ECLI:NL:RBROT:2023:6478

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
10-063036-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van verlengde invoer van cocaïne met voorwaardelijk opzet en nauwe samenwerking

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T. Altindag. De officier van justitie, mr. A.M.F. de Rooij, eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend was bewezen, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte het onder 1 primair ten laste gelegde, namelijk het medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne, wel bewezen. De verdachte had samen met anderen handelingen verricht die gericht waren op het veiligstellen van een partij cocaïne die in een container was aangetroffen in de haven van Rotterdam. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een wezenlijke rol had vervuld in het invoertraject van de verdovende middelen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de cocaïnehandel en de maatschappelijke gevolgen daarvan, en oordeelde dat streng moest worden opgetreden tegen drugscriminaliteit. De in beslag genomen voorwerpen, waaronder een zwarte sporttas en een ratelsleutel, werden verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-063036-23
Datum uitspraak: 28 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01]
,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. T. Altindag, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.M.F. de Rooij heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Vrijspraak feit 2

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering feit 1
5.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat er noch voor verlengde invoer noch voor voorbereidingshandelingen daartoe voldoende wettig en overtuigend bewijs is, want op het moment dat de verdachte in beeld verscheen was de invoer reeds voltooid. Voordat de container op de Maasvlakte Plaza truckparking aankwam, had de container en de vrachtwagen al een reis door Nederland gemaakt. De eventuele handelingen van de verdachte zijn te ver verwijderd van de daadwerkelijke invoer, zodat niet meer van verlengde invoer kan worden gesproken. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte betrokken is geweest bij invoer van de container met cocaïne en dat hij in dat kader handelingen heeft verricht. Hierbij is van belang dat het terrein waar de verdachte is aangetroffen niet als haventerrein kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde is voorts aangevoerd dat de inspanningen van de verdachte – wat daarvan zij – slechts op opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren – dus niet op (verlengde) invoer – waren gericht en dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte een inspectieluik heeft opengeschroefd en/of pakketten daaruit verwijderd heeft.
5.1.2.
Ten slotte – voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt – is aangevoerd dat op basis van het dossier slechts een bewezenverklaring van 10 gram cocaïne kan volgen. Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag
Op 28 februari 2023 omstreeks 4:00 uur is in de haven van Rotterdam de container voorzien van het nummer [containernummer01] (hierna: de container) gelost van het motorschip “ [naam schip01] ”. Op 1 maart 2023 omstreeks 10:10 uur heeft de douane een controle verricht in de container naar aanleiding van een scanafwijking nabij de koelmotor. Tijdens de controle van de container werd achter het linker inspectieluik van de koelmotor circa 39 kilogram cocaïne aangetroffen en in beslag genomen.
Na de inbeslagname van de cocaïne zijn 39 dummypakketten teruggeplaatst in de ruimte achter de koelmotor. Eén willekeurig dummypakket bevatte een zakje met 10 gram cocaïne met daarop vermeld ‘Harc A’. De container werd hierna voorzien van technische hulpmiddelen zoals een GPS-baken, een videocamera en een module die het geluid doorgaf en opnam.
Op 2 maart 2023 omstreeks 06:08 uur werd de container met een vrachtwagen opgehaald in de haven van Rotterdam. Die dag reed de vrachtwagen na verschillende tussenstops uiteindelijk naar de Maasvlakte, waarna de vrachtwagen met de container omstreeks 17:45 uur op Maasvlakte Plaza Truckparking is geparkeerd.
Op de camerabeelden van de container is te zien dat op 2 maart 2023 omstreeks 20:50 uur een schaduw verschijnt ter hoogte van de koelmotor van de container en is een
geluid dat lijkt op het geluid van een ratelsleutel hoorbaar. Vervolgens is te zien dat omstreeks 20:50 uur de medeverdachte in beeld verschijnt. Daarbij is gefluister te horen. Daarna komt ook de verdachte in beeld. Uit de camerabeelden blijkt dat de medeverdachte de handschoen van zijn rechterhand uitdoet en een op een telefoon gelijkend voorwerp naar zijn rechteroor brengt. De medeverdachte houdt de telefoon omhoog richting de inspectieluiken van de container, waarna hij zijn handschoen weer aandoet en richting de inspectieluiken de container reikt. Omstreeks 21:13 uur is te zien dat de medeverdachte met een op een inspectieluik gelijkend voorwerp in zijn handen staat. Op de beelden is ook te zien dat de verdachte enkele malen in beeld verschijnt. Omstreeks 21:15 uur worden aanhoudingsgeluiden gehoord. Op dat moment worden de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] aangehouden.
5.1.3.
Beoordeling
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij in de schulden was geraakt doordat hij bij het pokeren veel had verloren. De verdachte is naar eigen zeggen door verder onbekend gebleven betrokkenen gedwongen om naar de plek waar hij en de medeverdachte zijn aangehouden te gaan; hij was bang voor zijn eigen leven en dat van zijn familie. Degenen die de verdachte dwongen zeiden dat hij iets moest ophalen, maar vertelden niet wat hij precies moest ophalen. Wel is de verdachte verteld dat het een container betrof.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte niet aannemelijk. In de eerste plaats heeft de verdachte wisselende verklaringen afgelegd. De verdachte heeft tijdens het eerste politieverhoor verklaard dat hij de opdracht kreeg om naar het terrein van de Maasvlakte Plaza truckparking te gaan, dat hij daar schroeven moest uitdraaien en dat hij daarvoor waarschijnlijk betaald zou krijgen. Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte vervolgens verklaard dat hij onder dreiging van een wapen is meegenomen en is gedwongen om naar de desbetreffende plek te gaan. Op zitting verklaarde hij over een pokerschuld.
In de tweede plaats blijkt uit uitgelezen berichten op de telefoon van de verdachte het volgende. Op 1 maart 2023 omstreeks 16:04 uur werd in Snapchat een chat gestart tussen de verdachte, gebruikmakend van het account ‘[acountnaam01]’ en ene [naam01] , gebruikmakend van het account ‘[accountnaam02]’. Omstreeks 16:49 uur stuurde de verdachte het bericht naar [naam01] dat hij in Rotterdam is en wacht op een klus in de haven. Omstreeks 16:51 uur bevestigde de verdachte aan [naam01] dat hij daar als “soldaat” is. Verder blijkt uit een chat tussen de verdachte en een persoon genaamd ‘ [naam02] ’ dat de verdachte op 2 maart 2023 omstreeks 20:38 uur stuurt dat “ [naam03] zijn pas niet werkt”. Vervolgens stuurde ’ [naam02] ’ omstreeks 20:43 uur een bericht aan de verdachte dat “het te heet is om door het rooster (de poort) te gaan”. De rechtbank ziet in deze berichten geen aanknopingspunten voor de verklaring van de verklaring van de verdachte dat hij werd gedwongen. Integendeel, uit de berichten blijkt dat de verdachte een belangrijkere rol had – namelijk die van een soldaat die bereid is een klus in de haven van Rotterdam te verrichten – dan hij de rechtbank ter terechtzitting heeft willen doen geloven.
De verdachte en de medeverdachte zijn in elkaars nabijheid aangehouden op een omheind terrein. Zij hadden zich toegang verschaft tot dat terrein door over het hek te klimmen. Zowel bij de verdachte als de medeverdachte zijn doppen en moeren aangetroffen die vermoedelijk afkomstig zijn van de inspectieluiken van de container. Daarnaast is bij de verdachte een zwarte sporttas aangetroffen. Op de camerabeelden zijn zowel de verdachte als de medeverdachte te zien en is te zien dat eerst het inspectieluik en vervolgens de pakketten worden verwijderd. Uit deze feiten en omstandigheden, in samenhang gezien met de hierboven genoemde chatberichten, leidt de rechtbank af dat de verdachte en de medeverdachte zich op het terrein bevonden om een partij cocaïne uit te halen. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, de medeverdachte en de verder onbekend gebleven betrokkenen bewust nauw hebben samengewerkt om de cocaïne die is aangetroffen in de container veilig te stellen.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat de door de verdachte en de medeverdachte verrichte handelingen (over het hek van het parkeerterrein klimmen, de moeren van de inspectieluiken van de container losdraaien en de pakketten uit de container in een tas laden) op het parkeerterrein van Maasvlakte Plaza te kwalificeren zijn als verlengde invoer van de verdovende middelen. Uit de tekst van artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet in verbinding met artikel 1 lid 4 van de Opiumwet volgt dat het verrichten van handelingen die zijn gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, de ontvangst of de overdracht van verdovende middelen na het passeren van de landsgrenzen als verlengde invoer strafbaar is. Het verweer van de raadsvrouw wordt gelet daarop verworpen.
