ECLI:NL:RBROT:2023:6492

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
10-750529-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grootschalige online handelsfraude en witwassen met meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van grootschalige online handelsfraude en witwassen. De verdachte heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan het aanbieden van luxe kleding, schoenen en accessoires via verschillende webshops, waarbij hij betalingen ontving zonder de goederen daadwerkelijk te leveren. Dit heeft geleid tot bijna 200 slachtoffers die aangifte hebben gedaan. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes jaar, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 24 maanden op. De rechtbank oordeelde dat de media-aandacht rondom de zaak de verdachte negatief heeft beïnvloed, maar dat dit niet leidde tot strafvermindering. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan online handelsfraude in de zin van artikel 326e van het Wetboek van Strafrecht, en dat hij ook betrokken was bij witwassen van een bedrag van € 16.135,19, dat afkomstig was uit de frauduleuze activiteiten. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen voor materiële schade toegewezen, maar enkele vorderingen niet-ontvankelijk verklaard omdat deze buiten de ten laste gelegde periode vielen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden en moet schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-750529-19
Datum uitspraak: 13 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] ,
raadsman mr. L.A.R. Newoor, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd houdt de beschuldiging in dat de verdachte zich gedurende langere tijd heeft schuldig gemaakt aan online handelsfraude met in totaal bijna 200 slachtoffers en aan witwassen.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.M. Bonnes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar met aftrek van voorarrest.

4..Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1
Standpunt van de verdediging
De officier van justitie dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, gelet op het onaanvaardbare mediabeleid dat de politie, met instemming van het openbaar ministerie, heeft gevoerd. Bij de aanhouding van de verdachte waren verschillende mediakanalen aanwezig. Deze media moeten hiervan op de hoogte zijn gesteld door de politie of het openbaar ministerie. Van de aanhouding zijn beelden gemaakt en ook uitgezonden. Daarnaast heeft de politie vermeende slachtoffers met de media in contact gebracht en heeft de leider van het onderzoeksteam zich in het Algemeen Dagblad uitgelaten op een wijze die suggereert dat de schuld van de verdachte al vaststond. Dit geldt eveneens voor andere uitlatingen van de politie en het openbaar ministerie zoals de video met als titel “oplichter aangehouden”, die ruim 900.000 maal is bekeken.
Met de handelwijze van de politie en het openbaar ministerie was geen ander doel gediend dan het voeden van de media-aandacht voor deze zaak, ontstaan naar aanleiding van de twee uitzendingen van het televisieprogramma Opgelicht?! over de verdachte en het daarbij in een goed daglicht stellen van de politie. Hiermee is inbreuk gemaakt op het recht op een eerlijk proces – in het bijzonder op de onschuldpresumptie – zoals vastgelegd in artikel 6 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), en op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, zoals beschermd door artikel 8 EVRM.
4.2
Beoordeling
Met het oog op slachtofferpreventie lag het in een zaak als deze, waarin grote aantallen mensen mogelijk slachtoffer waren geworden van de tenlastegelegde feiten voor de hand dat het openbaar ministerie met een persbericht naar buiten zou treden en (in enige mate) medewerking zou verlenen aan de uitzendingen van Opgelicht?! Terecht heeft de raadsman bezwaar gemaakt tegen het vastleggen van de aanhouding van een verdachte op (bewegend) beeld. Immers, niet onmiddellijk duidelijk is welk (publiek) belang daarmee wordt gediend. Bij het faciliteren van het filmen en vervolgens uitzenden van dergelijke politieacties is dan ook voorzichtigheid en terughoudendheid geboden.
Naar het oordeel van de rechtbank is door de verdediging echter onvoldoende geconcretiseerd dat en hoe door het filmen en vervolgens uitzenden van de aanhouding van de verdachte en de verdere media-aandacht voor de zaak het recht op een eerlijk proces in het gedrang zou zijn gekomen. Niet gebleken is dat het recht op een eerlijk proces van de verdachte bij deze rechtbank en meer in het bijzonder de onschuldpresumptie daadwerkelijk is aangetast.
Van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte die tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie zou moeten leiden is evenmin sprake. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de gefilmde aanhouding plaatsvond in de publieke ruimte en dat daarbij afspraken waren gemaakt tussen het openbaar ministerie en de aanwezige media over wat wel en niet in beeld mocht worden gebracht en hoe de identiteit van de verdachte kon worden beschermd door onder meer zijn gezicht niet in beeld te brengen en zijn naam niet te noemen. Verder is van belang dat de verdachte voorafgaand aan zijn aanhouding al veel media-aandacht had gekregen in de uitzendingen van Opgelicht?! en herkenbaar in beeld was gebracht, aan welke uitzendingen de verdachte (uiteindelijk) heeft meegewerkt en in de nasleep waarvan hij ook zelf de openbaarheid heeft gezocht. Niet gesteld of gebleken is dat de latere media-uitingen door de politie of het openbaar ministerie (extra) nadeel voor de verdachte hebben teweeggebracht.
4.3
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk.

5..Bewijsoverwegingen feiten 1, 2 en 3

5.1.
Online handelsfraude
Aan de verdachte is onder de feiten 1 en 2 online handelsfraude als bedoeld in artikel 326e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) ten laste gelegd. Daarvan is, voor zover hier van belang en kort gezegd, sprake als de verdachte een beroep of gewoonte maakt van het via het internet verkopen van goederen of diensten tegen betaling met het oogmerk om zonder volledige levering van die goederen de betaling te ontvangen.
Volgens de Memorie van Toelichting is in artikel 326e Sr strafbaar gesteld wat in de rechtspraak wel wordt aangeduid als de moedwillige wanprestatie. De strafbaarheid treedt in als nadeel kan ontstaan. Hiervoor is niet vereist dat daadwerkelijk betaling is gevolgd. Het oogmerk van de verkoper om niet of volledig te leveren en zichzelf of een ander van de betaling te verzekeren staat centraal (TK 2015–2016, 34 372, nr. 3, p. 93). Overigens lijkt het woord “verkopen” in de delictsomschrijving ongelukkig gekozen. Strikt genomen is van verkoop pas sprake na levering en dat laatste is nu juist wat de dader beoogt niet te doen. In de Memorie van Toelichting spreekt de regering (dan ook) van het aanbieden van goederen of diensten. Het bij herhaling aanbieden van goederen of diensten zonder de intentie om deze daadwerkelijk te leveren wordt strafbaar (TK 2016–2017, 34 372, nr. 3, p. 4; zie ook nr. 6, p. 118).
Van oogmerk in de hier bedoelde zin is sprake als de verdachte goederen aanbiedt terwijl hij weet, in de zin van onvoorwaardelijk opzet (HR 18-11-1997, NJ 1998, 225), dat hij niet zal leveren. Hoewel dit niet met zoveel woorden uit de Memorie van Toelichting blijkt, dient online handelsfraude wel te worden onderscheiden van slecht ondernemerschap. Anders gezegd, geklungel is niet strafbaar, list en bedrog wel. Dat neemt niet weg dat slecht ondernemerschap kan overgaan in handelsfraude. Daarvan kan sprake zijn als de ondernemer gewoonlijk goederen aanbiedt en blijft aanbieden met de bedoeling om de betaling te ontvangen terwijl hij weet (in bovenbedoelde zin) dat hij niet kan leveren.
Vast staat dat de verdachte met behulp van de in de tenlastelegging genoemde websites, luxe kleding, schoenen en accessoires heeft aangeboden in elk geval in de perioden 30 april 2019 tot en met 29 oktober 2019 (feit 1) en 12 maart 2020 tot en met 7 juni 2020 (feit 2). Ook staat vast dat er vóór 1 maart 2019, de dag waarop artikel 326e Sr in werking is getreden, al veel klachten waren over de handelspraktijken van de verdachte. Uitzendingen van Opgelicht?! hebben er mede toe geleid dat de politie onderzoek is gaan doen. Op de zitting is veel te doen geweest over de hoeveelheid klanten die aangiften hebben gedaan. De raadsman heeft terecht opgemerkt dat het dossier soms slordig is en dat hij niet kan controleren of de lijsten en tabellen in het dossier kloppen. Maar de rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de overzichten van de aangiften en de klachten die zijn gemaakt door de politie, waaruit blijkt dat tussen 13 juni 2019 en 15 juni 2020 in totaal ongeveer 115 keer aangifte is gedaan tegen de verdachte terwijl daarnaast 56 en 27 personen tegenover de politie hebben verklaard niets of verkeerde goederen te hebben ontvangen na een bestelling bij een van de websites op de tenlastelegging. [1] De slordigheden zijn hooguit administratieve fouten die in een ingewikkeld en omvangrijk onderzoek als het onderhavige vrijwel onvermijdelijk zijn. Zij doen ook niets af aan het totale beeld van een grote hoeveelheid klanten die verklaren na bestelling geen goederen geleverd te hebben gekregen. De verdediging heeft dat beeld uiteindelijk ook niet bestreden.
De verdachte heeft verklaard dat hij aan dropshipping deed en dat de leverancier uit China, ene [naam01] , verantwoordelijk was voor de levering. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat hij heeft geprobeerd een serieus bedrijf te voeren maar dat het hem op een zeker moment boven het hoofd is gegroeid. De raadsman heeft aangevoerd dat er meer dan 800 transacties zijn geweest, terwijl in minder dan een kwart van de gevallen sprake is geweest van aangiften dan wel klachten over niet geleverde goederen. Daarmee kan, aldus de raadsman, niet worden bewezen dat de verdachte het oogmerk heeft gehad om goederen te verkopen zonder deze te willen leveren. De raadsman heeft daarnaast screenshots overgelegd van WhatsApp-communicatie tussen de verdachte en een persoon die wordt aangeduid als [naam01] en waarvan de verdachte heeft verklaard dat zij de leverancier was. Uit die screenshots zou blijken dat de verdachte kleding, schoenen en accessoires inkocht en betaalde.
Met de raadsman heeft de rechtbank vastgesteld dat in de gehele ten laste gelegde periode de verdachte waarschijnlijk ruim 850 verkopen heeft gedaan. [2] Verder gaan de door de verdachte overgelegde
screenshotsen
track and tracecodes over bestellingen van kleding en schoenen en over leveringen. Dit wekt op zijn minst de indruk van handelsactiviteiten. Ten slotte zijn er acht
moneytransfersverricht aan [naam01] . Anders dan de officier van justitie heeft gesteld, maakt dit aannemelijk dat de verdachte dan misschien niet de beste internetondernemer is geweest, maar wel dat er gedurende een zekere periode daadwerkelijk sprake is geweest van reguliere online handel.
Toch disculpeert dit de verdachte slechts ten dele. Nadere analyse van de door de verdediging overgelegde stukken en van het dossier leert namelijk het volgende.
Voor zover de rechtbank aan de hand van de overgelegde stukken heeft gezien worden de WhatsApp-contacten met [naam01] onderhouden in de periode mei tot en met september 2019. Een laatste betaling aan [naam01] wordt bevestigd op 17 september 2019. De rechtbank leidt hieruit af, dat de betaling zelf eerder heeft plaatsgevonden. De overgelegde
track and trace codes(voor zover leesbaar) betreffen vooral zendingen in de maand juni 2019 en een enkele keer in augustus 2019. Daar komt bij dat de
moneytransfersnaar [naam01] worden verricht in de maanden mei en juni 2019 (ongenummerde bijlage bij het rapport berekening ontneming). Deze handel vond dus plaats tot september 2019. Van de periode daarna heeft de rechtbank geen stukken aangetroffen en de verdediging heeft ook niet op specifieke stukken gewezen die betrekking zouden hebben op een latere periode. Zij heeft slechts in het algemeen gesteld dat de door de verdediging ingebrachte stukken ontlastend zijn. Dat zijn zij ook wel, maar niet voor de gehele ten laste gelegde periode.
Omdat er na 17 september 2019 geen aanwijzingen meer zijn dat de verdachte zijn leverancier heeft betaald, moet hij vanaf die dag hebben geweten dat hij bestellingen niet meer zou kunnen leveren. Immers, als hij de leverancier niet meer betaalt, zal deze de goederen niet leveren. Dit sluit ook aan bij de verklaring van de verdachte dat het werk hem boven het hoofd groeide en bij het ontbreken van stukken waaruit blijkt dat hij toen nog handelingen verrichtte om (daadwerkelijk) te (laten) leveren. Nu hij de websites niet heeft gesloten en bestellingen is blijven ontvangen, is slecht ondernemerschap overgegaan in handelsfraude. Nu met handelsfraude in de zin van artikel 326e Sr strafbaar is gesteld dat de verdachte goederen aanbiedt met de bedoeling om de betaling te ontvangen terwijl hij weet dat hij die goederen niet meer kan leveren, maakte de verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig aan handelsfraude vanaf 17 september 2019.
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij zijn leverancier voor het grootste deel contant heeft betaald. Hij heeft dat niet nader gespecificeerd en slechts verklaard dat een tussenpersoon van [naam01] met hem contact zocht als hij moest betalen. Hij heeft dat geld aan de persoon die zich als tussenpersoon meldde in goed vertrouwen meegegeven. Hij kon niet de naam van deze persoon noemen en hij heeft geen betalingsbewijzen. De rechtbank legt deze verklaring als volstrekt ongeloofwaardig naast zich neer.
Om het feit van artikel 326e Sr te begaan is, als gezegd, geen noodzakelijke voorwaarde dat de koper heeft betaald. Het gaat erom dat de verdachte goederen aanbiedt met het oogmerk om de betaling te ontvangen terwijl hij weet, in de zin van onvoorwaardelijk opzet, dat hij niet kan leveren. Dat moment doet zich naar het oordeel van de rechtbank in elk geval voor telkens als de verdachte na 17 september 2019 goederen aanbiedt en een koper vervolgens een bestelling plaatst op een van de websites van de verdachte.
Wat betreft de onder 1 ten laste gelegde periode gaat het om 43 bestellingen binnen de bewezenverklaarde periode van 17 september 2019 tot en met 29 oktober 2019. Weliswaar blijkt uit door de verdachte overgelegde stukken dat drie personen na 17 september 2019 hun aangifte hebben ingetrokken, maar dat is voor de bewezenverklaring niet van belang. Het gaat er immers om dat de verdachte luxe kleding, schoenen en accessoires te koop heeft aangeboden met het oogmerk om geld te ontvangen, terwijl hij wist dat hij niet kon leveren. Dat drie personen hun aangifte hebben ingetrokken zou er op kunnen duiden dat hun nadeel beperkt is gebleven of dat er geen nadeel (meer) is doordat de verdachte alsnog het geld heeft terugbetaald, maar dat doet aan de al ingetreden strafbaarheid gelet op het voorgaande niet af.
Wat betreft het ten laste gelegde onder 2 is de rechtbank van oordeel dat online handelsfraude gedurende de gehele ten laste gelegde periode is bewezen. Voor zover uit het politieonderzoek is gebleken, heeft bijna de helft van de kopers (43%) aangifte gedaan of verklaard geen goederen te hebben ontvangen, terwijl daarnaast een substantieel deel van de kopers uit België kwam en niet kon worden benaderd. [3]
Wat betreft het oogmerk om geld te ontvangen terwijl hij weet dat hij niet zal leveren, merkt de rechtbank tenslotte nog op dat uit afgetapte communicatie in de periode maart 2020 tot en met mei 2020 is gebleken dat de verdachte SMS-berichten naar kopers heeft gestuurd met het verzoek om vooruit te betalen en dat hij hen soms ook heeft opgebeld met een dergelijk verzoek. Echter, als de koper vroeg of hij of zij de bestelling kon komen ophalen hield de verdachte de boot af, door ernaar te verwijzen dat “wij een webshop zijn". De verdachte heeft de kopers geen enkele keer naar zijn leverancier verwezen en geen enkele keer blijkt het probleem te zijn opgelost. Wel hebben meer mensen laten weten dat zij aangifte zullen doen. [4] Zoals dit bericht op 30 maart 2020:
Aangifte is gedaan. Hopelijk worden jullie opgepakt. Succes met in bajes zitten. [5]
5.2.
Witwassen
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van witwassen. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat er geen aangiftes zijn gekoppeld aan de overgeboekte gelden en dat evenmin kan worden vastgesteld dat deze gelden van enig misdrijf afkomstig zijn. Sterker, het gaat om gelden die zien op bestellingen die netjes zijn afgewikkeld. Het overboeken van deze gelden en vervolgens contant opnemen is onvoldoende voor een bewezenverklaring van witwassen. Dat heeft de verdachte gedaan, omdat hij niet bij zijn rekeningen kon. Toen heeft hij vrienden gevraagd of hij hun rekening mocht gebruiken. Daar is niets mis mee.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van feit 1 en 2 is overwogen, kan worden bewezen dat het (totaal)bedrag van € 16.135,19 uit misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat wist. Uit de bewijsmiddelen is gebleken dat de verdachte klanten vroeg om betalingen te verrichten op de bankrekening [bankrekeningnummer01] ten name van [naam winkel01] met als eigenaar [naam02] . De gelden die op deze rekening zijn ontvangen werden binnen enkele uren doorgeboekt naar twee andere rekeningen van [naam02] , waaronder rekeningnummer [bankrekeningnummer02] . Uit de saldo- en transactiegegevens van het bankrekeningnummer [bankrekeningnummer02] is gebleken dat in de periode van 4 maart 2020 tot en met 9 april 2020 in totaal 16.135,19 euro werd bijgeschreven en in totaal 16135,19 euro werd afgeschreven. De geldbedragen werden doorgeboekt naar bankrekeningnummers ten name van [naam03] , [naam04] en [naam05] . De gelden die werden overgeboekt heeft de verdachte door de genoemde personen contant laten opnemen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze handelingen gericht op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld. Voor zover dit bedrag mede bestaat uit geldbedragen die afkomstig zin uit (eerdere) niet-strafbare handel van de verdachte, is dat door een gebrek aan administratie van de verdachte niet te achterhalen en zijn deze bedragen vermengd met de bedragen die afkomstig zijn uit misdrijf. Hiermee acht de rechtbank het ten laste gelegde witwassen bewezen.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Hij in de periode van
17 september 2019tot en
met 29 oktober 2019 te Rotterdam en/of Schiedam,
een gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een
geautomatiseerd werk verkopen van goederen tegen betaling met het oormerk om
zonder volledige levering zich of een ander van de betaling van die goederen
te verzekeren, immers heeft hij, verdachte,
telkens (merk)kleding en/of (merk)schoenen en/of (merk) accessoires aangeboden door middel van de infrastructuur bevattende de webshops die zijn en/of waren verbonden aan de volgende domeinen:
[domein01] en
[domein02] en
[domein03] en
[domein04]
en daarvoor betalingen ontvangen zonder deze goederen te leveren, althans zonder deze goederen te leveren volgens de bestellingen
waaronder aan de navolgende personen/gedupeerden:
  • [naam06] en/of [naam07] , die (merk)schoenen heeft gekocht voor 190,-
  • euro, welk geldbedrag voornoemde [naam06] heeft afgegeven op 23 september 2019 en [naam08] , die een riem heeft gekocht voor 110,- euro, welk geldbedrag voornoemde [naam08] heeft afgegeven op 23 september 2019 en
  • [naam09] , die een paar schoenen heeft gekocht voor 240,- euro, welk geldbedrag voornoemde [naam09] heeft afgegeven op 26 september 2019 en
  • [naam10] , die (merk)schoenen heeft gekocht voor 175,- euro, welk geldbedrag voornoemde [naam10] heeft afgegeven op 21 september 2019 en
terwijl deze goederen niet of in een niet-bestelde vorm werden geleverd en het door de besteller betaalde geld niet werd terugbetaald, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan (MK Rotterdam 16 december 2016, ikvg 31 december 2016, 60 dagen gevangenisstraf ivm meermalen medeplegen oplichting 326/47).
