ECLI:NL:RBROT:2023:6463

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
C/10/660567 / JE RK 23-1424
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een gezinsgerichte voorziening

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 juli 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot de uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2018. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West (GI) gemachtigd om [voornaam minderjarige01] gedurende dag en nacht te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid tot verlenging. De moeder van [voornaam minderjarige01], bijgestaan door haar advocaat mr. A.H. van 't Hek, heeft bezwaar gemaakt tegen de uithuisplaatsing, stellende dat de zorgen niet acuut zijn en dat zij in staat is om voor haar kind te zorgen. De GI heeft echter aangegeven dat er grote zorgen zijn over het gedrag van [voornaam minderjarige01], die verbaal en fysiek agressief kan zijn en in een verwaarloosde en onveilige omgeving woont. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de opvoedsituatie bij de moeder niet op orde is en dat het in het belang van [voornaam minderjarige01] is om in een gezinshuis geplaatst te worden, waar rust en stabiliteit geboden kan worden. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met een schriftelijke uitwerking die op 19 juli 2023 is vastgesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/660567 / JE RK 23-1424
datum uitspraak: 7 juli 2023

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, hierna te noemen: de GI.

gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[minderjarige01] geboren op [geboortedatum01] 2018 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[moeder01] hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

advocaat: mr. A.H. van ‘t Hek, te Dordrecht.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 16 juni 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 7 juli 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.H. van ’t Hek.
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten dhr. [naam01] .

De feitenHet ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de moeder.

[voornaam minderjarige01] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 14 april 2023 is [voornaam minderjarige01] onder toezicht gesteld tot 14 april 2024.

De verzoeken

Op 16 juni 2023 heeft de GI verzocht een machtiging te verlenen tot plaatsing van [minderjarige01] gedurende dag en nacht in een pleeggezin of gezinsgerichte accommodatie (gezinshuis), namelijk voor de duur van 6 maanden.
Op 27 juni 2023 heeft de GI een gewijzigd verzoek ingediend. De GI verzoekt een machtiging te verlenen tot plaatsing van [minderjarige01] gedurende dag en nacht in een gezinsgerichte voorziening, namelijk voor de duur van 6 maanden.
Ter zitting heeft de GI verklaart achter het verzoek van 27 juni 2023 te staan. Er is reeds een ondertoezichtstelling verleend. Tijdens de ondertoezichtstelling is geprobeerd een uithuisplaatsing te voorkomen. De GI ziet echter voldoende redenen om [voornaam minderjarige01] uit huis te plaatsen. Het huis is leeg omdat er weinig meubels zijn. De moeder wil geen tweedehands meubels. Positief is te noemen dat de moeder werk heeft gevonden.
De uithuisplaatsing is van belang om te onderzoeken waar het gedrag van [voornaam minderjarige01] vandaan komt. [voornaam minderjarige01] kan verbaal en fysiek agressief worden tegenover zijn moeder. [voornaam minderjarige01] moet opnieuw leren kind te zijn. Voor de gewenste hulpverlening geldt een wachttijd van ongeveer negen maanden. Ter overbrugging wil de GI Yulius inzetten. [voornaam minderjarige01] kan nu in ieder geval voor zes weken in het gezinshuis terecht. Als dit goed blijft gaan mag hij voor onbepaalde tijd in het gezinshuis blijven.

Het standpunt van de moeder

Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting het volgende aangevoerd. De moeder is het niet eens met het verzoek van de GI. De zorgen die er zijn, zijn niet acuut. Er is namelijk eerder overwogen om een machtiging tot uithuisplaatsing te verzoeken. Dit is toen niet verzocht omdat het destijds ook niet acuut genoeg was.
Momenteel is het rustiger in huis omdat de broer van [voornaam minderjarige01] gesloten is geplaatst. Ondanks dat [voornaam minderjarige01] wel eens fysiek en verbale agressie heeft getoond, is de situatie niet acuut genoeg om [voornaam minderjarige01] uit huis te plaatsen.
De moeder wil graag alles zelf doen, waardoor zij af en toe koppig kan zijn. Tot nu toe maakt zij haar beloftes waar. Inmiddels heeft de moeder werk gevonden.
Primair wordt verzocht om het verzoek af te wijzen. Subsidiair wordt verzocht het verzoek aan te houden en te kijken hoe de hulpverlening zich verder ontwikkelt. Meer subsidiair wordt verzocht twee of drie maanden toe te wijzen en het overig verzochte aan te houden.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er grote zorgen zijn over het gedrag van [voornaam minderjarige01] . [voornaam minderjarige01] vertoont gedragsproblemen. [voornaam minderjarige01] heeft zijn moeder geslagen en uitgescholden. Ook op school laat [voornaam minderjarige01] problematisch gedrag zien. Tegenover zijn klasgenoten vertoont hij (verbaal) agressief gedrag.
Ook de opvoedsituatie bij de moeder is niet op orde. [voornaam minderjarige01] woont in een verwaarloosde en onveilige omgeving. De woning waar [voornaam minderjarige01] woont is niet gemeubileerd waardoor geen veilige en stabiele woonsituatie kan worden geboden.
Door [voornaam minderjarige01] in een gezinshuis te plaatsen kan worden onderzocht waar het gedrag van [voornaam minderjarige01] vandaan komt. Ook kan hier rust en stabiliteit worden geboden aan [voornaam minderjarige01] . De bedoeling is dat de intake wordt gestart bij Yulius waar de GI zorg voor dient te dragen.
De machtiging tot de uithuisplaatsing wordt voor drie maanden verleend om in het licht in de dan bestaande situatie te bezien of een verlenging in het belang van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is.
Uit voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een gezinsgerichte voorziening met ingang van 7 juli 2023 tot 7 oktober 2024;

En alvorens te beslissen:

houdt de beslissing voor het overige aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de moeder en mr. A.H. van ‘t Hek zal plaatsvinden op
29 september 2023 om 14:30 uur in het Gerechtsgebouw, Steegoversloot 36 te Dordrecht;
de zaak zal op bovengenoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de moeder en mr. A.H. van ‘t Hek;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2023 door mr. C.N. Melkert, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.