bij de kraag gepakt en tegen een muur geduwd, waarna hij het geld van de aangever heeft afgepakt. De verdachte heeft daarmee de lichamelijke integriteit van de aangever aangetast. De ervaring leert daarnaast dat slachtoffers van dergelijke berovingen hiervan ook nog langdurig nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Ook zorgt een dergelijk feit voor maatschappelijke onrust en versterkt het de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft er kennelijk niet bij stilgestaan wat hij de aangever aandeed, maar zich enkel laten leiden door zijn eigen financieel gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
28 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld voor diefstal, waaronder diefstal met geweld.
7.3.2.
Rapportages
GGZ Fivoor Den Haag heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
31 mei 2023. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport, waarin wordt geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Er is meermalen getracht om bij de verdachte te komen tot een gedragsverandering. Dit heeft niet het gewenste effect gehad. De verdachte heeft nog een lopend toezicht vanuit een eerdere veroordeling (met parketnummer 09/212060-21). De reclassering is van mening dat binnen dat toezicht alle bijzondere voorwaarden die noodzakelijk worden geacht al zijn opgelegd en dat het opleggen van een nieuw toezicht met nieuwe voorwaarden niet nodig is. Zodra er zicht komt op een einddatum van de detentie, zal een indicatie worden aangevraagd voor een langdurige klinische opname, gericht op het middelengebruik van de verdachte.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, zoals de verdediging heeft bepleit, doet volgens de rechtbank geen recht aan de ernst van het bewezenverklaarde feit, mede gezien het recidiveverleden van de verdachte. Wel komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde oplichtingen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen gevangenisstraf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregel

8.1.
Vordering van [benadeelde partij01]
heeft zich in het geding gevoegd: ter zake van het onder 09/090877-23 feit 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 100,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.000,00 aan immateriële schade.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de materiële schade en
toewijzing van de immateriële schade tot een bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de
wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk
moet worden verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair moet de vordering worden afgewezen vanwege het ontbreken van fysiek en geestelijk letsel aan de kant van de benadeelde partij.
8.1.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 09/090877-23 feit 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht van € 100,00, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de immateriële schade is door de verdediging betwist, met name ten aanzien van de aanwezigheid van psychisch letsel. Degene die zich erop beroept geestelijk letsel te hebben geleden, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat psychische schade
is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank is van oordeel dat van die uitzondering geen sprake is. De aanwezigheid van letsel is door de benadeelde partij in het licht van de betwisting onvoldoende onderbouwd. Eventueel verder onderzoek hiernaar levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 31 maart 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 100,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.
8.2.
Vorderingen van [benadeelde partij02], [benadeelde partij03] en [benadeelde partij04]
[benadeelde partij02] heeft zich in het geding gevoegd ter zake van het onder 09/090877-23 feit 1 ten laste gelegde feit en vordert een vergoeding van € 1.085,00 aan materiële schade. [benadeelde partij03] heeft zich in het geding gevoegd ter zake van het onder 10/156979-23 feit 2 ten laste gelegde feit en vordert een vergoeding van € 50,00 aan materiële schade. [benadeelde partij04] heeft zich in het geding gevoegd ter zake van het onder 10/156979-23 feit 3 ten laste gelegde feit en vordert een vergoeding van € 64,40 aan materiële schade en een vergoeding van € 100,00 aan immateriële schade.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vorderingen, te
vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte moet worden vrijgesproken.
8.2.3.
Beoordeling
De benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van deze feiten. Dat betekent dat in deze procedure over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing wordt genomen.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering
gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.2.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de deze vorderingen geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 12 november 2011 van de politierechter in de rechtbank Den Haag is de verdachte ter zake van diefstal vergezeld van geweld veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 26 januari 2022.
9.2.
Standpunt officier van justitie/Standpunt verdediging
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering.
De verdediging heeft betoogd de proeftijd van de vordering met een jaar te verlengen.
9.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank hecht er echter groot belang aan dat de verdachte kan waarmaken wat hij op zitting heeft verklaard, namelijk dat hij begeleiding wenst en wil werken aan zijn verslaving. De rechtbank zal daarom de proeftijd verlengen met één jaar, zodat er voldoende tijd is om de verdachte daarbij te begeleiden.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 09/090877-23 ten laste gelegd feit 2 en de onder 10/156979-23 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 09/090877-23 ten laste gelegde feit 1, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01], te betalen een bedrag van
€ 100,00 (zegge: honderd euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 31 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 100,00(hoofdsom,
zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 100,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
2 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij02], [benadeelde partij03] en [benadeelde partij04] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partijen [benadeelde partij02], [benadeelde partij03] en [benadeelde partij04] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 12 november 2021 van de politierechter in
Den Haag met parketnummer 09/212060-21 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en S.A. van Egmond, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
09/090877-23:
1
hij op of omstreeks 31 maart 2023 te 's-Gravenhage een geldbedrag van ca. 100 euro in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam06], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam06], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [naam06] vast te pakken en/of een mes aan die [naam06] te tonen en/of stekende bewegingen te maken in de richting van die [naam06];
2
hij in of omstreeks de periode van 12 februari 2023 tot en met 25 februari 2023 te 's-Gravenhage, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam01] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet
doen van een inschuld, te weten tot afgifte van een geldbedrag van in totaal ca 1.085,- euro , door die [naam01] meermalen een (aan)betaling van een geldbedrag aan hem, verdachte, te laten doen voor de aankoop en snelle levering van een DMV Transportbus wetende dat hij, verdachte die transportbus niet kon leveren;
10/156979-23:
1
hij op of omstreeks 17 maart 2023 te ’s-Gravenhage en/of Zoetermeer althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een sa17menweefsel van verdichtsels, [naam02] bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten tot afgifte van een geldbedrag van in totaal ca 100,- euro , door zich voor te doen als [naam05] en/of te vragen aan die [naam02] om een aanbetaling van 100,- euro voor de aankoop van een wasmachine en/of droger, in contanten doen (omdat hij, verdachte onder bewind zou staan) en/of aan die [naam02] te melden dat deze betaling in ontvangst zou worden genomen door een verstandelijk beperkte broer, wetende dat hij, verdachte die wasmachine en/of droger niet kon leveren;
2
hij op of omstreeks 21 maart 2023 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam03] bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten tot afgifte van een geldbedrag van in totaal ca 50 euro, door zich voor te doen als [naam05] en/of door te vragen aan die [naam03] om een aanbetaling van 50,- euro voor de aankoop van een wasmachine, in contanten doen (omdat hij, verdachte onder bewind zou staan) en/of te melden aan die [naam03] dat deze betaling in ontvangst zou worden genomen door een verstandelijk beperkte broer, wetende dat hij, verdachte die wasmachine niet kon leveren;
3
hij op of omstreeks 16 maart 2023 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam04] bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten tot afgifte van een geldbedrag van in totaal ca 50 euro, door zich voor te doen als Kees Verkerk en/of door te vragen aan die [naam04] om een (aan)betaling van 50 euro middels een zogenaamd tikkie aan hem, verdachte, te doen voor de aankoop van een wasmachine, wetende dat hij, verdachte die wasmachine niet kon leveren en/of aan die [naam04] vertelde dat de wasmachine uit de bus was gevallen, weshalve hij niet meer bruikbaar zou zijn.