2.
Hij in de periode van 12 maart 2020 tot en
met 7 juni 2020 te Rotterdam ,
een gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een
geautomatiseerd werk verkopen van goederen tegen betaling met het oogmerk om
zonder volledige levering zich of een ander van de betaling van die goederen
te verzekeren, immers heeft hij, verdachte, telkens (merk)kleding en/of (merk)schoenen en/of (merk) accessoires, aangeboden door middel van de infrastructuur bevattende de webshops die zijn en/of waren verbonden aan de volgende domeinen:
[domein05] en
[domein06] en [domein07] en [domein08] en
[domein09] en
[domein10] en [domein11] ,
en door middel van de infrastructuur bevattende de instagram-accounts die
is en/of was verbonden aan het volgende account:
[accountnaam01] en daarvoor betalingen ontvangen zonder (steeds) deze goederen te leveren, althans zonder (steeds) deze goederen te leveren volgens de bestellingen
waaronder aan de navolgende personen/gedupeerden:
  • [naam11] , die schoenen heeft gekocht voor 175 euro, welk geldbedrag voornoemde [naam11] heeft afgegeven op 22 maart 2020 en [naam12] , die Alexander McQueen schoenen heeft gekocht voor 80 euro, welk geldbedrag voornoemde [naam12] heeft afgegeven op 29 maart 2020 en
  • [naam13] , die Alexander McQueen schoenen heeft gekocht voor 80 euro, welk geldbedrag voornoemde [naam13] heeft afgegeven op 29 maart 2020 en
  • [naam14] , die Balenciaga schoenen heeft gekocht voor 190 euro, welk geldbedrag voornoemde [naam14] heeft afgegeven op 30 maart 2020 en
  • [naam15] en/of [naam16] , die schoenen heeft/hebben gekocht voor 90 euro, welk geldbedrag voornoemde [naam15] en/of [naam16] heeft afgegeven op 28 mei 2020 en [naam17] , die Balenciaga en/of Gucci schoenen heeft gekocht voor 320 euro; welk geldbedrag voornoemde [naam17] heeft afgegeven op 23 mei 2020;
terwijl deze goederen niet of in een niet-bestelde vorm werden geleverd en het door de besteller betaalde geld niet werd terugbetaald, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan (MK Rotterdam 16 december 2016, ikvg 31 december 2016, 60 dagen gevangenisstraf ivm meermalen medeplegen oplichting 326/47).
3.
Hij in de periode van 4 maart 2020 tot en met
9 april 2020 te Rotterdam en/of Zwolle en/of Vlaardingen en/of
Amsterdam van een hoeveelheid geld (in totaal 16.135,19 euro)
  • de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of
  • de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en verhuld heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp is,
terwijl hij wist dat dit voorwerp , geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf, immers, heeft hij, verdachte, dit voorwerp, na tussenkomst van een bankrekening (eindigend op [nummer01] ) op naam van [naam02] , doorgestort/laten doorstorten naar bankrekening(en) op naam van [naam03] en [naam05] en op naam van (de 12-jarige dochter van) [naam04] , en dit voorwerp (vervolgens) (gedeeltelijk) gepind en/of laten pinnen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
een gewoonte maken van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige levering zich van de betaling van die goederen te verzekeren, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
een gewoonte maken van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige levering zich van de betaling van die goederen te verzekeren, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

8.2.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.3.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewoonte maken van online handelsfraude door op verschillende websites goederen te koop aan te bieden, die hij – na ontvangst van de betaling door de slachtoffers – niet leverde. De verdachte heeft kennelijk enkel met het oog op persoonlijk gewin gehandeld en heeft door zijn handelen misbruik gemaakt van het door de slachtoffers in hem gestelde vertrouwen. Door de handelswijze van verdachte is een groot aantal slachtoffers financieel benadeeld. Daarnaast wordt door dit soort feiten ook het algemene vertrouwen dat het publiek in online handel heeft, aangetast.
Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag, verkregen uit die online handelsfraude. Het geld dat met de online handelsfraude werd verkregen, werd naar andere rekeningen overgeboekt en vervolgens gepind en overhandigd aan de verdachte. Dit heeft een ontwrichtende werking op het financiële en economische verkeer. Op die manier heeft de verdachte ook derden bij zijn strafbare feiten betrokken.
8.4.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
2 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking de periode waarin deze feiten zijn gepleegd, het grote aantal slachtoffers en de omvang van het schadebedrag. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat op de telefoon van de verdachte valselijk opgestelde WhatsApp-berichten tussen de verdachte en leverancier [naam01] zijn aangetroffen. Dat betekent dat de verdachte, terwijl deze strafzaak al liep, zich opnieuw met bedrieglijke activiteiten heeft ingelaten. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, geldt als uitgangspunt dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het EVRM en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Tussen 8 juni 2020 (de datum waarop de verdachte in verzekering is gesteld) en de datum van het vonnis ligt een periode van 37 maanden. In dit geval is echter sprake van bijzondere omstandigheden. In de eerste plaats geldt dat sprake is van een omvangrijk en complex (opsporings)onderzoek met een groot aantal slachtoffers. Vervolgens zijn er op verzoek van de verdediging getuigen gehoord. Bovendien stond de inhoudelijke behandeling van de zaak aanvankelijk in januari 2023 gepland, maar deze is toen op verzoek van de verdediging wegens ziekte van de verdachte aangehouden. Dat betekent dat de redelijke termijn niet is geschonden en van strafvermindering op die grond geen sprake is.
Media-aandacht
De raadsman heeft aangevoerd dat bij de bepaling van de straf rekening moet worden gehouden met de grote media-aandacht die de zaak tegen de verdachte heeft gehad en de schade die hij daarvan heeft ondervonden.
De rechtbank acht aannemelijk dat de media-aandacht die deze zaak heeft gehad de negatieve impact daarvan op de verdachte en zijn privéleven heeft versterkt. Tegelijkertijd is die aandacht begrijpelijk gelet op het feit dat de verdachte enige bekendheid geniet als artiest en op het grote aantal slachtoffers van de gepleegde feiten. De verdachte heeft uiteindelijk ook meegewerkt aan de twee uitzendingen van Opgelicht?! die aan de vervolging in deze zaak voorafgingen, en in de nasleep van die uitzendingen heeft hij ook zelf de publiciteit niet geschuwd. Onderwerp van die uitzendingen was onder meer dat de verdachte zijn bekendheid als artiest gebruikte om zijn webshops onder de aandacht te brengen. Gelet op deze voorgeschiedenis en de rol die verdachte daarin zelf heeft gespeeld, kan niet worden gezegd dat de verdachte door de hernieuwde media-aandacht in deze zaak concreet schade is toegebracht, in ieder geval niet in die mate dat dit tot strafvermindering zou moeten leiden.
De rechtbank komt, gelet op de gedeeltelijke vrijspraak en straffen in soortgelijke zaken, wel tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9..Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

Feit 1

Als benadeelde partijen hebben zich ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit diverse personen in het geding gevoegd. De benadeelde partijen vorderen een vergoeding voor materiële schade en soms ook een vergoeding voor immateriële schade en/of proceskosten. Deze vorderingen staan in onderstaande tabel vermeld:
Naam bp
Schade aangifte
Materiële schade
Immateriële schade
Proceskosten
[benadeelde partij 1]
€ 295,00
€ 295,00
€ -
€ -
[benadeelde partij 2]
€ 250,00
€ 250,00
€ 250,00
€ -
[benadeelde partij 3]
€ 260,00
€ 260,00
€ 200,00
€ -
[benadeelde partij 4] / [benadeelde partij 5]
€ 190,00
€ 190,00
€ -
€ -
[benadeelde partij 6]
€ 180,00
€ 180,00
€ -
€ -
[benadeelde partij 7]
€ 60,00
€ 60,00
€ 40,00
[benadeelde partij 8]
€ 180,00
€ -
€ -
€ 250,00
[benadeelde partij 9]
€ 130,00
€ 130,00
€ -
€ -
[benadeelde partij 10] / [benadeelde partij 11]
€ 180,00
€ 180,00
€ 180,00
€ -
[benadeelde partij 12] / [benadeelde partij 13]
€ 190,00
€ 190,00
€ -
€ -
[benadeelde partij 14]
€ 175,00
€ 175,00
€ -
€ -
[benadeelde partij 15]
€ 60,00
€ 60,00
€ -
€ -
[benadeelde partij 16]
€ 180,00
€ 200,00
€ -
€ 200,00
[benadeelde partij 17]
€ 250,00
€ 250,00
€ -
€ -
[benadeelde partij 18]
€ 120,00
€ 120,00
€ -
€ -
[benadeelde partij 19]
€ 50,00
€ 50,00
€ 150,00
€ -
[benadeelde partij 20]
€ 175,00
€ 175,00
€ 200,00
€ -
[benadeelde partij 21]
€ 485,00
€ 500,00
€ 250,00
€ -
[benadeelde partij 22]
€ 70,00
€ 70,00
€ 70,00
€ -
[benadeelde partij 23]
€ 175,00
€ 210,00
€ -
€ -
[benadeelde partij 24]
€ 240,00
€ 240,00
€ 1.500,00
€ -
[benadeelde partij 25]
€ 190,00
€ 190,00
€ -
€ -
[benadeelde partij 26]
€ 65,00
€ 65,00
€ 100,00
€ -
[benadeelde partij 27]
€ 165,00
€ 165,00
€ -
€ -
[benadeelde partij 28]
€ 240,00
€ 240,00
€ 1.500,00
€ -
[benadeelde partij 29]
€ 110,00
€ 110,00
€ -
€ -
[benadeelde partij 30]
€ 240,00
€ 240,00
€ 500,00
€ -
[benadeelde partij 31]
€ 240,00
€ 350,00
€ 250,00
€ -
[benadeelde partij 31]
onbekend
€ 910,00
€ 5.000,00
-
9.2.
Standpunt officier van justitie
De meeste vorderingen dienen ten aanzien van de materiële schade te worden toegewezen tot het schadebedrag dat is genoemd in de aangifte. De gevorderde bedragen aan immateriële schade en proceskosten dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard. De vorderingen van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 23] dienen in zijn geheel niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat deze buiten de ten laste gelegde periode vallen. Voor de vorderingen van [benadeelde partij 29] en [benadeelde partij 30] refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank, nu zij niet eerder van deze vorderingen kennis heeft genomen. Datzelfde geldt voor de (eerste) vordering van [benadeelde partij 31] ten bedrage van € 600,00. De (tweede) vordering van [benadeelde partij 31] ad € 5.910,- dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat deze geen betrekking lijkt te hebben op de ten laste gelegde feiten.
9.3.
Standpunt verdediging
Primair dienen de vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair kunnen de vorderingen slechts worden toegewezen ten aanzien van de materiële schade tot het bedrag zoals vermeld in de aangiften, voor zover een bewijs van betaling is toegevoegd.
9.4.
Beoordeling
Niet-ontvankelijkheid gelet op (gedeeltelijk) bewezen periode
De verdachte is vrijgesproken van een deel van de ten laste gelegde periode, namelijk van 30 april 2019 tot en met 16 september 2019. Dat betekent dat de vorderingen van de benadeelde partijen die gelet op de datum van betaling zijn ontstaan in die periode niet kunnen worden toegewezen. Dat geldt eveneens voor de vorderingen van de benadeelde partijen die zijn ontstaan ná de ten laste gelegde datum van 29 oktober 2019. De vorderingen van de hierna volgende benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard:
[benadeelde partij 1]
[benadeelde partij 2]
[benadeelde partij 6]
[benadeelde partij 7]
[benadeelde partij 8]
[benadeelde partij 15]
[benadeelde partij 19]
[benadeelde partij 20]
[benadeelde partij 23]
[benadeelde partij 25]
[benadeelde partij 26]
[benadeelde partij 28]
[benadeelde partij 30]
[benadeelde partij 31] (eerste vordering van een totaalbedrag van € 600,-)
Dat betekent dat over deze vorderingen in deze procedure geen inhoudelijke beslissing wordt genomen. Deze benadeelde partijen kunnen hun vordering tot schadevergoeding alsnog bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de vorderingen van deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen deze benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.
Toewijzing materiële schade conform aangiften en overige schade niet-ontvankelijk
Voor de overige benadeelde partijen zoals vermeld in de onderstaande tabel geldt dat is vast komen te staan dat door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade aan hen is toegebracht. De schade zal worden vastgesteld op de bedragen zoals vermeld in de aangiften, nu de hoogte hiervan door de verdachte niet gemotiveerd is weersproken. De wettelijke rente hierover zal vanaf de datum van betaling van de bedragen worden toegewezen.
