ECLI:NL:RBROT:2023:6470

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
10/107976-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor ontucht met seksueel binnendringen van 15-jarige nichtje met persoonlijke problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn 15-jarige nichtje. De verdachte, geboren op [geboortedatum01] en ingeschreven op [adres01], werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E.A. Kool. De officier van justitie, mr. W. ten Have, eiste een gevangenisstraf van 15 maanden, maar de rechtbank oordeelde uiteindelijk dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden passend was. De zaak kwam aan het licht na verklaringen van het slachtoffer, die in 2013 bij de verdachte logeerde vanwege persoonlijke problemen. Tijdens deze periode vond er ontucht plaats, waarbij de verdachte het slachtoffer op verschillende manieren seksueel benaderde.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, mede omdat deze consistent waren met eerdere verklaringen die zij in 2019 en 2020 bij de politie had afgelegd. De verdachte ontkende niet alle handelingen, maar erkende wel dat er enkele ongepaste situaties waren geweest. De rechtbank concludeerde dat er voldoende wettig bewijs was voor de bewezenverklaring van de ontuchtige handelingen, inclusief het seksueel binnendringen.

De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de kwetsbare positie van het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Ondanks dat de verdachte nooit eerder was veroordeeld, vond de rechtbank dat zijn handelen ernstige gevolgen had voor het slachtoffer, die nog steeds last heeft van de gebeurtenissen. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op van € 4.000,- aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente, en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering. De uitspraak benadrukt de ernst van zedendelicten en de impact daarvan op slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/107976-21
Datum uitspraak: 11 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. E.A. Kool, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde en heeft partiële vrijspraak bepleit van enkele gedachtestreepjes van het subsidiair ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte slechts een deel van de ten laste gelegde gedragingen heeft bekend. De andere gedragingen - waaronder het seksueel binnendringen - zijn enkel door de aangeefster verklaard en vinden verder geen steun in het dossier.
4.1.2.
Beoordeling
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het slachtoffer en de dader. Wanneer dan de dader (een deel van) de seksuele handelingen ontkent, zoals in deze zaak, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van het slachtoffer als wettig bewijs beschikbaar zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is echter de enkele verklaring van een getuige (het slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Hier staat echter tegenover dat in zedenzaken volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer reeds voldoende wettig bewijs van het ten laste gelegde kan opleveren.
De aangeefster heeft verklaard dat zij van half juli tot begin augustus 2013 bij de verdachte (haar oom) en zijn vrouw logeerde vanwege persoonlijke problemen en dat de verdachte in de laatste week van haar verblijf - kort gezegd - ontucht met haar heeft gepleegd. Zij heeft verklaard over diverse momenten waarop dit zou zijn gebeurd. Zij heeft onder meer verklaard over een moment waarop de verdachte haar op de bank begon te knuffelen en te strelen, waarbij de verdachte onder haar bh aan haar borsten zat en aan haar vagina zat. Ook heeft zij verklaard over een voorval in de computerkamer waarbij zij bij de verdachte op schoot moest komen zitten. De verdachte maakte vervolgens wrijvende bewegingen met zijn hand en ging in haar broekje, tussen haar schaamlippen bij haar clitoris. Op een ander moment vroeg de verdachte de aangeefster nogmaals op schoot te komen zitten, begon hij haar te droogneuken en voelde ze zijn stijve geslachtsdeel. Er is ook een voorval geweest waarop de aangeefster en de verdachte buiten aan het wandelen waren. De verdachte legde haar toen op enig moment op de grond, ging op haar liggen en raakte haar borsten aan, zowel over als onder haar kleding. Hij raakte toen ook haar vagina aan. De dag daarna vroeg de verdachte aan de aangeefster om het raam op zijn slaapkamer dicht te doen. Toen de aangeefster dat deed duwde de verdachte haar op bed en ging hij op haar liggen. Hierbij voelde zij zijn stijve geslachtsdeel tegen haar aan.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de aangeefster, die erop neerkomt dat de primair ten laste gelegde handelingen hebben plaatsgevonden, betrouwbaar is. Zij heeft in 2019 en 2020 bij de politie duidelijk, gedetailleerd en consistent verklaard over de ontuchtige handelingen die in 2013 zouden hebben plaatsgevonden.
In 2013 heeft zij bovendien op hoofdlijnen al hetzelfde verteld aan haar moeder, zo blijkt uit de aantekeningen die de moeder van de aangeefster naar aanleiding van een gesprek in 2013 met haar dochter heeft gemaakt. Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van de aangeefster.
De verdachte heeft verklaard dat de aangeefster begin augustus 2013 bij hem en zijn vrouw logeerde en dat er toen enkele voorvallen zijn geweest waar hij met de aangeefster de fout in is gegaan. Zo heeft hij verklaard dat hij op enig moment bij de aangeefster op de bank is gaan liggen, wat leidde tot een actie waarbij zijn hand bij haar kruis kwam. Zijn hand lag toen 15 tot 30 seconden tegen haar vagina aan. De verdachte heeft ook verklaard over een voorval in de computerkamer waarbij de aangeefster op zijn schoot zat, waardoor hij opgewonden raakte en een erectie kreeg. In de computerkamer zou hij tevens haar blote borsten hebben betast. Op een ander moment was hij met de aangeefster aan het wandelen. Toen zijn ze ergens gaan zitten en heeft hij haar geknuffeld. Ook heeft hij verklaard over een voorval in de slaapkamer waarbij de verdachte en de aangeefster samen op het bed zijn gevallen, waarna de verdachte boven op de aangeefster lag in de missionarishouding.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van de aangeefster voldoende steun in de verklaring van de verdachte. Hoewel de verdachte niet alle ten laste gelegde handelingen bekent, komen de geschetste situaties in beide verklaringen op hoofdlijnen overeen. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte alle ten laste gelegde ontuchtige handelingen met de aangeefster heeft gepleegd, inclusief het seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster.
4.1.3.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 01 juli 2013 tot en met 11 augustus 2013 te Rotterdam,
met [slachtoffer01] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , hebbende verdachte
-de borsten van die [slachtoffer01] betast en
-zijn vingers tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer01] gebracht en gelaten en
-de clitoris van die [slachtoffer01] betast en
-die [slachtoffer01] op zijn schoot gehad, terwijl hij merkbaar voor die [slachtoffer01] een erectie had en
-op die [slachtoffer01] gelegen, terwijl hij merkbaar voor die [slachtoffer01] een erectie had.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met zijn destijds 15-jarige nichtje. Zij verbleef gedurende enkele weken bij de verdachte en zijn vrouw vanwege persoonlijke problematiek. De verdachte was op de hoogte van die problematiek en van haar kwetsbare positie. Dat belette hem echter niet om haar borsten en schaamstreek te betasten, haar op schoot te nemen en op haar te gaan liggen terwijl hij merkbaar voor haar een erectie had. De verdachte was ten tijde van de gepleegde feiten 34 jaar oud. Hij heeft met zijn handelen het welzijn en de ontwikkeling van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen lustgevoelens. Hij zag zijn nichtje destijds kennelijk niet als minderjarige maar als een knappe aantrekkelijke vrouw. Als volwassene van 34 jaar oud had hij zich evenwel moeten realiseren dat het om een kwetsbare minderjarige ging waarmee hij ontucht pleegde. Hij had rekening moeten houden met de geestelijke ontwikkeling van het slachtoffer en de geringe mate waarin zij op dat moment in staat was de gevolgen van het plegen van dergelijke seksuele handelingen te overzien. De ontucht vond plaats in het huis van de verdachte, waar het slachtoffer op dat moment logeerde. Dit had een plek moeten zijn waar zij zich veilig en geborgen kon voelen. Uit de verklaring die het slachtoffer ter terechtzitting heeft voorgelezen volgt dat zij nu, bijna 10 jaar later, nog altijd last heeft van het handelen van de verdachte. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zeer aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 6 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte nooit eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
30 juni 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De reclassering ziet criminogene factoren op de vlakken seksualiteit en psychosociaal functioneren. De seksuele opwinding van de verdachte prioriteerde ten tijde van de ontucht boven de wetenschap van de minderjarigheid van de aangeefster en van haar kwetsbare positie. Op de overige levensgebieden zijn geen criminogene factoren bevonden. De verdachte leidt een stabiel bestaan. Wel is er sprake van langdurig intensief cannabisgebruik. De reclassering schat het recidiverisico laag in en ziet geen noodzaak tot het inzetten van gedragsveranderende of risicobeperkende interventies. Er wordt geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit en de aard van de gedragingen kan niet worden volstaan met het opleggen van een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op het tijdsverloop sinds het plegen van het feit en de overschrijding van de redelijke termijn (met enkele maanden). Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte een stabiel leven en een vaste baan heeft. De verdachte is sinds het gepleegde feit niet meer in aanraking geweest met politie en justitie. De rechtbank gaat er derhalve van uit dat dit een eenmalig incident is geweest. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van een hogere gevangenisstraf (zoals geëist door de officier van justitie) of een voorwaardelijk strafdeel.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden (met aftrek van voorarrest) passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij01] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 8.500,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij te matigen.
8.2.
Beoordeling
Het behoeft geen betoog dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 4.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 11 augustus 2013.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.000,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 4.000,- (zegge: vierduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 4.000,-(hoofdsom,
zegge: vierduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 4.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.A. Amperse, voorzitter,
en mrs. N.M. Ketelaar en F. Tosun, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2013 tot en met 11 augustus 2013 te Rotterdam,
met [slachtoffer01] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , hebbende verdachte
-de/een borst(en) van die [slachtoffer01] betast en/of
-zijn vingers tussen de schaamlippen, althans tegen de schaamstreek van die [slachtoffer01] gebracht, althans de schaamstreek van die [slachtoffer01] tegen zijn hand gebracht en/of gelaten en/of
-de clitoris van die [slachtoffer01] betast en/of
-die [slachtoffer01] op zijn schoot gehad, terwijl hij merkbaar voor die [slachtoffer01] een erectie had en/of
-op die [slachtoffer01] gelegen, terwijl hij merkbaar voor die [slachtoffer01] een erectie had;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2013 tot en met 11 augustus 2013 te
Rotterdam, met [slachtoffer01] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had
bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
bestaande uit het
-betasten van de/een borst(en) van die [slachtoffer01] en/of
-brengen van zijn vingers tussen de schaamlippen, althans tegen de schaamstreek
van die [slachtoffer01] , althans brengen en/of laten van de schaamstreek van die [slachtoffer01]
tegen zijn hand en/of
-betasten van de clitoris van die [slachtoffer01] en/of
-op zijn schoot hebben van die [slachtoffer01] , terwijl hij merkbaar voor haar een erectie
had en/of
-op die [slachtoffer01] liggen, terwijl hij merkbaar voor haar een erectie had.