ECLI:NL:RBROT:2023:6363

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
10/325088-22; 10/196808-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak verkrachting en mishandeling met bewezenverklaring bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting, mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde verkrachtingen en mishandelingen, omdat de verklaring van de aangeefster onvoldoende steun vond in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster en de verdachte op essentiële onderdelen lijnrecht tegenover elkaar stonden, en dat er onvoldoende steunbewijs was voor de verkrachtingen. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van de aangeefster over de tweede verkrachting niet concreet genoeg was en dat de steunbewijs uit WhatsApp-berichten niet voldoende was om de beschuldigingen te onderbouwen.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan bedreiging met de dood en zware mishandeling. De bedreigingen die de verdachte per telefoon aan de aangeefster heeft gestuurd, waren van dien aard dat bij de aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen of zwaar zou worden mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf van 20 uren opgelegd, waarbij de Reclassering Nederland de werkzaamheden zal bepalen. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van de meeste feiten is vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/325088-22; 10/196808-22 (gev. ter terechtzitting)
Datum uitspraak: 22 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. G.B. van de Bunt, advocaat te Putten.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen met parketnummers 10/325088-22 en 10/196808-22. De dagvaarding met parketnummer 10/196808-22 is op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie gewijzigd. De teksten van beide (gewijzigde) tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.P. Mandos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 10/325088-22 ten laste gelegde verkrachtingen en de onder 10-196808-22 ten laste gelegde mishandelingen en bedreigingen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het over de verdachte opgemaakte rapport van 20 februari 2023;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contact- en locatieverbod met de aangeefster [aangeefster01] , geboren op [geboortedatum02] te [geboorteplaats02] , voor de duur van 2 jaren. Bij overtreding van dat verbod dient er (telkens) 2 weken hechtenis te worden toegepast, met een maximum van 26 weken.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak (10/325088-22)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde verkrachtingen van aangeefster [aangeefster01] (hierna: de aangeefster) wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De aangeefster heeft verklaard dat zij op drie verschillende momenten door de verdachte is verkracht. Deze verklaring is consistent en wordt ondersteund door de WhatsApp-gesprekken tussen haar en de verdachte en door de verklaring van de getuige [getuige01] .
4.1.2.
Beoordeling
Feiten en omstandigheden
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
De aangeefster en de verdachte hebben medio februari 2020 een relatie met elkaar gekregen. Gedurende deze relatie hebben zij samengewoond en hebben zij samen een zoon gekregen. Uit de hoeveelheid WhatsApp-gesprekken en de verklaringen van de aangeefster en de verdachte blijkt dat zij in hun relatie veelvuldig seksueel contact met elkaar hebben gehad en ook dat zij regelmatig ruzie met elkaar hadden.
De relatie is eind mei 2022 geëindigd. Daarna zijn de aangeefster en de verdachte in juni 2022 nog met hun gezin op vakantie gegaan. Op 29 augustus 2022 heeft de aangeefster aangifte gedaan van verkrachting.
Juridisch kader
Vooropgesteld wordt dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het gegeven
dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen:
het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt
dit in veel gevallen met zich dat slechts de verklaring van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel kan dienen. Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek
van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
Er moet dus sprake zijn van steunbewijs, dat afkomstig is van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Uit rechtspraak van de Hoge Raad kan onder meer worden afgeleid dat voor een bewezenverklaring van verkrachting niet is vereist dat de verkrachting als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het voldoende is dat de verklaring van de aangeefster op bepaalde punten bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, afkomstig van een andere bron dan de aangeefster (steunbewijs). Daar staat tegenover dat tussen de verklaring van de aangeefster en dat overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan.
Om tot een bewezenverklaring te komen van verkrachting zal moeten komen vast te staan dat verdachte door geweld of andere feitelijkheden of door bedreiging met geweld of andere feitelijkheden aangeefster heeft gedwongen om seksuele handelingen te ondergaan die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Overwegingen
De rechtbank constateert dat de verklaringen van aangeefster en verdachte op essentiële onderdelen lijnrecht tegenover elkaar staan.