Ten behoeve van incasso van deze materiële schade en wettelijke rente wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Hierbij wordt bepaald dat indien volledig verhaal van de hoofdsom aan materiële schade niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van het aantal dagen dat is opgenomen in onderstaande tabel.
De overig gevorderde schade (resterende materiële schade en/of immateriële schade) is mede gelet op de betwisting door de verdediging onvoldoende onderbouwd. Dit deel van de vorderingen zal niet-ontvankelijk (in de tabel: NO) worden verklaard en is eveneens weergegeven in onderstaande tabel.
Naam bp
Toegewezen materiële schade
Wettelijke rente vanaf
Resterende materiële schade NO
Immateriële schade NO
Aantal dgn gijzeling
[benadeelde partij 3]
€ 260,00
18-10-2019
€ -
€ 200,00
4
[benadeelde partij 4] / [benadeelde partij 5]
€ 190,00
10-10-2019
€ -
€ -
3
[benadeelde partij 9]
€ 130,00
23-09-2019
€ -
€ -
2
[benadeelde partij 10] / [benadeelde partij 11]
€ 180,00
26-09-2019
€ -
€ 180,00
3
[benadeelde partij 12] / [benadeelde partij 13]
€ 190,00
23-09-2019
€ -
€ -
3
[benadeelde partij 14]
€ 175,00
27-10-2019
€ -
€ -
3
[benadeelde partij 16]
€ 180,00
09-10-2019
€ 20,00
€ -
3
[benadeelde partij 17]
€ 250,00
02-10-2019
€ -
€ -
5
[benadeelde partij 18]
€ 120,00
01-10-2019
€ -
€ -
2
[benadeelde partij 21]
€ 485,00
26-09-2019
€ 15,00
€ 250,00
9
[benadeelde partij 22]
€ 70,00
22-09-2019
€ -
€ 70,00
1
[benadeelde partij 24]
€ 240,00
26-09-2019
€ -
€ 1.500,00
4
[benadeelde partij 27]
€ 165,00
26-09-2019
€ -
€ -
3
[benadeelde partij 29]
€ 110,00
22-09-2019
€ -
€ -
2
Proceskosten
Nu de vorderingen van bovenstaande benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot nu toe begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De benadeelde partij [benadeelde partij 16] heeft een bedrag van € 200,- aan proceskosten gevorderd, maar blijkens de omschrijving gaat dit niet om proceskosten, maar om het aantal uur dat zij heeft moeten werken om het schadebedrag terug te verdienen (oftewel een nadere onderbouwing van de materiële schade van € 200,-). Ook de proceskosten van [benadeelde partij 16] worden daarom op dit moment op nihil gesteld.
Feit 2
Als benadeelde partijen hebben zich ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit diverse personen in het geding gevoegd. De benadeelde partijen vorderen een vergoeding voor materiële schade en soms ook een vergoeding voor immateriële schade en/of proceskosten. Deze vorderingen staan in onderstaande tabel vermeld:
Naam bp
Schade aangifte
Materiële schade
Immateriële schade
Proceskosten
[benadeelde partij 32]
€ 80,00
€ 80,00
€ -
€ -
[benadeelde partij 33]
€ 80,00
€ 80,00
€ -
€ -
[benadeelde partij 34] / [benadeelde partij 35]
€ 170,00
€ 170,00
€ -
€ 10,00
[benadeelde partij 36]
€ 140,00
€ 140,00
€ -
€ -
[benadeelde partij 37] / [benadeelde partij 38]
€ 190,00
€ 190,00
€ -
€ -
9.5.
Standpunt officier van justitie
De vorderingen dienen ten aanzien van de materiële schade te worden toegewezen tot het schadebedrag dat is genoemd in de aangifte. Het gevorderde bedrag aan proceskosten dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.6.
Standpunt verdediging
Primair dienen de vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair kunnen de vorderingen slechts worden toegewezen ten aanzien van de materiële schade tot het bedrag zoals vermeld in de aangiften, voor zover een bewijs van betaling is toegevoegd.
9.7.
Beoordeling
Toewijzing materiële schade conform aangiften
Voor de benadeelde partijen zoals vermeld in de onderstaande tabel geldt dat is vast komen te staan dat door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade aan hen is toegebracht. De schade zal worden vastgesteld op de bedragen zoals vermeld in de aangiften, nu de hoogte hiervan door de verdachte niet gemotiveerd is weersproken. De wettelijke rente hierover zal vanaf de datum van betaling van de bedragen worden toegewezen.
Ten behoeve van incasso van deze materiële schade en wettelijke rente wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Hierbij wordt bepaald dat indien volledig verhaal van de hoofdsom aan materiële schade niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van het aantal dagen dat is opgenomen in onderstaande tabel.
Naam bp
Toegewezen materiële schade
Wettelijke rente vanaf
Aantal dgn gijzeling
[benadeelde partij 32]
€ 80,00
29-03-2020
1
[benadeelde partij 33]
€ 80,00
29-03-2020
1
[benadeelde partij 34] / [benadeelde partij 35]
€ 170,00
01-04-2020
3
[benadeelde partij 36]
€ 140,00
27-05-2020
2
[benadeelde partij 37] / [benadeelde partij 38]
€ 190,00
30-03-2020
3
Proceskosten
Nu de vorderingen van bovenstaande benadeelde partijen zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot nu toe begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De benadeelde partij [benadeelde partij 35] heeft een bedrag van € 10,- aan proceskosten gevorderd, maar blijkens de omschrijving gaat dit niet om proceskosten, maar om telefoonkosten. Deze post is niet nader onderbouwd. Ook de proceskosten van [benadeelde partij 35] worden daarom vooralsnog op nihil gesteld. Voor zover dit deel van de vordering materiële schade betrof wordt het wegens onvoldoende onderbouwing niet-ontvankelijk verklaard.
Niet-ontvankelijkheid wegens ontbreken rechtstreeks verband feiten
De tweede vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 31] ten bedrage van € 5.910,- lijkt blijkens de (beperkte) omschrijving te zien op andere feiten. Dat betekent dat niet is gesteld of gebleken dat dit rechtstreekse schade betreft die is veroorzaakt door de bewezenverklaarde feiten. Om die reden zal deze vordering eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard.
ProceskostenGelet op de niet-ontvankelijkverklaring zal [benadeelde partij 31] ook worden veroordeeld in de kosten die door de verdachte ter verdediging tegen deze vordering gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.

10.. Vordering gevangenneming

10.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de gevangenneming van de verdachte gevorderd op grond van het herhalingsgevaar en het vluchtgevaar. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verdachte zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan online handelsfraude en nu opnieuw wordt verdacht van fraude. Ook ligt er een vordering tot ontneming van een flink bedrag, waardoor het risico bestaat dat de verdachte zijn activiteiten opnieuw zal oppakken om nog snel geld te verdienen voordat hij gedetineerd raakt. Verder is onduidelijk waar de verdachte momenteel verblijft. Bij een veroordeling kan hij zich daarom onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de straf.
10.2.
Standpunt verdediging
Van vluchtgevaar is geen sprake. Dit blijkt alleen al uit het feit dat de verdachte ter terechtzitting is verschenen. Daarnaast heeft hij vier kinderen in Nederland die hij niet zou verlaten. Van recidivegevaar is evenmin sprake. Niets duidt erop dat de verdachte nog even snel geld zou willen verdienen. De rechter-commissaris heeft deze grond eerder al van de hand gewezen.
10.3.
Beoordeling
De verdachte is na zijn aanhouding op 8 juni 2020 in verzekering gesteld en vervolgens op 11 juni 2020 voorgeleid aan de rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft de vordering tot inbewaringstelling afgewezen wegens het ontbreken van gronden. De verdachte is daarna in vrijheid gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in voorlopige hechtenis moet worden genomen. Daarbij is het volgende van belang. Aan de wettelijke eisen voor voorlopige hechtenis is voldaan. De bewezen verklaarde feiten van online handelsfraude en witwassen betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en gelet op de bewezenverklaring zijn ook de ernstige bezwaren ten aanzien van dat strafbare feit aanwezig (zie artikelen 67, eerste lid, onder a, Sv en 67, derde lid, Sv). Van vluchtgevaar is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Wel acht de rechtbank de recidivegrond aanwezig. Daarbij houdt de rechtbank rekening met de houding van de verdachte op de zitting en neemt zij in aanmerking dat de verdachte klaarblijkelijk nog zeer recent betrokken is geweest bij vervalsing van WhatsApp-berichten. Daarnaast is de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf voor oplichting en heeft hij zich niettemin opnieuw ingelaten met oplichtingspraktijken. Onder deze omstandigheden dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat de verdachte zich opnieuw schuldig zal maken aan soortelijke misdrijven. De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, de gevangenneming van de verdachte bevelen.

11.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 36f, 43a, 57, 326e en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

12.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beveelt de gevangenneming van de verdachte, welk bevel afzonderlijk schriftelijk is vastgelegd.
verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] , [benadeelde partij 8] , [benadeelde partij 15] , [benadeelde partij 19] , [benadeelde partij 20] , [benadeelde partij 23] , [benadeelde partij 25] ,
[benadeelde partij 26] , [benadeelde partij 28] , [benadeelde partij 30] en [benadeelde partij 31] (ten bedrage van € 600,- en ten bedrage van € 5.910,-) niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] , [benadeelde partij 8] , [benadeelde partij 15] , [benadeelde partij 19] , [benadeelde partij 20] , [benadeelde partij 23] , [benadeelde partij 25] , [benadeelde partij 26] , [benadeelde partij 28] , [benadeelde partij 30] en [benadeelde partij 31] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de in de volgende tabel genoemde benadeelde partijen te betalen de daarin genoemde bedragen aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de daarin genoemde data tot aan de dag der algehele voldoening;
Naam bp
Toegewezen materiële schade
Wettelijke rente vanaf
Aantal dagen gijzeling
[benadeelde partij 3]
€ 260,00
18-10-2019
4
[benadeelde partij 4] / [benadeelde partij 5]
€ 190,00
10-10-2019
3
[benadeelde partij 9]
€ 130,00
23-09-2019
2
[benadeelde partij 10] / [benadeelde partij 11]
€ 180,00
26-09-2019
3
[benadeelde partij 12] / [benadeelde partij 13]
€ 190,00
23-09-2019
3
[benadeelde partij 14]
€ 175,00
27-10-2019
3
[benadeelde partij 16]
€ 180,00
09-10-2019
3
[benadeelde partij 17]
€ 250,00
02-10-2019
5
[benadeelde partij 18]
€ 120,00
01-10-2019
2
[benadeelde partij 21]
€ 485,00
26-09-2019
9
[benadeelde partij 22]
€ 70,00
22-09-2019
1
[benadeelde partij 24]
€ 240,00
26-09-2019
4
[benadeelde partij 27]
€ 165,00
26-09-2019
3
[benadeelde partij 29]
€ 110,00
22-09-2019
2
[benadeelde partij 32]
€ 80,00
29-03-2020
1
[benadeelde partij 33]
€ 80,00
29-03-2020
1
[benadeelde partij 34] / [benadeelde partij 35]
€ 170,00
01-04-2020
3
[benadeelde partij 36]
€ 140,00
27-05-2020
2
[benadeelde partij 37] / [benadeelde partij 38]
€ 190,00
30-03-2020
3
verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 10] - [benadeelde partij 11] , [benadeelde partij 16] , [benadeelde partij 21] , [benadeelde partij 22] , [benadeelde partij 24] en [benadeelde partij 35] niet-ontvankelijk in het resterende deel van hun vorderingen; bepaalt dat dit deel van de vorderingen slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de in de tabel genoemde benadeelde partijen gemaakt, tot nu toe aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de in de tabel genoemde benadeelde partijen te betalen de daarin genoemde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de daarin genoemde data tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom aan materiële schade niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van in de tabel genoemde aantal dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 13 juli 2023.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Hij op één of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 30 april 2019 tot en
met 29 oktober 2019 te Rotterdam en/of Schiedam, althans in Nederland,
meermalen, althans éénmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een
geautomatiseerd werk verkopen van goederen tegen betaling met het oormerk om
zonder volledige levering zich of een ander van de betaling van die goederen
te verzekeren, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
telkens (ongeveer 118 keer, althans een groot aantal keren),
(merk)kleding en/of (merk)schoenen en/of (merk) accessoires, althans een of
meer goed(eren) aangeboden door middel van de infrastructuur bevattende de webshop(s) die is/zijn en/of
was/waren verbonden aan de/het volgende domein(en):
[domein01] en/of
[domein02] en/of
[domein03] en/of
[domein04] en/of
[domein12]
althans een of meer webshops,
en daarvoor betalingen ontvangen zonder (steeds) dit/deze goederen) te leveren, althans zonder (steeds) dit/deze goed(eren) te leveren volgens de bestelling(en)
waaronder aan de navolgende perso(o)n(en)/gedupeerde(n):
- [naam06] en/of [naam07] , die (merk)schoenen heeft gekocht voor 190,-
euro, althans enig geldbedrag, welk geldbedrag voornoemde [naam06] heeft afgegeven op 23 september 2019 en/of
  • [naam18] , die (merk)schoenen heeft gekocht voor 190,- euro, althans enig geldbedrag, welk geldbedrag voornoemde [naam18] heeft afgegeven op 19 juni 2019 en/of
  • [naam08] , die een riem heeft gekocht voor 110,- euro, althans enig geldbedrag, welk geldbedrag voornoemde [naam08] heeft afgegeven op 23 september 2019 en/of
  • [naam09] , die een paar schoenen heeft gekocht voor 240,- euro, althans enig geldbedrag, welk geldbedrag voornoemde [naam09] heeft afgegeven op 26 september 2019 en/of
  • [naam19] , die (merk)schoenen/sandalen heeft gekocht voor 110,- euro, althans enig geldbedrag, welk geldbedrag voornoemde [naam19] heeft afgegeven op 13 juni 2019 en/of
  • [naam10] , die (merk)schoenen heeft gekocht voor 175,- euro, althans enig geldbedrag, welk geldbedrag voornoemde [naam10] heeft afgegeven op 21 september 2019 en/of
  • [naam20] , die een (merk)jas heeft gekocht voor 220,- euro, althans enig geldbedrag, welk geldbedrag voornoemde [naam20] heeft afgegeven op 21 juni 2019,
terwijl deze goederen niet of in een niet-bestelde vorm werden geleverd en het door de besteller betaalde geld niet werd terugbetaald, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan (MK Rotterdam 16 december 2016, ikvg 31 december 2016, 60 dagen gevangenisstraf ivm meermalen medeplegen oplichting 326/47).
(Artikel 326e juncto 47 Wetboek van Strafrecht)
2.
Hij op één of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 12 maart 2020 tot en
met 7 juni 2020 te Rotterdam en/of Schiedam, althans in Nederland, meermalen,
althans éénmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een
geautomatiseerd werk verkopen van goederen tegen betaling met het oogmerk om
zonder volledige levering zich of een ander van de betaling van die goederen
te verzekeren, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
telkens (ongeveer 75 keer en/of 24 keer, althans een groot aantal keren)
(merk)kleding en/of (merk)schoenen en/of (merk) accessoires, althans een of
meer goed(eren) aangeboden
door middel van de infrastructuur bevattende de webshop(s) die is/zijn en/of
was/waren verbonden aan de/het volgende domein(en):
[domein05] en/of
[domein06] en/of
[domein07] en/of
[domein08] en/of
[domein09] en/of
[domein10] en/of
[domein11] ,
althans een of meer webshops
en/of door middel van de infrastructuur bevattende de instagram-accounts die
is/zijn en/of was/waren verbonden aan de/het volgende account(s):
[accountnaam01] ,
althans een of meer instagram-accounts
en daarvoor betalingen ontvangen zonder (steeds) dit/deze goed(eren) te leveren, althans zonder (steeds) dit/deze goed(eren) te leveren volgens de bestelling(en)
waaronder aan de navolgende perso(o)n(en)/gedupeerde(n):
  • [naam11] , die schoenen heeft gekocht voor 175 euro, althans enig geldbedrag, welk geldbedrag voornoemde [naam11] heeft afgegeven op 22 maart 2020 en/of
  • [naam12] , die Alexander McQueen schoenen heeft gekocht voor 80 euro, welk geldbedrag voornoemde [naam12] heeft afgegeven op 29 maart 2020 en/of
  • [naam13] , die Alexander McQueen schoenen heeft gekocht voor 80 euro, welk geldbedrag voornoemde [naam13] heeft afgegeven op 29 maart 2020 en/of
  • [naam14] , die Balenciaga schoenen heeft gekocht voor 190 euro, welk geldbedrag voornoemde [naam14] heeft afgegeven op 30 maart 2020 en/of
  • [naam15] en/of [naam16] , die schoenen heeft/hebben gekocht voor 90 euro, welk geldbedrag voornoemde [naam15] en/of [naam16] heeft afgegeven op 28 mei 2020 en/of
  • [naam17] , die Balenciaga en/of Gucci schoenen heeft gekocht voor 320 euro; welk geldbedrag voornoemde [naam17] heeft afgegeven op 23 mei 2020;
terwijl deze goederen niet of in een niet-bestelde vorm werden geleverd en het door de besteller betaalde geld niet werd terugbetaald, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan (MK Rotterdam 16 december 2016, ikvg 31 december 2016, 60 dagen gevangenisstraf ivm meermalen medeplegen oplichting 326/47).
(Artikel 326e juncto 47 Wetboek van Strafrecht)
3.
Hij op één of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 4 maart 2020 tot en met
9 april 2020 te Rotterdam en/of Schiedam en/of Zwolle en/of Vlaardingen en/of
Amsterdam, althans in Nederland, meermalen, althans éénmaal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
van één of meerdere voorwerpen, te weten een hoeveelheid geld (in totaal
16.135,19 euro)
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft
verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende(n) op dit/deze
voorwerp(en) is/zijn en/of
dit voorwerp c.q. deze voorwerpen,
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk,
afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf, immers, heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) dit/deze voorwerp(en), na tussenkomst van een bankrekening(en) (eindigend op [nummer01] ) op naam van [naam02] , doorgestort/laten doorstorten naar een of meer bankrekening(en) op naam van [naam03] en/of [naam05] en/of op naam van (de 12-jarige dochter van) [naam04] , en/of dit/deze voorwerp(en) (vervolgens) (gedeeltelijk) gepind en/of laten pinnen.
(Artikel 420bis jo 47 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Zaakdossier Gans, p. 32 en p. 34; Zaakdossier Eend, p. 61.
2.Dat zijn 374 transacties van de websites outfitvoor jou/merkenvoorjou, zie zaaksdossier Gans, p. 21, minus 200 transacties die volgens de getuige [getuige01] door haar waren verricht, zie zaaksdossier Gans, p. 95; 518 transacties via de website betaalbare kleding, zie zaaksdossier Gans, p. 31 en 174 transacties via de websites merkenmode/topmerken scoren, zie zaaksdossier Eend, p. 61).
3.Zaaksdossier Eend, p. 62.
4.Zaaksdossier Eend, p. 29-59.
5.Zaaksdossier Eend, p. 36.