ECLI:NL:RBROT:2023:6362

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
10/065449-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van strafbare voorbereiding en bewezenverklaring van het voorhanden hebben van vuurwapens en messen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorbereiden van een afpersing en het voorhanden hebben van vuurwapens en messen. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel er aanwijzingen waren voor een misdadig doel, niet kon worden bewezen welk specifiek doel de verdachte en zijn medeverdachte voor ogen hadden. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldiging van strafbare voorbereiding, omdat er onvoldoende bewijs was voor een concreet plan.

De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte samen met een ander op 15 maart 2022 in Rotterdam twee gaspistolen, een geluiddemper, munitie en drie messen voorhanden heeft gehad. De verdachte had deze voorwerpen in zijn auto liggen toen hij door de politie werd aangehouden. De rechtbank oordeelde dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en messen een onaanvaardbaar risico voor de maatschappij met zich meebrengt.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 21 dagen voorwaardelijk, en een geldboete van driemaal € 225,00. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van generale preventie. De verdachte had geen strafblad voor soortgelijke feiten, wat in zijn voordeel werd meegewogen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/065449-22
Datum uitspraak: 22 juni 2023
Tegenspraak (279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er kort gezegd op neer dat de verdachte samen met een ander voorbereidingen voor het plegen van een afpersing in vereniging en/of een diefstal met geweld in vereniging heeft gepleegd (feit 1). Daarnaast wordt hij ervan verdacht samen met een ander twee vuurwapens, een bijbehorende geluiddemper en knalpatronen voorhanden te hebben gehad en drie messen te hebben gedragen (feiten 2 tot en met 6).

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde;
  • voor de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten (misdrijven): veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • voor het onder 6 ten laste gelegde feit (overtreding): veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 1.000,00, te vervangen door 20 dagen hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak (feit 1)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit de combinatie van de aangetroffen voorwerpen blijkt dat de verdachte voorbereidingshandelingen aan het plegen was voor het plegen van een overval. De verklaring van de verdachte – dat hij deze voorwerpen bij zich had voor het maken van een videoclip – is niet aannemelijk geworden.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of het onder 1 tenlastegelegde feit is bewezen, moet komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de voorwerpen afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had (HR 20 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0213 en HR 9 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1503).
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] op 15 maart 2022 door de politie staande zijn gehouden terwijl zij in een auto reden. In de auto zijn twee gaspistolen, een (geladen) patroonhouder, een geluiddemper, meerdere knalpatronen, drie vlees-/keukenmessen, een kledingpakket/outfit van Thuisbezorgd, twee bivakmutsen, handschoenen en tie-wraps aangetroffen.
Gezien de uiterlijke verschijningsvorm van alle aangetroffen goederen tezamen en het feit dat beide verdachten ’s nachts in een auto met deze goederen onderweg waren, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte en de medeverdachte een misdadig doel voor ogen hadden. De verdachte heeft zich in eerste instantie op zijn zwijgrecht beroepen en bij de raadkamer van de rechtbank verklaard dat hij artiest is, dat hij op zoek was naar een locatie voor een videoclip en dat hij in de betreffende muziekcategorie wat agressiever moet overkomen. De voorwerpen waren hiervoor bedoeld. Voor die verklaring is in het dossier echter onvoldoende ondersteuning te vinden en de rechtbank schuift die verklaring dan ook als ongeloofwaardig terzijde. Er zijn weliswaar enkele rapteksten op zijn telefoon aangetroffen, maar de laatstelijk opgeslagen tekst dateert van december 2021. Voorts zijn er geen muziekvideo’s op zijn telefoon aangetroffen. Ook valt niet goed in te zien, waarom echte vuurwapens inclusief munitie en geluiddemper nodig zijn voor het opnemen van een videoclip. Het feit dat de jas van Thuisbezorgd mogelijkerwijs van een neef van de verdachte is, doet bovendien niets af aan het feit dat de jas onderdeel uitmaakte van de aangetroffen goederen en dienstig kan zijn aan een misdadig doel.
Hoewel de rechtbank dus uitgaat van een misdadig intentiedoel, kan tegelijkertijd echter niet worden vastgesteld welk misdadig doel de verdachte en de medeverdachte nu concreet voor ogen hebben gehad. Zij hadden, met andere woorden, wel slechte plannen, maar de rechtbank kan geen enigszins geconcretiseerd plan, gericht op een bepaald delict, vaststellen. Daarmee kan strafbare voorbereiding dan ook niet wettig en overtuigend bewezen worden.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feiten 2 tot en met 6)
De onder 2 tot en met 6 ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij, op 15 maart 2022 te Rotterdam, in vereniging met een andereen wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een gaspistool van het merk Umarex Walther PPQ, kaliber 9mm PAK, voorhanden heeft gehad;
3.
hij, op 15 maart 2022 te Rotterdam, in vereniging met een andereen wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een gaspistool van het merk Umarex Glock 17 Gen 5, kaliber 9mm PAK, voorhanden heeft gehad;
4.
hij, op 15 maart 2022 te Rotterdam, in vereniging met een ander, munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten in totaal 97 knalpatronen, kaliber 9 mm pak voorhanden heeft gehad;
5.
hij, op 15 maart 2022 te Rotterdam, in vereniging met een andereen wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3º van de Wet wapens en munitie, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
6.
hij, op 15 maart 2022 te Rotterdam, in vereniging met een ander op de openbare weg op de [straatnaam01] ter hoogte van nummer [huisnummer01] , wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 7º van de Wet wapens en munitie, te weten drie vlees-/keukenmessen zijnde voorwerpen waarvan, gelet op de aard en de omstandigheden waaronder dit voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het voor geen ander doel bestemd was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen, heeft gedragen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feiten 2 en 3 telkens:
het medeplegen van het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
Feit 4:
het medeplegen van het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 5:
het medeplegen van het handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 6:
het medeplegen van het handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van
de Wet wapens en munitie, driemaal gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van twee gaspistolen, een bijbehorende geluiddemper, meerdere knalpatronen en het dragen van drie messen op de openbare weg. De verdachte had deze voorwerpen in zijn auto liggen toen hij staande werd gehouden door de politie.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en messen levert in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit daarvan maar al te gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Vuurwapengeweld leidt regelmatig tot slachtoffers en zowel het gebruik als het voorhanden hebben van een wapen in de openbare ruimte brengt gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving. Datzelfde geldt voor het voorhanden hebben van een mes. Dit betreffen dus ernstige feiten en hier dient, in het bijzonder vanuit het oogpunt van generale preventie, streng tegen te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, omdat de strafbare feiten al van enige tijd geleden zijn en de voorlopige hechtenis van de verdachte per 22 april 2022 is geschorst. In de tussentijd heeft de verdachte zich niet schuldig gemaakt aan soortgelijke strafbare feiten. In plaats daarvan zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De straf valt lager uit dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat zij de verdachte vrijspreekt van het onder 1 tenlastegelegde feit.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 47, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26, 27, 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten (misdrijven) tot een
gevangenisstraf voor de duur van 60 (zestig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 21 (eenentwintig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van de onder 6 ten laste gelegde overtredingen tot
driemaal een geldboete van € 225,00 (tweehonderdvijfentwintig euro)bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter,
en mrs. C.H.W.M. Sterk en R.H.M. Pooyé, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.R. de Graaf en D.C. van Beek, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 maart 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een afpersing in vereniging en/of diefstal met geweld in vereniging, opzettelijk voorwerpen, te weten:
- twee gaspistolen en/of (een bijhorende) geluiddemper en/of
- een (geladen) patroonhouder en/of
- meerdere knalpatronen en/of
- drie vlees-/keukenmessen en/of
- een kledingpakket/outfit van Thuisbezorgd en/of
- twee bivakmutsen en/of
- handschoenen en/of
- tie-wraps
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij, op of omstreeks 15 maart 2022 te Rotterdam, in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een gaspistool van het merk/type Umarex Walther PPQ, kaliber 9mm PAK, voorhanden heeft gehad;
3.
hij, op of omstreeks 15 maart 2022 te Rotterdam, in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een gaspistool van het merk/type Umarex Glock 17 Gen 5, kaliber 9mm PAK, voorhanden heeft gehad;
4.
hij, op of omstreeks 15 maart 2022 te Rotterdam, in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten in totaal 97 knalpatronen, kaliber 9 mm pak voorhanden heeft gehad;
5.
hij, op of omstreeks 15 maart 2022 te Rotterdam, in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3º van de Wet wapens en munitie, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
6.
hij, op of omstreeks 15 maart 2022 te Rotterdam, in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, op de openbare weg op de [straatnaam01] ter hoogte van nummer [huisnummer01] , (een) wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 7º van de Wet wapens en munitie, te weten drie vlees-/keukenmessen zijnde (een) voorwerpen waarvan, gelet op de aard en/of de omstandigheden waaronder dit voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het voor geen ander doel bestemd was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen,
heeft gedragen.