De aangeefster heeft verklaard dat zij ten tijde van de relatie met de verdachte op drie verschillende momenten door hem is verkracht. De eerste keer was volgens de aangeefster op 26 juni 2021. De aangeefster heeft verklaard dat zij, op het moment dat de verdachte thuiskwam, deed alsof zij aan het slapen was in het bed van haar dochter. De verdachte trok haar uit bed en nam haar mee naar hun slaapkamer. Hoewel zij aangaf dat zij geen seks met hem wilde hebben, gooide hij haar op bed, hield hij haar handen boven haar hoofd en duwde hij zijn piemel bij haar naar binnen. Toen de aangeefster huilde en gilde, zei de verdachte dat hij daar geil van werd. De aangeefster heeft over de tweede verkrachting verklaard dat de verdachte ook toen niet accepteerde dat de aangeefster in een ander bed wilde liggen. Hij schold haar uit en probeerde seks met haar te hebben. Volgens de aangeefster vond de derde verkrachting plaats op 5 maart 2022. Nadat de verdachte thuiskwam, zei hij tegen de aangeefster dat hij naar de hoeren was geweest en dat zij nu aan de beurt was. Hoewel de aangeefster aangaf dat zij dit niet wilde, pakte hij haar vast en deed hij handboeien bij haar om. Vervolgens deed hij zijn piemel in haar vagina. Toen de aangeefster begon te huilen, zei hij dat hij traanogen nog geiler vond.
De verdachte heeft ontkend dat hij de aangeefster op enig moment heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen.
De rechtbank acht de verklaring van de aangeefster over de vermeende verkrachtingen op 26 juni 2021 en 5 maart 2022 helder en consistent. De verklaring over de tweede verkrachting is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende concreet. Uit de verklaring van de aangeefster volgt immers niet op welke datum deze verkrachting heeft plaatsgevonden. Het vaststellen van deze datum is van belang, omdat de aangeefster en de verdachte een relatie hadden waarbinnen zij veelvuldig (vrijwillig) seksueel contact met elkaar hebben gehad. Nu de aangeefster niet heeft verklaard op welke datum de tweede verkrachting volgens haar precies heeft plaatsgevonden, is niet duidelijk op welk moment er volgens haar geen sprake was van vrijwillige seks, maar seks met een bepaalde dwang. De verdachte zal dan ook van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of de verklaring van de aangeefster dat zij op 26 juni 2021 en 5 maart 2022 is verkracht door de verdachte bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal.
Als steunbewijs voor de verklaring van de aangeefster over de eerste verkrachting op 26 juni 2021 is door de officier van justitie gewezen op een WhatsApp-gesprek tussen de aangeefster en de verdachte. Uit dit WhatsApp-gesprek blijkt dat de aangeefster om 22:46 uur de volgende berichten heeft gestuurd: “
[verdachte01] hoe jij gisteren heb gedaan! Hoe jij mij behandeld heb! ‘Sex' dwingen pijn doen zwanger tot jankend aan toe! “Je verkracht je eigen zwangere vriendin huilend is dat normaal?”. De verdachte heeft hier vervolgens op gereageerd: “
whahahah” “alsof je t niet lekker vindt”. Hoewel de verdachte in zijn WhatsApp-berichten lijkt te erkennen dat de verdachte en de aangeefster op 26 juni 2021 seks met elkaar hebben gehad, bewijst dit gesprek naar het oordeel van de rechtbank niet dat de verdachte de aangeefster heeft gedwongen tot seks. Datzelfde geldt voor het WhatsApp-gesprek van 5 maart 2022 dat door de officier van justitie als steunbewijs voor deze derde verkrachting is aangevoerd. In dit gesprek wordt enkel gesproken over seksuele voorkeuren en niet over een verkrachting.
De verklaring van de getuige [getuige01] biedt ook geen steunbewijs voor de vermeende verkrachtingen op 26 juni 2021 en 5 maart 2022, aangezien getuige [getuige01] het heeft over een moment in oktober/november 2021. Uit de verklaring van getuige [getuige01] blijkt bovendien niet dat de verdachte heeft toegegeven dat hij de aangeefster daadwerkelijk heeft gedwongen tot seks.
Het door de officier van justitie aangedragen steunbewijs ondersteunt de lezing van de aangeefster derhalve op onvoldoende essentiële onderdelen. Nu de verklaring van de aangeefster verder op geen enkele manier wordt ondersteund, zal de verdachte ook van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 10/325088-22 ten laste gelegde feit is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak (10/196808-22 feit 1)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde mishandeling van de aangeefster wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verklaring van de aangeefster wordt ondersteund door de foto’s die zij heeft overhandigd aan de politie en door het proces-verbaal van het onderzoek van de politie naar de datums waarop deze foto’s zijn genomen. De verklaring van de verdachte – dat het letsel van de aangeefster andere oorzaken heeft – is niet aannemelijk geworden.
4.2.2.
Beoordeling
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
De aangeefster heeft verklaard dat zij in de periode van februari 2020 tot en met mei 2022 meerdere keren door de verdachte is mishandeld. Ter ondersteuning van deze verklaring heeft de aangeefster diverse foto’s overhandigd.
De verdachte heeft ontkend dat hij de aangeefster heeft mishandeld. Het letsel dat is te zien op de foto’s heeft zij mogelijk opgelopen door andere oorzaken, zoals het vergroten van haar borsten of het gebruiken van een stijltang.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de aangeefster onvoldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen in het dossier. Uit onderzoek van de politie naar de hiervoor genoemde foto’s blijkt dat de datums van het grootste gedeelte van deze foto’s niet overeenkomen met de datums waarop volgens aangeefster de mishandelingen hebben plaatsgevonden. Bij de foto’s 1, 7 en 9 komen de datums wel overeen met de datums die aangeefster noemt in haar verklaring. Uit foto 1 kan echter niet worden afgeleid wat de oorzaak is van de streep die op de foto is te zien en of de persoon op de foto de aangeefster is. Op foto’s 7 en 9 is ook niet te zien of de persoon op de foto’s de aangeefster is en of sprake is van enig letsel. Nu de verklaring van de aangeefster verder op geen enkele manier wordt ondersteund, zal de verdachte worden vrijgesproken.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 10/196808-22 feit 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering (10/196808-22 feit 2)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de bedreiging van de aangeefster. Gelet op de context die uit de screenshots naar voren komt en de conversaties die daarna zijn gevolgd, kan bij de aangeefster de redelijke vrees dat het misdrijf zou worden gepleegd niet zijn ontstaan.
4.3.2.
Beoordeling
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en/of zwaar mishandeld zou worden.
Op grond van de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II van dit vonnis is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een dergelijke bedreiging van de aangeefster door haar per telefoon de dreigende berichten toe te sturen “
dan maak ik ff een kanker bloedbad in die kankerkamer”, “
geloof me dan ga ik nu 20 jaar naar binnen”, “
ik maak je dood” en “
maak je dood kk mongool”. Hoewel de verdachte heeft verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren dat hij deze berichten heeft gestuurd, heeft hij bekend dat hij het telefoonnummer waarmee de berichten zijn verstuurd tot vorig jaar zomer heeft gebruikt. Gelet op de aard en inhoud van de ten laste gelegde berichten, is de rechtbank voorts van oordeel dat bij de aangeefster ook daadwerkelijk de redelijke vrees kon ontstaan dat de verdachte haar iets wilde aandoen waarbij zij het leven zou verliezen of zwaar zou worden mishandeld. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar ook nog de volgende berichten heeft gestuurd: “
[aangeefster01] als je dat doe dan leg ik je op Beukenhof” en “
Dan ga ik echt 20'jaar zitten als dat nog een keer gebeurd wat me gebeurd is”. Het is echter niet duidelijk of deze berichten tijdens de tenlastegelegde periode zijn verzonden. De rechtbank is verder van oordeel dat het bericht “
je weet op een dag komt je karma” geen bedreiging met de dood of zware mishandeling betreft. Van dit deel van de tenlastelegging zal de verdachte dus worden vrijgesproken.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 10/196808-22 feit 2 is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 10/196808-22 feit 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, in de pleegperiode van 14 februari 2020 tot en met
31 mei 2022in Nederland, [aangeefster01] heeft bedreigd (per telefonisch bericht) met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [aangeefster01] dreigend de woorden toe te voegen:
- "dan maak ik ff een kanker bloedbad in die kankerkamer" en- "geloof me ik ga nu 20 jaar naar binnen" en- "Ik maak je dood" en- "Maak je dood kk mongool", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
bedreiging met de dood en met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn toenmalige partner en moeder van zijn kind. Dit betreft een ernstig feit dat heeft plaatsgevonden binnen de huiselijke sfeer. Met zijn handelen heeft de verdachte gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij het slachtoffer. Dit blijkt ook uit de ter zitting voorgelezen verklaring, waarin zij de impact die het feit op haar heeft gehad, heeft benadrukt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 februari 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
De relatie tussen de verdachte en de aangeefster is inmiddels verbroken. De verdachte heeft een kort geding aangespannen, omdat hij zijn kind aanvankelijk langere tijd niet heeft gezien. Inmiddels is er een tijdelijke bezoekregeling onder begeleiding van het omgangshuis vastgesteld. Er zal worden toegewerkt naar een onbegeleide omgang. Gedurende dit traject zal er ook worden gewerkt aan contactherstel tussen de verdachte en de aangeefster.
De verdachte heeft een huurwoning en leeft van een UWV-uitkering. Vanwege een auto-ongeval heeft hij nekklachten en kan hij langere tijd niet werken. De verdachte is voornemens een omscholingstraject te starten. Er zijn geen schulden en er is geen sprake van middelenproblematiek. Uit eerdere urinecontroles zijn geen bijzonderheden gekomen. De verdachte heeft zich vrijwillig aangemeld bij een forensische psychiatrische kliniek. De reclassering acht het positief dat hij zelfstandig hulp zoekt voor zijn hulpvragen. Bij een veroordeling wordt een voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen. De rechtbank acht het opleggen van een geldboete niet passend, gelet op de hoeveelheid berichten en gelet op het feit dat de bedreigingen hebben plaatsgevonden binnen de huiselijke sfeer. Aangezien de verdachte reeds hulp heeft gezocht en een behandeling ondergaat, acht de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel met de door de reclassering genoemde voorwaarden niet nodig. Nu de verdachte en de aangeefster samen een kind hebben is de rechtbank van oordeel dat ook een contact- en locatieverbod niet wenselijk is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van de onder 10/325088-22 en 10/196808-22 ten laste gelegde feiten:
  • in de zaak met parketnummer 10/325088-22 vordert zij een vergoeding van € 385,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 12.000,00 aan immateriële schade;
  • in de zaak met parketnummer 10/196808-22 vordert zij een vergoeding van € 91,05 aan materiële schade en een vergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht beide vorderingen van de benadeelde partij in het geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de gestelde schade niet is onderbouwd.
8.3.
Beoordeling door de rechtbank
8.3.1.
Beoordeling vordering in de zaak met parketnummer 10/325088-22
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder parketnummer 10-325088-22 ten gelegde feit. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.3.2.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
8.3.3.
Beoordeling vordering in de zaak met parketnummer 10/196808-22
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering is vooralsnog onvoldoende onderbouwd en een nadere onderbouwing en debat levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.3.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 57, 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 10/325088-22 ten laste gelegde en het onder 10/196808-22 feit 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 10/196808-22 feit 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
20 (twintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
12 (twaalf) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
6 (zes) dagen;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in de vorderingen in de zaken met parketnummers 10/325088-22 en 10/196808-22;
bepaalt dat de vorderingen kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter,
en mrs. D.L.J. Martens en R.H.M. Pooyé, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.R. de Graaf en D.C. van Beek, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Teksten (gewijzigde) tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Dagvaarding met parketnummer 10/325088-22
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 juni 2021 tot en met 05 maart 2022 te Vlaardingen door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster01] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster01] ,
hebbende verdachte meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) zijn penis in de vagina van die [aangeefster01] gebracht en/of geduwd en/of bewogen, bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het
- vastpakken en/of meevoeren van die [aangeefster01] naar de slaapkamer en/of
- op het bed gooien en/of duwen van die [aangeefster01] en/of
- op die [aangeefster01] gaan liggen en/of
- vastpakken en/of vasthouden en/of met handboeien vastbinden van de handen van die [aangeefster01] en/of
- tegen die [aangeefster01] zeggen dat ze lekker seks gingen hebben en/of dat hij naar de hoeren was geweest en dat zij nu aan de beurt was en/of "als je mij met die traanogen aankijkt dan vind ik het nog geiler" en/of dat hij daar alleen nog maar geiler van werd toen die [aangeefster01] begon te gillen en huilen dat zij het niet wilde, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- (daarbij) voorbij gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [aangeefster01] en/of
- aldus voor die [aangeefster01] een dreigende situatie doen ontstaan;
Dagvaarding met parketnummer 10/196808-22
1.
hij, in of omstreeks de pleegperiode van 14 februari 2020 tot en met 31 mei 2022 te Rotterdam en/of Chaam, althans in Nederland,
zijn levensgezel, [aangeefster01] , meermalen, althans eenmaal, heeft mishandeld door haar op verschillende tijdstippen binnen de pleegperiode:
- met zijn vuist tegen haar zij, althans tegen haar lichaam te slaan en/of
- met zijn vuist tegen haar zij, althans tegen haar lichaam te slaan en/of
- tegen haar neus en/of oog te slaan en/of
- met zijn vuist tegen haar lippen te slaan en/of
- met zijn vuist in haar gezicht te slaan en/of
- met zijn vuist op haar been te slaan en/of
- haar bij haar keel te grijpen en/of deze keel dicht te knijpen;
2.
hij, in of omstreeks de pleegperiode van 14 februari 2020 tot en met 1 augustus 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, [aangeefster01] heeft bedreigd (per telefonisch bericht) met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangeefster01] dreigend de woorden toe te voegen:
- "je weet op een dag komt je karma" en/of
- "dan maak ik ff een kanker bloedbad in die kankerkamer" en/of
- "geloof me ik ga nu 20 jaar naar binnen" en/of
- " [aangeefster01] als je dat doe dan leg ik je op Beukenhof" en/of
- "Dan ga ik echt 20'jaar zitten als dat nog een keer gebeurd wat me gebeurd is" en/of
- "Ik maak je dood" en/of
- "Maak je dood kk mongool"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.