ECLI:NL:RBROT:2023:6370
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de definitieve tegemoetkoming NOW-6 en de berekening van de loonsom
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de definitieve tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW-6. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat de tegemoetkoming had vastgesteld op € 10.366,-, met een nabetaalbedrag van € 2.470,-. Eiseres stelde dat zij recht had op een hogere tegemoetkoming van € 14.091,- en voerde aan dat de berekening van de loonsom onjuist was, omdat verweerder was uitgegaan van het loon van oktober 2021, terwijl zij in de maanden januari tot en met maart 2022 een hoger bedrag aan loon had uitbetaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op basis van de NOW-6 verplicht was om de loonsom te berekenen op basis van de gegevens in de polisadministratie van het UWV. De rechtbank oordeelde dat de keuze voor oktober 2021 als referentiemoment voor de berekening van de loonsom gerechtvaardigd was en dat er geen sprake was van een calamiteit die een andere berekening rechtvaardigde. De beroepsgrond van eiseres werd verworpen en het beroep werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.