ECLI:NL:RBROT:2023:637

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
10/089042-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs bij poging tot woninginbraak met DNA-sporen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Syrië in 1992, die niet ingeschreven staat in de basisregistratie personen. De verdachte werd beschuldigd van een poging tot woninginbraak op 14 september 2021 in Rotterdam. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waarbij het DNA van de verdachte op een aangetroffen bril in de woning werd genoemd als bewijsstuk. De verdachte ontkende in de woning te zijn geweest en verklaarde dat de bril niet van hem was, maar dat hij wel eens een soortgelijke bril als modeaccessoire draagt. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel er twijfels waren over de verklaring van de verdachte, er onvoldoende overtuigend bewijs was om te concluderen dat hij daadwerkelijk de poging tot woninginbraak had gepleegd. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing is genomen in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/089042-22
Datum uitspraak: 26 januari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Syrië) op [geboortedatum01] 1992,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
feitelijk verblijvende op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadsman mr. W.H.J.W. de Brouwer, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat in de woning een bril is aangetroffen waarop DNA-materiaal van de verdachte aanwezig is. De verdachte heeft daarvoor geen concrete en verifieerbare verklaring gegeven. Daarmee is het niet aannemelijk dat het DNA van de verdachte op een andere wijze in de woning is terecht gekomen dan door zijn betrokkenheid bij het tenlastegelegde, zodat de poging tot woninginbraak bewezen kan worden verklaard.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat op 14 september 2021 een poging tot woninginbraak heeft plaatsgevonden in een woning aan de [adres02] te Rotterdam. In de woning is een (goudomrande) bril aangetroffen, die niet aan de bewoners toebehoort, met daarop DNA van de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat hij niet in de woning is geweest, de in de woning aangetroffen bril niet van hem is, maar wel af en toe een bril draagt als modeaccessoire. De verdachte sluit niet uit dat hij ooit in aanraking met de betreffende bril is gekomen. Gouden brillen zijn populair in het straatbeeld onder jongeren.
Hoewel de rechtbank twijfels heeft bij de verklaring van de verdachte, kan niet worden vastgesteld dat hij in de woning is geweest op 14 september 2021. Anders dan de officier van justitie heeft gesteld, is er onvoldoende overtuigend bewijs dat de verdachte op 14 september 2021 de poging tot woninginbraak heeft gepleegd. Gelet op het voorgaande zal de verdachte worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en L.J.M. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Suiker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 14 september 2021, te Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [adres02] te Rotterdam, alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), geld en/of een of meer goed(eren) van zijn, verdachtes en/of zijn mededaders gading in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming naar deze woning is gegaan en/of (vervolgens) de (voor)deur heeft open gebroken en/of de (voor)deur heeft ontwricht en/of toegang tot deze woning heeft verschaft en/of huisraad overhoop heeft gehaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van
Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )