ECLI:NL:RBROT:2023:638

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
10/122993-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van vuurwapen, drugs en witwassen met gevangenisstraf en verbeurdverklaring

Op 26 januari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1999, die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, munitie, en een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen, alsook aan witwassen. De verdachte werd op 15 mei 2022 aangehouden na het aantreffen van een revolver, munitie, en verschillende soorten drugs in zijn slaapkamer, evenals een geldbedrag van € 2.755,-. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, dat de aangetroffen goederen niet van hem waren, niet geloofwaardig was. De verdachte heeft verklaard dat het geld door hem was gespaard, maar de rechtbank achtte dit niet aannemelijk gezien de omstandigheden.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast werd het in beslag genomen geldbedrag van € 2.755,- verbeurd verklaard. De rechtbank overwoog dat het voorhanden hebben van een vuurwapen een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van personen met zich meebrengt en dat de verdachte door zijn handelen bijdraagt aan de problematiek rondom drugscriminaliteit. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychiatrisch rapport dat zwakbegaafdheid en mogelijke psychische stoornissen aangaf, maar oordeelde dat dit niet voldoende grond bood voor een andere strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/122993-22
Datum uitspraak: 26 januari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1999,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te Rotterdam,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] , locatie [locatie01] ,
raadsman mr. C.Y. Kekik, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt aan toezicht van de reclassering, aan het zoeken van huisvesting en aan het zoeken van werk.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het aangetroffen wapen, de munitie en de drugs niet van hem zijn, maar van zijn vader. De verdachte heeft het wapen, de munitie en de drugs daarom niet voorhanden gehad. Het gevonden geld is wel van de verdachte, maar dat heeft hij gespaard en is dus niet van misdrijf afkomstig.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat op 15 mei 2022, op aanwijzing van de moeder van de verdachte, in de slaapkamer van de verdachte een revolver, acht kogelpatronen, in een zwarte tas de in de tenlastelegging genoemde verdovende middelen, en een geldbedrag van € 2.755,- zijn aangetroffen.
De verdachte heeft direct na zijn aanhouding aan de verbalisanten verklaard dat het aangetroffen vuurwapen van hem is. Verder heeft hij bij het eerste politieverhoor verklaard dat de zwarte rugtas van hem is en dat zich daarin verdovende middelen bevinden, te weten crystal meth, cocaïne en XTC. Daarnaast is op het wapen en de munitie DNA-materiaal van de verdachte aangetroffen. De tijdens de zitting door de verdachte afgelegde verklaring dat het aangetroffen wapen, de munitie en de drugs niet van hem zijn, maar van zijn vader, acht de rechtbank daarom niet geloofwaardig.
De hoeveelheid drugs die is aangetroffen in de slaapkamer van de verdachte is een handelshoeveelheid, hetgeen duidt op handel in verdovende middelen. In de telefoon van de verdachte zijn gesprekken aangetroffen die ook duiden op handel in verdovende middelen. Tegen die achtergrond is de verklaring van de verdachte dat het aangetroffen geldbedrag van € 2.755,- door hem gespaard is, daarbij ook gelet op zijn eigen verklaring dat hij maandelijks niet veel overhoudt, niet aannemelijk.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 15 mei 2022 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk BBM, model Olympic 38, kaliber. 22 LR, voorhanden heeft gehad;
2
hij op 15 mei 2022 te Rotterdam, munitie in de zin van artikel 1, onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2, lid 2 van die wet, van de categorie III te weten acht kogelpatronen, kaliber .22LR, merk CCI, voorhanden heeft gehad;
3
hij op 15 mei 2022 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,4 gram cocaïne en
ongeveer 6 gram, methamfetamine en ongeveer 20,7 gram, meth amfetamine en ongeveer 34,6 gram MDMA en (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij, op 15 mei 2022 te Rotterdam één of meerdere voorwerpen, te weten één geldbedrag van ongeveer in totaal 2755 euro,
- heeft verworven en voorhanden heeft gehad
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geldbedrag geheel afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
3
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
4
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft op 15 mei 2022 een vuurwapen met bijbehorende munitie in zijn slaapkamer voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een vuurwapen vormt een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van personen. Dit heeft een grote maatschappelijke impact. De ervaring leert immers dat het voorhanden hebben van een wapen kan leiden tot het gebruik ervan.
Daarnaast heeft de verdachte op 15 mei 2022 een handelshoeveelheid verdovende middelen voorhanden gehad. Het is algemeen bekend dat drugs slecht zijn voor de volksgezondheid en dat de productie ervan meestal slecht is voor het milieu. Verder leiden drugs veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige geweldscriminaliteit. De verdachte heeft door het bezit en handelen van de drugs hieraan een bijdrage geleverd.
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 2.755,-.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Het strafblad werkt daarom niet strafverhogend.
7.3.2.
Rapportages
7.3.2.1 Psychiatrisch onderzoek
Deskundigen [psychiater01] , psychiater, en [arts01] , arts in opleiding tot medisch specialist, hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 december 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte lijdt aan zwakbegaafdheid (IQ=75). Daarnaast is er mogelijk sprake van een psychotische stoornis en somatische symptoomstoornis. Deze laatste twee vermoedens kunnen echter niet worden bevestigd of ontkend op basis van het onderzoek dat wegens zeer beperkte medewerking door de verdachte niet optimaal kon worden uitgevoerd.
Bij afwezigheid van een onderbouwde relatie tussen de geconstateerde psychopathologie en de hem tenlastegelegde feiten kan geen behandeling worden geadviseerd die het risico op
recidive vermindert. De onderzoekers zijn wel van mening dat er al langere tijd sprake is van een zorgelijke situatie. Er is sprake van een achteruitgang in de ontwikkeling vanaf ongeveer het 18e levensjaar en sindsdien hevig maatschappelijk en sociaal disfunctioneren.
Geadviseerd wordt om een observatie bij het Pieter Baan Centrum op te leggen om adequate diagnostiek en milieuonderzoek te kunnen verrichten.
7.3.2.2. Psychologisch en Neuropsychologisch onderzoek
Deskundige [deskundige01] , GZ-psycholoog [psycholoog01] , heeft een psychologisch en neuropsychologisch rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 december 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Hoewel een aantal cognitieve functies - de aandachtsregulatie, het geheugen, het vermogen om vooruit te plannen en het vermogen om impulsen te controleren - mogelijk niet optimaal zijn, zijn uit het neuropsychologisch onderzoek geen aanwijzingen naar voren gekomen voor het bestaan van cognitieve functiestoornissen.
Daar uit het onderzoek wel aanwijzingen naar voren zijn gekomen voor het mogelijke bestaan van ernstige psychiatrische problematiek (psychotische stoornis, autistiforme problematiek, persoonlijkheidsproblematiek), wordt geadviseerd om de verdachte ter klinische observatie te laten opnemen in het Pieter Baan Centrum.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Anders dan is geadviseerd door de deskundigen, ziet de rechtbank niet voldoende grond om de verdachte ter klinische observatie te laten opnemen in het Pieter Baan Centrum omdat de aard en de ernst van de tenlastegelegde feiten in dit concrete geval daarvoor onvoldoende aanleiding geven.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De ondergane voorlopige hechtenis (vanaf 16 mei 2022) komt hierop in mindering. Bij afzonderlijk bevel is de voorlopige hechtenis inmiddels opgeheven door de rechtbank.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen bedrag van € 2.755,- verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het in beslag genomen geld dient te worden teruggegeven aan de verdachte omdat het geld niet uit misdrijf afkomstig is, maar door de verdachte is gespaard van zijn uitkering.
8.3.
Beoordeling
Gezien de bewezenverklaring van het witwassen, zal het in beslag genomen geldbedrag van € 2.755,- , met betrekking tot welke het feit is begaan, verbeurd worden verklaard.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart het bedrag van € 2.755,- verbeurd als bijkomende straf voor feit 4.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en L.J.M. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Suiker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 15 mei 2022 te Rotterdam
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie,
te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk BBM, model Olympic 38, kaliber. 22 LR,
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij op of omstreeks 15 mei 2022 te Rotterdam,
munitie in de zin van artikel 1, onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2, lid 2 van die wet, van de categorie III te weten
acht kogelpatronen, kaliber .22LR, merk CCI,
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
3
hij op of omstreeks 15 mei 2022 te Rotterdam
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 5,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of
ongeveer 6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende meth amfetamine en/of
ongeveer 20,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
meth amfetamine en/of
ongeveer 34,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA en/of
zijnde cocaïne en/of meth amfetamine en/of amfetamine en/of MDMA
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
4
hij, op of omstreeks 15 mei 2022 te Rotterdam,
althans in Nederland,
van één of meerdere voorwerpen, te weten één of meerdere geldbedrag(en) (van ongeveer in totaal 2755 euro),
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet
en/of
- gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )