ECLI:NL:RBROT:2023:6481

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
10-063790-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dealen van verdovende middelen en opzettelijk aanwezig hebben van een geneesmiddel zonder handelsvergunning

Op 28 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen van verschillende soorten verdovende middelen en het opzettelijk aanwezig hebben van een geneesmiddel zonder handelsvergunning. De verdachte, geboren in [geboorteplaats01] en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. I. Amghar. De officier van justitie, mr. E. Verhoeven-Ivankovic, eiste een gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden van de reclassering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan het vierde ten laste gelegde feit, en sprak hem daarvan vrij. De rechtbank concludeerde echter dat de verdachte wel degelijk opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet en de Geneesmiddelenwet. De verdachte had in de periode van 12 juli 2022 tot en met 1 maart 2023 in Schiedam verdovende middelen zoals MDMA, amfetamine, cocaïne en LSD verkocht en aanwezig gehad. Daarnaast had hij 44 pillen Kamagra in voorraad, waarvoor geen handelsvergunning bestond. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van twintig maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-063790-23
Datum uitspraak: 28 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01],
raadsman mr. I. Amghar, advocaat te Schiedam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Verhoeven-Ivankovic heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 ten laste gelegde, met partiële vrijspraak van de stoffen die niet zijn onderzocht;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met oplegging van de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd.

4..Vrijspraak

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering feit 1 t/m 3
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is aangevoerd dat de (vondst van de) aangetroffen verdovende middelen, c.q. het onderzoek dat daaraan is verricht niet tot het bewijs mag meewerken omdat dit onrechtmatig verkregen is. De verbalisanten hadden onvoldoende aanleiding om de tas van de verdachte te doorzoeken, want er was geen sprake van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit uit de Opiumwet. De verdediging heeft betoogd dat, gelet op de ernst van het verzuim, het geschonden voorschrift en het nadeel dat daardoor is veroorzaakt, al hetgeen als gevolg van dit vormverzuim is verkregen dient te worden uitgesloten van het bewijs. Ten aanzien van feit 1 is subsidiair eveneens vrijspraak bepleit omdat de chatgesprekken waarin wordt gesproken over verdovende middelen zijn aangetroffen op een telefoon die niet aan de verdachte toebehoort. Het dossier bevat dan ook geen concrete aanwijzingen dat de verdachte heeft gehandeld in verdovende middelen. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging zich subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met dien verstande dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de niet onderzochte stoffen. Ten aanzien van feit 3 is subsidiair vrijspraak bepleit, omdat de in de tenlastelegging genoemde middelen niet als geneesmiddelen in de zin van de Geneesmiddelenwet kunnen worden aangemerkt.
5.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt het volgende voorop. De verdachte is op 2 maart 2023 te Rotterdam aangehouden terwijl hij een rugtas bij zich droeg die verschillende verdovende middelen bleek te bevatten. Ook in de hotelkamer waar de verdachte verbleef zijn verdovende middelen aangetroffen. Het NFI heeft een deel van deze verdovende middelen onderzocht. Het bleek telkens om cocaïne, amfetamine en MDMA te gaan. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de verdovende middelen in bewaring had voor iemand van wie hij de naam niet wil noemen en dat degene hem had verteld dat er cocaïne in de rugtas zat.
Ten aanzien van het primaire verweer – het bewijs is onrechtmatig verkregen omdat ten tijde van het onderzoek in verdachtes rugtas geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan overtreding van de Opiumwet – overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van artikel 9, tweede lid, van de Opiumwet zijn opsporingsambtenaren bevoegd een persoon die verdacht wordt van een bij die wet als misdrijf strafbaar gesteld feit, bij het bestaan van ernstige bezwaren tegen deze aan de kleding te onderzoeken. Wat betreft de vraag of ten aanzien van de verdachte sprake was van een verdenking, c.q. van ernstige bezwaren is het volgende van belang. Bij het management van het hotel was het vermoeden gerezen dat er vanuit kamers en voertuigen op het parkeerterrein en in de parkeergarage in de kelder werd gehandeld in verdovende middelen. Vanwege de overlast die daarvan werd ondervonden had het hotel een extern beveiligingsbedrijf ingehuurd. De verdachte verbleef sinds 18 oktober 2022 in hotel Van der Valk in Schiedam. De bedrijfsleider van het hotel en de beveiliger hebben gezien dat de verdachte opvallend gedrag vertoonde omdat hij regelmatig met een rugtas heen en weer liep in het hotel en naar zijn auto die hij altijd in de parkeergarage in de auto parkeerde. Ook viel de verdachte op omdat hij regelmatig kortstondig bezoek ontving op het parkeerterrein en in zijn hotelkamer. De beveiliger heeft verklaard dat hij een dergelijke situatie ook op 2 maart 2023 heeft waargenomen op het parkeerterrein, waarbij het leek of de verdachte had gewacht met het oprijden van het parkeerterrein tot een surveillerende dienstmotor het terrein weer had verlaten. Toen de verbalisanten [verbalisant01] en [verbalisant02] de verdachte vroegen of zij in zijn rugtas mochten kijken, begon hij te zweten, beefden zijn handen, trilde zijn stem en keek hij veelvuldig om zich heen. De rechtbank is op grond van deze omstandigheden, in samenhang bezien, van oordeel dat voorafgaande aan de doorzoeking van de tas van de verdachte een redelijk vermoeden van schuld kon worden aangenomen dat de verdachte zich aan een overtreding van de Opiumwet had schuldig gemaakt. De rechtbank acht de doorzoeking van de tas daarom rechtmatig. Van een onherstelbaar vormverzuim is geen sprake. Het primaire verweer wordt verworpen.
Het voorgaande betekent dat de verdovende middelen die bij verdachte zijn aangetroffen en door het NFI zijn onderzocht voor het bewijs mogen worden gebruikt. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte de onder 1 en 2 genoemde genoemde middelen waarvan het NFI heeft vastgesteld dat het middelen als bedoeld in (lijst I behorend bij) de Opiumwet betrof opzettelijk aanwezig heeft gehad. De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van het opzettelijk aanwezig hebben van 2 C-B en LSD genoemd onder feit 2, nu het NFI de aanwezigheid van die middelen niet heeft aangetoond.
Ten aanzien van het subsidiaire verweer inzake feit 1 – de verdachte heeft niet deelgenomen aan de gesprekken die op de in beslag genomen telefoon zijn aangetroffen – overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de zwarte Samsung telefoon die in de auto van de verdachte is aangetroffen aan de verdachte toebehoort. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte eigenaar is van de auto en daarvan ook gebruikmaakte. De eigenaar van een auto wordt in beginsel geacht wetenschap te hebben van en beschikkingsmacht te hebben over de goederen die zich in zijn auto bevinden. Dat kan anders zijn onder bijzondere omstandigheden. De verklaring van de verdachte dat een ander de telefoon in de auto heeft laten liggen acht de rechtbank onwaarschijnlijk, zodat een uitzonderingsgeval als evenbedoeld zich niet voordoet.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of de verdachte heeft deelgenomen aan de op de telefoon aangetroffen chatgesprekken, waarin wordt gesproken over de handel in verdovende middelen. Uit de chatgesprekken blijkt dat de gesprekdeelnemers een handel hebben in verdovende middelen. In de chatgesprekken worden voorraden van verdovende middelen doorgegeven en wordt besproken welke orders zijn gedaan en hoe laat en waar deze afgeleverd moeten worden. Uit het politieonderzoek is gebleken dat de eigenaar van de telefoon gebruikmaakt van het account ‘ [accountnaam01] ’. De politie heeft ook onderzoek gedaan naar dit account. Hieruit is gebleken dat de gebruiker van dit account op 3 augustus 2022 heeft bericht dat hij volgende week donderdag, vrijdag en zaterdag vrij moet zijn, omdat zijn moeder jarig is en zij 75 jaar wordt. Uit het politieonderzoek is gebleken dat de moeder van verdachte op [datum01] 75 jaar is geworden. De politie ziet ook in de geboortedatum van de verdachte – die in [jaartal01] geboren is – een link met het account [accountnaam01] .Verder is uit het politieonderzoek gebleken dat de gebruiker van het account ‘ [accountnaam01] ’ op 26 oktober 2022 een bericht stuurt naar een andere deelnemer in een chatgesprek waarin staat: “Bijna Valk”. Dat zou kunnen wijzen op het gegeven dat de verdachte sinds 18 oktober 2022 dagelijks verbleef in het Hotel van der Valk.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte de gebruiker is geweest van het account ‘ [accountnaam01] ’. Daarmee is komen vast te staan dat – gelet op de inhoud van de chatgesprekken die zijn verstuurd – de verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de handel in verdovende middelen. De verklaring van de verdachte dat hij de rugtas verdovende middelen die dag voor iemand anders bewaarde is niet concreet of verifieerbaar en wordt bovendien weersproken door de inhoud van de chatberichten en de verklaringen van de hotelmedewerkers. Ook het subsidiaire verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van het subsidiaire verweer inzake feit 3 – de in beslag genomen pillen kunnen niet gelden als geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt – overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt onderscheid gemaakt tussen geneesmiddelen ‘naar aandiening’ en geneesmiddelen ‘naar werking’. Van een geneesmiddel ‘naar werking’ is – kort gezegd – sprake als een product daadwerkelijk een therapeutische werking heeft. Van een geneesmiddel ‘naar aandiening’ is sprake als een product niet voldoende werkzaam is of niet de werking heeft die de consument – gezien de wijze van aandiening – ervan mag verwachten. De Europese wetgever heeft beoogd de consument ook te beschermen tegen producten die in plaats van adequate middelen worden gebruikt door deze eveneens als geneesmiddel aan te merken.
Een product wordt geacht te zijn aangediend als hebbende therapeutische of profylactische eigenschappen wanneer het uitdrukkelijk als zodanig wordt aangeduid of aanbevolen op het etiket, in de bijsluiter of mondeling en/of wanneer het bij de met een gemiddeld onderscheidingsvermogen begiftigde consument door de wijze van aandiening de indruk wekt dat het die eigenschappen heeft.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de Kamagra-pillen in het onderhavige geval niet zijn onderzocht op de aanwezigheid van de werkzame stof sildenafil. De pillen zijn daarom niet aan te merken als ‘geneesmiddel naar werking’. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de pillen echter wel als ‘geneesmiddel naar aandiening’ worden aangemerkt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het in deze zaak gaat om strips met 44 groene pillen en dat op de verpakking het opschrift “sildenafil citraat kamagra” stond. Dit opschrift wekt naar het oordeel van de rechtbank de indruk dat er sprake is van een geneesmiddel. Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de pillen daarmee voldoen aan de omschrijving van het begrip geneesmiddel als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Geneesmiddelenwet. Ook het hieromtrent gevoerde verweer van de verdediging wordt verworpen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het opzettelijk aanwezig hebben van de Cenforce-200 pillen, nu deze pillen niet zijn onderzocht en evenmin als geneesmiddel in de zin van de Geneesmiddelenwet kunnen worden aangemerkt.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde onder 2 heeft bekend en subsidiair geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij in de periode van 12 juli 2022 tot en met
1 maart 2023 te Schiedam, althans in Nederland (telkens) opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, (telkens)
gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA, en
gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, en
gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende 2 C-B, en/
gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, en
gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende LSD,
zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
2
hij op 2 maart 2023 te Schiedam opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 298,2 gram en 13,3 gram en 47,3 gram en 15,0 gram en 30,3 gram MDMA, en ongeveer 37,8 gram en 43,7 gram en 0,9 gram amfetamine en ongeveer 53,7 gram
cocaïne, zijnde
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
3
hij op 2 maart 2023 te Schiedam, opzettelijk een geneesmiddel
als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet en waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten 44 tabletten/pillen Kamagra , in voorraad
heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
3.
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende ongeveer acht maanden schuldig gemaakt aan het dealen van verschillende soorten verdovende middelen en het opzettelijk aanwezig hebben van een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt. Uit de chatgesprekken die de verdachte voerde met de verder onbekend gebleven betrokkenen blijkt onmiskenbaar dat dagelijks gecommuniceerd werd over de voorraden van verdovende middelen, bestellingen en de aflevering daarvan. De verdachte heeft kennelijk enkel uit persoonlijk gewin gehandeld en heeft geen oog gehad voor de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen en de maatschappij. Het is algemeen bekend dat drugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. In de bij de verdachte aangetroffen hoeveelheden zijn deze middelen doorgaans bestemd voor de handel. Voorts heeft het ongecontroleerd in voorraad hebben van geneesmiddelen een ondermijnende werking voor het gezondheidssysteem in Nederland en vormt het een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. Het gebruik van geneesmiddelen die niet door een arts zijn voorgeschreven kan immers fatale gevolgen hebben.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 mei 2023, dat onder meer het volgende inhoudt:
Betrokkene lijkt tot 2019 een stabiel leven te lijden met een koopwoning, inkomen en werk. Nadat betrokkene zijn werk is verloren lijkt hij in een negatieve spiraal terecht zijn gekomen en bleek hij niet bij machte om dit te doorbreken. Betrokken raakte depressief, verloor het contact met zijn steunend netwerk en kwam met een negatief netwerk in aanraking. Hierbij kwam betrokkene in aanraking met drugsgebruik, voor het eerst in zijn leven. Het gebruiken van drugs zorgde ervoor dat hij zijn depressieve gevoelens onderdrukte, maar ook steeds meer de grip op zijn leven verloor. Hierdoor maakte betrokkene foute keuzes. Uiteindelijk heeft betrokkene zijn woning moeten verkopen, waarbij betrokkene een behoorlijke overwaarde overhield. Ook dit geld heeft betrokkene niet kunnen gebruiken om uit dit patroon te komen, maar verbleef hij bij vrienden en in hotels. We zien een beperkt probleemoplossend vermogen, waardoor betrokkene eerder problemen uit de weg gaat dan ze oplost. We schatten het recidive risico dan ook in als gemiddeld.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking de lange periode waarin deze feiten zijn gepleegd, de omvang van de drugshandel, de grootte van de handelsvoorraad en de variëteit aan middelen die werd aangeboden, de rol van de verdachte hierin en de omstandigheid dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven maar slechts beperkt verantwoording heeft afgelegd over zijn aandeel. De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot een hogere straf dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de hierna te noemen bijzondere voorwaarden. Het voorwaardelijke strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

9..In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen (met uitzondering van de zwarte Samsung telefoon) terug te geven aan de verdachte. De zwarte Samsung telefoon dient te worden verbeurdverklaard.
9.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht tot teruggave van de in beslag genomen voorwerpen, met uitzondering van de zwarte Samsung telefoon (nu verdachte niet de eigenaar van de telefoon is).
9.3.
Beoordeling
De zwarte Samsung telefoon (2023068239-43) zal worden verbeurdverklaard, nu het onder 1 ten laste gelegde feit met betrekking tot dit voorwerp is begaan. Ten aanzien van de overige in beslag genomen voorwerpen zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, artikel 40 van de Geneesmiddelenwet en artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, 3029 AK te Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van harddrugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
de veroordeelde zoekt actief naar structurele en passende huisvesting en geeft hier inzicht in bij zijn toezichthouder.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1:
Zwarte Samsung telefoon (2023068239-43)
- gelast de teruggave aan verdachte van:
Witte IPhone telefoon (2023068239-21);
Goudkleurige Samsung telefoon (2023068239-26);
Eastpak rugtas (2023068239-27);
Victorinox rugtas (2023068239-28);
7 stuks sleutels (2023068239-35);
Blauwe Oppo telefoon (2023068239-42);
Pavilion laptop (2023068239-45).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Dolman, voorzitter,
en mrs. K.Th. van Barneveld en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 28 juni 2023.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 juli 2022 tot en met
1 maart 2023 te Schiedam, althans in Nederland (telkens) opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, (telkens)
gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA, en/of
gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, en/of
gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende 2 C-B, en/of
gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende LSD,
zijnde MDMA en/of Amfetamine en/of 2 C-B en/of cocaïne en/of LSD
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )
2
hij op of omstreeks 2 maart 2023 te Schiedam
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 298,2 gram en/of 13,3 gram en/of 47,3 gram en/of 15,0 gram en/of 30,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, en/of ongeveer 37,8 gram en/of 43,7 gram en/of 0,9 gram en/of 1,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, en/of
ongeveer 24,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2
C-B, en/of ongeveer 53,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne, en/of ongeveer 0,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD, zijnde MDMA en/of Amfetamine en/of 2 C-B en/of cocaïne en/of LSD
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
3
hij op of omstreeks 2 maart 2023 te Schiedam, opzettelijk (een) geneesmiddel(en),
als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet en waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten 44 tabletten/pillen Kamagra en/of 113
tabletten/pillen Cenforce 200, bevattende de werkzame stof Sildenafil, in voorraad
heeft gehad;
( art 40 lid 2 Geneesmiddelenwet )
4
hij, op of omstreeks 2 maart 2023 te Schiedam, opzettelijk zonder registratie
ongeveer 91,3 gram, althans een hoeveelheid (van een stof bevattende) ketamine, in
elk geval een werkzame stof, in voorraad heeft gehad.
( art 38 lid 1 Geneesmiddelenwet )