ECLI:NL:RBROT:2023:6382

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
10/236011-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en bewezenverklaring in drugshandel en wapenbezit met strafoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van drugshandel en wapenbezit. De verdachte werd vrijgesproken van de voorbereiding op drugshandel en de bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie vond plaats zonder nadere motivering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk 484,3 gram heroïne aanwezig had, wat wettig en overtuigend bewezen werd geacht. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 256 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De in beslag genomen voorwerpen, waaronder een horloge en contant geld, werden niet verbeurd verklaard, omdat niet was voldaan aan de vereisten voor verbeurdverklaring. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar er waren geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid uitsloten. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van drugshandel en wapenbezit in de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/236011-22
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1],
raadsman mr. H.L. Heemskerk, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er kort weergegeven op neer dat de verdachte 1) in vereniging 5,8 kilo heroïne en 4,5 kilo cocaïne aanwezig heeft gehad, 2) in vereniging stoffen en voorwerpen voorhanden heeft gehad voor de productie van en/of handel in harddrugs en 3) een vuurwapen met een kogelpatroon voorhanden heeft gehad.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde (voor wat betreft een hoeveelheid van 484,3 gram heroïne) en het onder 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 256 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een geldboete van € 15.100,-.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 2: voorbereiding drugshandel/-productie
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 3: voorhanden hebben vuurwapen
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering feit 1: aanwezig hebben harddrugs
4.3.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde, met inbegrip van de hoeveelheid van 484,3 gram heroïne (één blok). Ten aanzien van dit blok heroïne is aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte dit blok aanwezig heeft gehad. Het feit dat zijn DNA is aangetroffen op het verpakkingsmateriaal betekent niet dat de verdachte wetenschap had van, en de beschikkingsmacht had over, de heroïne.
4.3.2.
Beoordeling
Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
De politie is op 9 maart 2022 naar de woning aan de [adres 2] gegaan voor de aanhouding van de persoon die op voornoemd adres stond ingeschreven. De deur werd open gedaan door de broer van de verdachte, [naam] (hierna: [naam]). De politie heeft de woning betreden en trof daar twee drugspersen, verpakkingsmateriaal en een doorzichtige zak met wit poeder aan. [naam] werd hierop aangehouden. De politie trof ook een kamer aan, die was ingericht als versnijdingsruimte.
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) blijkt dat op twee goederen die zijn gevonden in de versnijdingsruimte aan de [adres 2] het DNA is aangetroffen van de verdachte, te weten op een blok heroïne van 484,3 gram en op een hobbymes.
Bewezenverklaring en partiële vrijspraak
Nu het DNA van de verdachte is aangetroffen op voornoemd blok heroïne concludeert de rechtbank dat hij dat blok op enig moment vast heeft gehad. Daarmee is zijn wetenschap en beschikkingsmacht gegeven en heeft hij dat blok dus aanwezig gehad.
Voor zover de raadsman heeft bedoeld te betogen dat mogelijk sprake is geweest van contaminatie, verwerpt de rechtbank dat verweer, nu het dossier daar geen enkel aanknopingspunt voor biedt. Dat geldt eveneens voor de kennelijke stelling dat het DNA van de verdachte al op het verpakkingsmateriaal zat voordat de heroïne daarin is verpakt. Ook daarvoor ziet de rechtbank geen aanknopingspunten, temeer nu [naam] niet heeft verklaard dat hij verpakkingsmateriaal van de verdachte heeft meegenomen naar het pand aan de [adres 2].
Het blok heroïne is aangetroffen in een versnijdingspand, waar ook een gebruiksvoorwerp met het DNA van de verdachte is aangetroffen. Gelet daarop concludeert de rechtbank tevens dat de verdachte dat blok op enig moment in de ten laste gelegde periode, gedurende welke periode het versnijdingspand zich aldaar bevond, aanwezig heeft gehad.
Het in de ten laste gelegde periode aanwezig hebben van 484,3 gram heroïne kan aldus wettig en overtuigend worden bewezen.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is dat de verdachte de andere aangetroffen blokken heroïne en cocaïne ook aanwezig heeft gehad. Van het overige onder 1 ten laste gelegde zal de verdachte daarom zonder nadere motivering worden vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij in de periode van 1 december 2021 tot en met 9 maart 2022 te Rotterdam,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer
484,3gramheroïne
zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3.
hij op 19 juli 2022 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een revolver van het merk Taurus, type 85 met het kaliber .38 special en (voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4 van Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten, 1 kogelpatroon van het kaliber .38 special, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten levert op:

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een flinke hoeveelheid heroïne in zijn bezit gehad. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit en de vele daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Ook heeft de verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het gebruik van verdovende middelen, terwijl algemeen bekend is dat harddrugs zoals heroïne zeer schadelijk zijn voor de gezondheid.
De verdachte heeft daarnaast een (weliswaar niet-functionerend) vuurwapen met munitie in zijn woning bewaard. Ook dit is een ernstig feit. Het bezit van vuurwapens leidt tot grote problemen in de samenleving. Niet alleen vanwege het geweld dat daarmee wordt gepleegd, maar ook vanwege het feit dat reeds het bezit of het tonen van een vuurwapen het gebruik van (vuurwapen)geweld tegen de bezitter daarvan kan ontlokken (en waarbij tevens omstanders slachtoffer kunnen worden van dit geweld). Niet zelden worden vuurwapens voorts gebruikt voor afdreiging. Om die reden moet het bezit van vuurwapens te allen tijde worden bestreden, hetgeen de oplegging van forse straffen rechtvaardigt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van de feiten acht de rechtbank alleen een gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Voor het overige wordt de gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd. Dit voorwaardelijke strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, ziet de rechtbank geen reden om daarnaast een geldboete op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen (een contant geldbedrag van € 6.000,- en een Rolex horloge, getaxeerd op € 9.100,-) verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat niet is voldaan aan de vereisten voor verbeurdverklaring. Niet kan worden vastgesteld dat de in beslag genomen voorwerpen uit de baten van de bewezen feiten zijn verkregen.
De verdediging heeft aangevoerd dat de voorwerpen niet van de verdachte zijn, maar van zijn broer. Dit standpunt is niet onderbouwd. Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen zal daarom de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende, nu thans geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 256 (tweehonderdvijfenzestig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een
gedeelte, groot 150 (honderdvijftig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1. STK Horloge (Omschrijving: [proces-verbaalnummer 1], Zilver/goud, merk: Rolex)
2 6000 EUR (Omschrijving: [proces-verbaalnummer 2])
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. F. van Buchem en S. Zuidwijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Voogel-van Buuren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 2 mei 2023.
De oudste rechter, jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2021 tot en met 9 maart 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 5.873,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
heroïne en/of
- ongeveer 4.531,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2021 tot en met 9 maart 2022 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een hoeveelheid heroïne en/of cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen, te weten,
- ongeveer 16.856 gram paracetamol en/of
- ongeveer 9.845 gram fenacetine en/of
- ongeveer 4.150 gram boorzuur en/of
- ongeveer 998 gram inositol en/of
- ongeveer 165 gram coffeïne en/of
- meerdere, althans een, (drugs)pers(en) en/of meerdere, althans een, bijbehorende
stempel(s) en/of logo(‘s)/etiket(ten) en/of
- een vacuümmachine en/of meerdere, althans een, sealbag(s) en/of meerdere, althans een, rol(len) tape en/of
- meerdere, althans een, weegscha(a)l(en), teil(en), zeven/zeef, scha(a)r(en), mes(sen) en/of handschoen(en) en/of
- een geldbedrag ter hoogte van € 24.000,-,
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit;
3
hij op of omstreeks 19 juli 2022 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een revolver van het merk Taurus, type 85 met het kaliber .38 special en/of (voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4 van Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten, 1 kogelpatroon van het kaliber .38 special, voorhanden heeft gehad.