ECLI:NL:RBROT:2023:6400

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
ROT 23/1108
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 juli 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres had zich ziekgemeld op 12 februari 2018 en had op 10 januari 2022 een nieuwe aanvraag ingediend, maar het UWV had vastgesteld dat zij slechts 14,47% arbeidsongeschikt was. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat zij niet in staat was om vier uur per dag te werken en dat zij problemen ondervond met het openbaar vervoer. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiseres niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering, omdat er geen objectieve medische onderbouwing was voor verdergaande beperkingen. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op een overtuigende wijze had gemotiveerd en dat de door eiseres aangedragen argumenten niet voldoende waren om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees erop dat zij geen recht had op vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/1108

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres voor een WIA-uitkering afgewezen. De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 14,47%. In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 6 februari 2023.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als schoonmaakster voor gemiddeld 5,9 uur per week. Op 12 februari 2018 heeft zij zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Per einde wachttijd heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft eiseres geen WIA-uitkering toegekend omdat eiseres voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
2. Eiseres heeft op 10 januari 2022 vanwege toegenomen klachten opnieuw een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 10 januari 2022 14,47% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 30 januari 2023. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 maart 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige van 18 maart 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat vier uur per dag werken voor haar niet haalbaar is. Daarnaast heeft zij ook geen mogelijkheid om de reis naar het werk te maken. Haar partner heeft een auto, maar deze heeft hij zelf nodig. Zij kan de auto hierdoor niet lenen en haar partner kan haar ook niet brengen. Reizen met het openbaar vervoer is volgens eiseres onmogelijk. Het lopen van en naar de metro zijn voor haar te veel handelingen wat voor haar niet mogelijk is. Er is ook een risico dat zij door drukte niet kan zitten in de metro. Dan is zij al uitgeput als zij op de werklocatie aankomt. Tijdens de hoorzitting heeft de verzekeringsarts aangegeven dat er een mogelijkheid tot vervoer is wat bij het UWV aangevraagd kan worden, maar hierbij is eiseres nog steeds niet geholpen. De voet van eiseres blokkeert vaak waardoor deze op slot zit en zij er niet meer op kan staan of kan bewegen. Zij schaamt zich hiervoor. Daarnaast voert eiseres aan dat zij erg slecht slaapt en hierdoor erg vermoeid wakker wordt. Zij heeft dan heel veel pijn in haar lichaam, waaronder in haar voet. Door de druk van presteren en iedere dag vier uur werken ervaart zij veel stress en druk die zij niet aankan. Zij overbelast haar haar lichaam dan. Tot slot stelt eiseres dat een arts in Frankrijk heeft aangegeven dat zij voor 50% is afgekeurd. Eiseres vind het bijzonder dat dit advies zover af ligt van de beoordeling hier in Nederland.
7. In beroep heeft eiseres nog overzichten van het Ikazia ziekenhuis verstrekt. Het gaat om consultverslagen over de periode 13 maart 2023 tot en met 12 april 2023 en een overzicht van verrichtingen in de periode 6 februari 2023 tot en met 12 april 2023

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 10 januari 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 10 januari 2022 minder dan 35%, namelijk 14,47% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
10. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 10 januari 2022 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Eiseres stelt dat vier uur per dag werken voor haar niet haalbaar is en dat zij veel pijn ervaart. Ook stelt eiseres dat het voor haar onmogelijk is om met het openbaar vervoer naar het werk te gaan (en dat haar partner haar niet kan brengen). De verzekeringsarts B&B heeft geen reden gezien om een urenbeperking aan te nemen. Er is namelijk geen sprake van energetische beperkingen, verminderde beschikbaarheid voor arbeid of een noodzaak voor een urenbeperking op energetische gronden. De verzekeringsarts B&B heeft ook geen aanleiding gezien een beperking op het item ‘vervoer’ aan te nemen. In beroep heeft eiseres overzichten van het Ikazia ziekenhuis overgelegd. Deze overzichten zien op een periode ruim na de datum in geding. De rechtbank ziet hierdoor geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
11. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 10 januari 2022.
12. De verzekeringsarts B&B heeft opgemerkt dat het aannemelijk is dat staan in bewegend openbaar vervoer al snel pijn zal geven. Een eventueel vervoersprobleem wat hierdoor kan ontstaan kan volgens de verzekeringsarts B&B opgelost worden met een vervoersvoorziening van het UWV. Volgens eiseres is zij hierbij nog niet geholpen. Dat vindt de rechtbank vervelend voor eiseres, maar in deze procedure kan de rechtbank hier geen oordeel over geven. De rechtbank geeft eiseres in overweging contact op te nemen met het UWV over het aanvragen van een vervoersvoorziening.
13. Eiseres heeft ook aangevoerd dat zij volgens een arts in Frankrijk voor 50% afgekeurd is. De rechtbank merkt op dat niet is gebleken dat deze arts rekening heeft gehouden met de Nederlandse wet- en regelgeving, zoals de Wet WIA en het Schattingsbesluit. De omstandigheid dat een Franse arts eiseres voor 50% heeft afgekeurd zegt daarom niets over de mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wet WIA.
14. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 10 januari 2022 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen zoals die zijn vastgesteld in de FML van 11 maart 2022.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
15. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
16. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres op 10 januari 2022 met de middelste van de drie geduide functies 85,53% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 14,47% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

17. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres per 10 januari 2022 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
18. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.