5.1.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verlengde invoer van een hoeveelheid cocaïne.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, in de periode van 28 februari 2023 tot en met 2 maart 2023 te
Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1 primair
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van cocaïne. De verdachte is over het hek van het parkeerterrein van Maasvlakte Plaza geklommen en heeft zich vervolgens samen met de medeverdachte begeven naar de container waarin de verdovende middelen zijn aangetroffen. Aldaar heeft de verdachte de moeren van een inspectieluik van de container losgedraaid met als doel de verdovende middelen veilig te stellen.
Als uithaler vervulde de verdachte een wezenlijke rol in het invoertraject van verdovende middelen. Slechts door interventie van de douane kon worden voorkomen dat een grote hoeveelheid van circa 39 kilo harddrugs elders kon worden afgeleverd. Cocaïnehandel vormt een ernstig maatschappelijk probleem en een bedreiging van de volksgezondheid omdat deze vaak gepaard gaat met geweld, corruptie, witwassen en wapenbezit. Hiermee wordt ernstige schade toegebracht aan de veiligheid van de maatschappij en het gevoel van veiligheid van burgers. Om die reden dient streng te worden opgetreden tegen drugscriminaliteit.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 mei 2023 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd. De rechtbank komt daarom tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijke strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden, waarvan 8 (acht) maanden voorwaardelijk passend en geboden.

9..In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen drie doppen ( [proces-verbaalnummer01] ) en de ratelsleutel ( [proces-verbaalnummer02] ) (hierna: het gereedschap) en de zwarte sporttas ( [proces-verbaalnummer03] ) verbeurd te verklaren.
9.2.
Beoordeling
Het in beslag genomen gereedschap en de zwarte sporttas zullen worden verbeurd verklaard.
Het bewezen feit is met behulp van deze voorwerpen begaan.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 van het Wetboek van Strafrecht
en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het primaire feit:
- zwarte sporttas ( [proces-verbaalnummer03] );
- ratelsleutel ( [proces-verbaalnummer02] );
- drie doppen ( [proces-verbaalnummer01] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Stevens, voorzitter,
en mrs. K.Th. van Barneveld en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 28 juni 2023.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, in of omstreeks de periode van 28 februari 2023 tot en met 2 maart 2023 te
Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in
artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
ongeveer 39 kilogram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 28 februari 2023 tot en met 2 maart 2023, te
Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren van 39 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit, door
- één of meerdere sporttassen, dopratelsleutels en/of doppensets voorhanden te
hebben en/of
- zich te begeven naar/op het parkeerterrein van Routiers Maasvlakte, gelegen aan
de Hormuzstraat in Rotterdam en/of
- zich (vervolgens) op voornoemd terrein te begeven naar de reefercontainer [containernummer01]
en/of
- de inspectieluiken van voornoemde reefercontainer open te schroeven en/of
- de zich aldaar bevindende pakketten (inhoudende cocaïne) te verwijderen;
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij, in of omstreeks de periode van 28 februari 2023 tot en met 2 maart 2023, te
Rotterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen,
te weten (onder andere) medeverdachte(n) [medeverdachte01] en/of onbekend gebleven
personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het
opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of het
opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van (een)
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval (een)
hoeveelhe(i)d(en) van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I.
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 11b lid 1 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet