In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot de wijziging van de omgangsregeling tussen de vader en zijn twee minderjarige kinderen, [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02]. De moeder oefent het ouderlijk gezag uit over de kinderen, die onder toezicht zijn gesteld tot 12 september 2023. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De GI verzocht om de omgang van de kinderen met de vader op te schorten tot het einde van de ondertoezichtstelling, omdat er zorgen waren over de communicatie tussen de ouders en de thuissituatie bij de vader. De vader had aanvankelijk geen contact willen met de GI en had agressief gereageerd op afzeggingen van omgangsweekenden door de moeder. De kinderrechter oordeelde dat de omgangsregeling niet in het belang van de kinderen was en dat de GI de regie moest nemen om de omgang weer te herstellen met de juiste veiligheidsafspraken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en kan door belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten.