ECLI:NL:RBROT:2023:6361

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
10/065475-22; 10/345478-21; 96/329599-21/ vorderingen TUL: 10/228251-20; 10/035656-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van dagvaardingen en oproepingen in strafzaken wegens onregelmatige betekening

Op 8 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, waarbij de geldigheid van verschillende dagvaardingen en oproepingen tot tenuitvoerlegging aan de orde was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen met de parketnummers 10/065475-22, 10/345478-21 en 96/329599-21 niet op de wettelijk voorgeschreven wijze zijn betekend. Dit leidde tot de conclusie dat deze dagvaardingen nietig zijn. De officier van justitie had betoogd dat de dagvaarding met parketnummer 96/329599-21 geldig was, maar de rechtbank oordeelde dat deze ook niet tijdig aan het Openbaar Ministerie was uitgereikt, waardoor ook deze nietigheid werd uitgesproken.

Daarnaast zijn er vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere vonnissen aan de orde gekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de oproepingen van deze vorderingen niet rechtsgeldig zijn gedaan, omdat ook deze niet aan het Openbaar Ministerie zijn uitgereikt. Hierdoor zijn de oproepingen van de vorderingen tot tenuitvoerlegging met de parketnummers 10/228251-20 en 10/035656-21 eveneens nietig verklaard.

De rechtbank heeft in deze uitspraak de nietigheid van de dagvaardingen en oproepingen bevestigd, wat betekent dat de verdachte niet kan worden vervolgd op basis van deze documenten. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffiers waren aanwezig tijdens de zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/065475-22; 10/345478-21; 96/329599-21
Parketnummers vorderingen TUL: 10/228251-20; 10/035656-21
Datum uitspraak: 8 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
waarnemend raadsvrouw mr. S. Pershad namens mr. S. Ben Ahmed, beiden advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Geldigheid dagvaarding

3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding met parketnummer 96-329599-21 geldig is. De dagvaarding is uitgereikt aan het Openbaar Ministerie nadat dit op de adressen van de verdachte niet is gelukt. De overige dagvaardingen zijn nietig, omdat deze niet zijn uitgereikt aan het Openbaar Ministerie.
3.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de dagvaardingen met parketnummers 10/065475-22, 10/345478-21 en 96/329599-21 niet op de bij de wet voorgeschreven wijze zijn betekend. De dagvaardingen met parketnummers 10/065475-22 en 10/345478-21 zijn niet uitgereikt aan het Openbaar Ministerie. De dagvaarding met parketnummer 96/329599-21 is ingevolge artikel 265 van het Wetboek van Strafvordering niet binnen de juiste termijn aan het Openbaar Ministerie uitgereikt.
3.3.
Conclusie
De dagvaardingen met parketnummers 10/065475-22, 10/345478-21 en 96/329599-21 zijn nietig.

4..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

5..Vordering tenuitvoerlegging

5.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 17 december 2020 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van de artikelen 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar (10/228251-20).
De proeftijd is ingegaan op 1 januari 2021.
Bij vonnis van 1 juli 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van artikel 280 van het Wetboek van Strafrecht veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uren, waarvan een gedeelte groot 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar (10/035656-21).
De proeftijd is ingegaan op 16 juli 2021.
5.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de oproepingen van de vorderingen tenuitvoerlegging niet op rechtsgeldige wijze hebben plaatsgevonden, aangezien de oproepingen niet zijn uitgereikt aan het Openbaar Ministerie. De rechtbank zal om deze reden de nietigheid van de oproepingen uitspreken.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaardingen met parketnummers 10/065475-22, 10/345478-21, 96/329599-21 nietig;
verklaart de oproepingen van de vorderingen tot tenuitvoerlegging met parketnummers 10-228251-20 en 10-035656-21 nietig.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter,
en mrs. C.H.W.M. Sterk en R.H.M. Pooyé, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.R. de Graaf en D.C. van Beek, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Dagvaarding met parketnummer 10-065475-22
1.
hij op of omstreeks 15 maart 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een afpersing in vereniging en/of diefstal met geweld in vereniging, opzettelijk voorwerpen, te weten:
- twee gaspistolen en/of (een bijhorende) geluiddemper en/of
- een (geladen) patroonhouder en/of
- meerdere knalpatronen en/of
- drie vlees-/keukenmessen en/of
- een kledingpakket/outfit van Thuisbezorgd en/of
- twee bivakmutsen en/of
- handschoenen en/of
- tie-wraps
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij, op of omstreeks 15 maart 2022 te Rotterdam, in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een gaspistool van het merk/type Umarex Walther PPQ, kaliber 9mm PAK, voorhanden heeft gehad;
3.
hij, op of omstreeks 15 maart 2022 te Rotterdam,in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een gaspistool van het merk/type Umarex Glock 17 Gen 5, kaliber 9mm PAK, voorhanden heeft gehad;
4.
hij, op of omstreeks 15 maart 2022 te Rotterdam, in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten in totaal 97 knalpatronen, kaliber 9 mm pak voorhanden heeft gehad;
5.
hij, op of omstreeks 15 maart 2022 te Rotterdam, in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3º van de Wet wapens en munitie, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
6.
hij, op of omstreeks 15 maart 2022 te Rotterdam, in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, op de openbare weg op de [straatnaam01] ter hoogte van nummer [huisnummer01] , (een) wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 7º van de Wet wapens en munitie, te weten drie vlees-/keukenmessen zijnde (een) voorwerpen waarvan, gelet op de aard en/of de omstandigheden waaronder dit voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het voor geen ander doel bestemd was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen,
heeft gedragen;

Dagvaarding met parketnummer 10/345478-21

hij op of omstreeks 30 september 2021 te Vlaardingen op of nabij de openbare weg, te weten de [straatnaam02] en/of de [straatnaam03] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tasje en/of een abnamro pas en/of geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer01] te slaan en/of te stompen en/of
- aan het tasje van die [slachtoffer01] te trekken en/of
- die [slachtoffer01] ten val te brengen en/of
- die [slachtoffer01] te trappen en/of te schoppen en/o
- die [slachtoffer01] woorden toe te voegen: "Beter loop je mee anders krijg je er nog een" en/of "Je gaat zien als je je tasje niet gaat geven, ik wil je geld en wiet",
althans woorden van een dergelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 september 2021 te Vlaardingen [slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01] te slaan en/of
te stompen en/of te trappen en/of te schoppen;
Dagvaarding met parketnummer 96/329599-21
hij, op of omstreeks 29 juli 2021 te Maassluis, een voertuig, te weten een tweewielige bromfiets heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de
WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 9,9 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.