Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde doodslag;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest.
4.Waardering van het bewijs
ruzie’ en ‘
ik heb haar geduwd en ik denk dat ze zo van de trap is gevallen’. Volgens verbalisant [verbalisant01] , die als eerste hulpverlener ter plaatse kwam, heeft de verdachte ook tegen hem en zijn collega [verbalisant02] gezegd dat hij het slachtoffer heeft geduwd. Nadat hij op het zwijgrecht was gewezen heeft de verdachte volgens de verbalisanten nogmaals gezegd dat hij het slachtoffer had geduwd.
5.Strafbaarheid feit
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen
- De benadeelde partij [benadeelde partij01] , de dochter van het slachtoffer, vordert een bedrag van € 8.436,00 aan materiële schade, € 50.000,00 aan immateriële schade, waaronder € 20.000,00 aan affectieschade, en € 40.000,00 aan nader te onderbouwen schade.
- De benadeelde partij [benadeelde partij02] , de vader van het slachtoffer, vordert een bedrag van € 5.787,61 aan materiële schade, € 17.500,00 aan affectieschade en € 40.000,00 aan nader te onderbouwen schade.
- De benadeelde partij [benadeelde partij03] , de moeder van het slachtoffer, vordert een bedrag van € 17.500,00 aan affectieschade en € 5.000,00 aan nader te onderbouwen schade.
- De vergoeding voor immateriële schade dient te worden beperkt tot € 10.000,00. Eventuele schade die dit bedrag te boven gaat, kan niet eenvoudig worden vastgesteld en er blijkt onvoldoende waarom een hoger bedrag passend zou zijn. Het verslag van Enver geeft geen volledig beeld van de gevolgen van het ongeval. Daarbij is het lastig om vast te stellen hoe de toekomst zich zal ontwikkelen.
- De berekening van gederfd levensonderhoud levert, gezien de complexiteit, een onevenredige belasting van het geding op, zodat niet-ontvankelijkheid moet volgen. Indien wel ontvankelijk, is een vergoeding van € 1.425,00 (zijnde € 25,00 per maand) passend.
- Met betrekking tot de nader te onderbouwen schade dient niet-ontvankelijkheid te volgen.
- De kosten voor het bijwonen van de zitting zijn proceskosten. Aangezien [benadeelde partij02] niet in persoon procedeert, dient deze post te worden afgewezen dan wel dient niet-ontvankelijkheid te volgen.
- Voor het resterende gedeelte van de materiële schade en de affectieschade refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank;
- Met betrekking tot de nader te onderbouwen schade dient niet-ontvankelijkheid te volgen.
- Met betrekking tot de affectieschade refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
- Met betrekking tot de nader te onderbouwen schade dient niet-ontvankelijkheid te volgen.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van twintig (20) maanden;
van € 44.910,00 (zegge: vierenveertigduizend negenhonderd en tien euro), bestaande uit € 7.410,00 aan materiële schade en € 37.500,00 aan immateriële schade, waaronder € 20.000 aan affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 44.910,00 (zegge: vierenveertigduizend negenhonderd en tien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 juli 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
259 dagen;
€ 22.497,46 (zegge: tweeëntwintigduizend vierhonderd zevenennegentig euro en zesenveertig cent), bestaande uit € 4.997,46 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 juli 2021 over een bedrag van € 3617,46 en vanaf 13 november 2022 over een bedrag van € 1.380,00 tot aan de dag der algehele voldoening, en € 17.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 juli 2021, tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij02] te betalen
€ 22.497,46 (zegge: tweeëntwintigduizend vierhonderd zevenennegentig euro en zesenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2021 over een bedrag van € 3617,46 en vanaf 13 november 2022 over een bedrag van € 1380,00 en vanaf 2 juli 2021 over € 17.500,00, tot aan de dag van de algehele voldoening;
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
147 dagen;
€ 17.500,00 (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro), aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 juli 2021, tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij03] te betalen
€ 17.500,00 (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 juli 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
122 dagen;