ECLI:NL:RBROT:2023:6357

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
ROT 22/4130
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen bestuurlijke boete opgelegd door De Nederlandsche Bank N.V. wegens te late indiening kwartaalrapportage

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 20 juli 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar tegen een bestuurlijke boete van De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) beoordeeld. Eiseres had een boete opgelegd gekregen omdat zij niet tijdig een kwartaalrapportage had ingediend. Het bezwaar tegen deze boete werd door DNB niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres de termijn voor het indienen van het bezwaar had overschreden. De rechtbank oordeelt dat DNB terecht heeft gehandeld. Eiseres had op 2 mei 2022 bezwaar gemaakt, maar de rechtbank stelt vast dat dit te laat was, en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Eiseres had aangevoerd dat de COVID-19 maatregelen een rol speelden in haar vertraging, maar de rechtbank oordeelt dat zij redelijkerwijs rekening had moeten houden met deze maatregelen en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze haar in dit geval belemmerden. De rechtbank wijst erop dat de toezending van het besluit per post een toegestane manier is van bekendmaking, en dat DNB niet verplicht was om ook een elektronische verzending te doen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de bestuurlijke boete in stand blijft en dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt of vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/4130

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

De Nederlandsche Bank N.V., DNB

(gemachtigde: mr. J.L.G. Niederer en mr. J.W.M. Hagelaars).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet-ontvankelijk verklaren van haar bezwaar tegen het besluit om haar een bestuurlijke boete op te leggen.
1.2
DNB heeft met een verweerschrift op het beroep gereageerd.
1.3
De rechtbank heeft partijen op de voet van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij brief van 26 januari 2023 laten weten dat het onderzoek ter zitting achterwege kan blijven tenzij partijen aangeven dat zij gebruik willen maken van hun recht ter zitting te worden gehoord. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. Wel heeft eiseres bij brief van 1 februari 2023 nog een aantal standpunten herhaald. Daarop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of DNB terecht het bezwaar van eiseres tegen de haar opgelegde bestuurlijke boete niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is en dat DNB terecht het bezwaar van eiseres tegen de haar opgelegde boete niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. Eiseres heeft met het besluit van 3 februari 2022 een bestuurlijke boete opgelegd gekregen, omdat zij niet op tijd een kwartaalrapportage bij DNB heeft ingediend. Tegen deze bestuurlijke boete heeft eiseres op 2 mei 2022 bezwaar gemaakt. De rechtbank merkt daarbij op dat al uit de e-mailberichten van eiseres aan DNB van 25 en 26 april 2022 blijkt dat eiseres bezwaar tegen het besluit van 3 februari 2022 wilde maken. Partijen verschillen niet met elkaar van mening dat eiseres met dit bezwaar, ingesteld op 25 april 2022 dan wel op 2 mei 2022, te laat was, maar alleen over de vraag of deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. De rechtbank zal zich daarom tot die vraag beperken.
6. Op basis van artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond van een termijnoverschrijding achterwege als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar in verzuim is geweest.
7. Wat eiseres over de COVID-19 maatregelen heeft aangevoerd, hoefde voor DNB geen reden te zijn om de termijnoverschrijding verschoonbaar te vinden. Los van de vraag welke maatregelen er precies tijdens de bezwaartermijn golden, mocht van eiseres worden verwacht dat zij met die maatregelen rekening had gehouden en voor de postverwerking een voorziening had getroffen. De COVID-19 maatregelen waren in februari en maart 2022 ook niet nieuw. De rechter verwijst hiervoor naar de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 26 juli 2022, ECLI:NL:CBB:2022:428. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat in haar specifieke geval dit niet van haar kon worden verwacht.
8. Anders dan eiseres aanvoert hoefde DNB de termijnoverschrijding niet verschoonbaar te vinden omdat zij het bestreden besluit alleen per post en niet elektronisch naar eiseres heeft verstuurd. Toezending per post van een besluit die tot een belanghebbende is gericht is op basis van artikel 3:41 van de Awb een toegestane manier om een besluit bekend te maken. Er is geen verplichting om dat besluit dan ook nog elektronisch bekend te maken. Ook niet als DNB andere correspondentie wel (alleen of ook) elektronisch aan eiseres heeft verzonden of is gaan verzenden. Daarnaast heeft DNB in het verweerschrift naar voren gebracht dat eiseres niet heeft verzocht om alle officiële correspondentie via e-mail naar haar te versturen. Eiseres heeft dit niet ontkend. Ook niet in haar schriftelijke reactie na het verweerschrift.
9. Wat eiseres verder heeft aangevoerd is niet van belang voor de vraag of DNB terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De andere punten van eiseres zien namelijk niet op het bestreden besluit of zien op de rechtmatigheid van de onderliggende bestuurlijke boete. Aan die rechtmatigheidstoets komt de rechtbank niet toe, omdat zij van oordeel is dat DNB terecht het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat DNB niet inhoudelijk op de gronden van bezwaar hoeft in te gaan en dat de bestuurlijke boete die eiseres is opgelegd in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug en krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Spengen, rechter, in aanwezigheid van mr. P.F.H.M. Terstegge, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2023.
de rechter is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 2:13
In het verkeer tussen burgers en bestuursorganen kan een bericht elektronisch worden verzonden, mits de bepalingen van deze afdeling in acht worden genomen.
Het eerste lid geldt niet, indien:
a. dit bij of krachtens wettelijk voorschrift is bepaald, of
b. een vormvoorschrift zich tegen elektronische verzending verzet.
Artikel 2:14
Een bestuursorgaan kan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht, elektronisch verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, geschiedt de verzending van berichten die niet tot een of meer geadresseerden zijn gericht, niet uitsluitend elektronisch.
Indien een bestuursorgaan een bericht elektronisch verzendt, geschiedt dit op een voldoende betrouwbare en vertrouwelijke manier, gelet op de aard en de inhoud van het bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt.
Artikel 3:41
De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Indien de bekendmaking van het besluit niet kan geschieden op de wijze als voorzien in het eerste lid, geschiedt zij op een andere geschikte wijze.
Artikel 6:5
1. Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht;
d. de gronden van het bezwaar of beroep.
2. Bij het beroepschrift wordt zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft, overgelegd.
3. Indien het bezwaar- of beroepschrift in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van het bezwaar of beroep noodzakelijk is, dient de indiener zorg te dragen voor een vertaling.
Artikel 6:6
Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of
b. het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15,
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Artikel 6:7
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8
De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit waartegen alleen door een of meer bepaalde belanghebbenden administratief beroep kon worden ingesteld, vangt aan met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn ongebruikt is verstreken.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat aan goedkeuring is onderworpen, vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit, inhoudende de goedkeuring van dat besluit, op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat tot een of meer belanghebbenden is gericht en dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd.
Artikel 6:9
Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Artikel 6:11
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.