Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant,
[minderjarige01] ,
[moeder01] ,
[vader01] ,
Het procesverloop
De feiten
Het verzoek
Het standpunt van de moeder
De beoordeling
De beslissing
Den Haag.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 juni 2023 een beschikking gegeven inzake de vervangende toestemming voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument voor de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant heeft op 12 juni 2023 een verzoekschrift ingediend, waarin zij verzoekt om vervangende toestemming op grond van artikel 36 lid 1 van de Paspoortwet. De moeder van de minderjarige steunt het verzoek, terwijl de vader niet is verschenen en zijn medewerking niet verleent. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en vastgesteld dat de vader ambivalent is in zijn signalen over de toestemming voor de aanvraag van een ID-kaart voor [voornaam minderjarige01]. De moeder heeft aangegeven dat het belangrijk is dat de ID-kaart wordt aangevraagd, zodat [voornaam minderjarige01] kan worden ingeschreven bij een peuterspeelzaal en op vakantie kan gaan.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling overwogen dat, gezien de omstandigheden, het in het belang van de minderjarige is dat hij over een reisdocument beschikt. Er zijn geen signalen dat de moeder voornemens is om met de minderjarige het land uit te vluchten. De kinderrechter heeft daarom besloten om het verzoek van de GI toe te wijzen en vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een Nederlands reisdocument voor [voornaam minderjarige01]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden.