In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot het toewijzen van een dwangakkoord. Verzoeker, die in een problematische schuldensituatie verkeert, heeft een verzoek ingediend om één van zijn schuldeisers te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Deze regeling houdt in dat de preferente schuldeisers 19,22% en de concurrente schuldeisers 9,61% van hun vorderingen ontvangen. Verzoeker heeft twaalf schuldeisers, waarvan twee preferente en tien concurrente, met een totale schuldenlast van € 16.682,60. Ondanks dat elf van de twaalf schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling, heeft één schuldeiser geweigerd, met als argument dat er sprake zou zijn van oplichting.
De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers afgewogen tegen de belangen van de weigerende schuldeiser. De rechtbank concludeert dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoeker kan bieden, gezien zijn omstandigheden, waaronder een gebrek aan diploma's en een beperking aan zijn rechterarm. De rechtbank oordeelt dat de belangen van verzoeker, die zijn schulden wil saneren en zijn leven weer op orde wil krijgen, zwaarder wegen dan de belangen van de weigerende schuldeiser. De rechtbank heeft daarom het verzoek toegewezen en de weigerende schuldeiser veroordeeld in de kosten van de procedure. Dit vonnis treedt in de plaats van de vrijwillige instemming van de schuldeisers, waardoor verzoeker kan doorgaan met het betalen van zijn schulden.