ECLI:NL:RBROT:2023:6473

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
10/075384-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van heroïne met gevangenisstraf en meldplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 14 maart 2023 te Dordrecht 1004 gram heroïne heeft vervoerd. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, heeft het ten laste gelegde feit bekend. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, passend was. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het recidiverisico. De verdachte heeft eerder overtredingen van de Opiumwet gepleegd en is onder toezicht van de reclassering geplaatst. De rechtbank heeft een meldplicht opgelegd als bijzondere voorwaarde voor de voorwaardelijke straf. Daarnaast heeft de rechtbank besloten dat de in beslag genomen Citroën C4 aan de verdachte moet worden teruggegeven. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.075384.23
Datum uitspraak: 11 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsman mr. F.A. Dronkers, advocaat te Roermond.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 14 maart 2023 te Dordrecht
opzettelijk heeft vervoerd,
1004 gram van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van ruim 1 kilogram harddrugs, te weten heroïne. De heroïne was verstopt in een vuilniszak in de kofferbak van zijn auto. De verdachte heeft door zijn handelen meegewerkt aan het in stand houden van de handel in verdovende middelen. Het is algemeen bekend dat drugs, met name harddrugs, een gevaar vormen voor de volksgezondheid en dat de productie ervan belastend is voor het milieu. Bovendien leiden de handel in en het gebruik van drugs veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige geweldsdelicten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet.
7.3.2.
Rapportages
In de strafzaak met parketnummer 03/185737-22 stond de verdachte in verband met een schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van 2 december 2022 tot zijn aanhouding onder toezicht van Reclassering Limburg. Als bijzondere voorwaarden voor schorsing van de voorlopige hechtenis zijn onder meer opgelegd een meldplicht bij de reclassering Limburg en de verplichting tot het deelnemen aan een leefstijltraining of andere training gericht op verslaving en middelengebruik. De rechtbank heeft gekeken naar de rapporten van 10 augustus 2022 (parketnummer 03/076155-22), 6 oktober 2022 en 22 juni 2023 (parketnummer 03/185737-22) die Reclassering Limburg over de verdachte heeft opgemaakt. De verdachte is in het kader van de meldplicht eenmaal per twee weken door de reclassering gesproken. Ook werd de gedragsinterventie leefstijltraining opgestart, in een wekelijkse frequentie. De verdachte heeft zich uiterst coöperatief getoond en is de afspraken nagekomen. Het recidiverisico wordt echter als hoog ingeschat. Risicofactoren zijn de houding van de verdachte, zijn middelengebruik en zijn sociale netwerk. Beschermende factoren waren het contact van de verdachte met zijn kinderen en zijn ontvankelijkheid voor begeleiding van de reclassering. Dat de verdachte op 15 maart 2023 in Rotterdam weer is aangehouden op verdenking van bezit van dan wel handel in harddrugs maakt dat de reclassering, ondanks de positieve inzet van de verdachte gedurende het toezicht, haar vraagtekens heeft bij de eerder genoemde beschermende factoren. De reclassering heeft de verdachte niet meer gesproken sinds zijn inverzekeringstelling en heeft ook geen informatie over zijn huidige situatie, zoals zijn huisvesting. De reclassering beschikt ten tijde van het opmaken van het rapport van 22 juni 2023 over te weinig informatie om te adviseren over de noodzaak en de uitvoerbaarheid van (aanvullende) bijzondere voorwaarden en kan niet inschatten of de huidige voorwaarden van toegevoegde waarde zijn op het terugdringen van recidive.
7.3.3.
Besprokene ter zitting
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij zijn laatste schulden aan het afbetalen is en dat hij in contact staat met de gemeente Heerlen om zijn huurwoning te kunnen behouden. De leefstijltraining die hij heeft gevolgd, had met name betrekking op zijn softdrugsgebruik, waarmee hij als gevolg van zijn voorlopige hechtenis nu nagenoeg is gestopt. De verdachte wenst deze abstinentie graag voort te zetten. De verdachte heeft ook verklaard dat hij meer hulp en begeleiding van de reclassering wenst.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal daarom een aanzienlijk kortere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. Hoewel dit door de officier van justitie niet is gevorderd, acht de rechtbank het passend om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht met reclasseringstoezicht van de reclassering Limburg. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de verdachte baat heeft bij meer begeleiding van de reclassering en dat het niet zeker is of het reclasseringstoezicht in de andere zaak na afloop van de schorsing wordt voortgezet. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er, mede gelet op de eerdere veroordeling van de verdachte op grond van de Opiumwet, tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De verdediging heeft verzocht om oplegging van de overige schorsingsvoorwaarden in de zaak met parketnummer 03/185737-22 als bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet hier echter geen aanleiding voor, omdat de reclassering op dit moment te weinig informatie heeft om te kunnen adviseren over de noodzaak en uitvoerbaarheid van bijzondere voorwaarden en niet kan inschatten of de huidige voorwaarden van toegevoegde waarde zijn op het terugdringen van recidive.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht een last te geven tot teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen personenauto Citroën C4 met kenteken [kenteken01] , nu hij van het Openbaar Ministerie geen bericht heeft ontvangen met een beslissing over het beslag.
8.2.
Beoordeling
Weliswaar heeft de officier van justitie op de zitting medegedeeld dat door het openbaar ministerie al is beslist dat de auto terug moet worden gegeven aan de verdachte, maar zij heeft geen schriftelijk stuk kunnen overleggen waaruit die beslissing kan worden afgeleid. De rechtbank zal daarom zekerheidshalve ten aanzien van de in beslag genomen personenauto Citroën C4 met kenteken [kenteken01] een last geven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
de veroordeelde zal zich melden bij SVG Reclassering Limburg, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van de Citroën C4 personenauto met kenteken [kenteken01] .
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Riemens, voorzitter,
en mrs. M.V. Scheffers en M. Bakhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 11 juli 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 maart 2023 te Dordrecht
opzettelijk
heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 1004 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet.