ECLI:NL:RBROT:2023:6306

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
10/010336-22, 10/060024-22 en 16/179788-22 (gevoegd ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Veroordeling voor ontucht, poging zware mishandeling, openlijke geweldpleging en winkeldiefstal

Op 22 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan aanranding, omdat het opzet op dwang niet bewezen kon worden. Wel werd hij veroordeeld voor ontucht in vereniging met een minderjarige, poging tot zware mishandeling, openlijke geweldpleging en winkeldiefstal. De verdachte kreeg 68 dagen jeugddetentie, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht door Jeugdbescherming West.

De zaak omvatte verschillende incidenten, waaronder het betasten van een minderjarige, waarbij de rechtbank oordeelde dat de seksuele handelingen niet als consensueel konden worden beschouwd. De verdachte had ook geweld gebruikt tegen een andere persoon, wat leidde tot een veroordeling voor poging zware mishandeling. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, en besloot tot een jeugddetentie als passende straf.

De benadeelde partij, [slachtoffer01], vorderde schadevergoeding voor materiële en immateriële schade, welke door de rechtbank grotendeels werd toegewezen. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op aan de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Rotterdam.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/010336-22, 10/060024-22 en 16/179788-22 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 22 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. E.D.B. Groeneweg, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 8 juni 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/010336-22 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/060024-22 onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 16/179788-22 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 68 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, ook indien dat inhoudt meewerken aan de begeleiding van een jongerencoach;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering – parketnummer 16/179788-22
Het onder parketnummer 16/179788-22 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering – parketnummer 10/010336-22
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte [voornaam slachtoffer01] heeft aangerand, door in haar borsten te knijpen en door haar billen en schaamstreek te betasten. De verklaring van [voornaam slachtoffer01] is betrouwbaar en wordt ondersteund door de verklaring van de medeverdachte en door het DNA-onderzoek. De handelingen zijn ontuchtig, hebben onder dwang plaatsgevonden en de verdachte heeft opzet gehad op die dwang. De officier van justitie heeft partiële vrijspraak van het medeplegen van aanranding gevorderd, omdat ten aanzien van het primair ten laste gelegde een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte niet kan worden bewezen.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit en heeft daartoe – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. De verdachte erkent dat hij [voornaam slachtoffer01] heeft aangeraakt, maar de bij het primaire feit vereiste dwang ontbreekt. De verdediging stelt zich op het standpunt dat het opzet van de verdachte ook niet was gericht op die dwang. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde voert de verdediging aan dat de gepleegde seksuele handelingen, waarbij sprake is van consensueel contact tussen leeftijdgenoten, niet als ontucht kunnen worden gekwalificeerd. Deze seksuele handelingen zijn niet in strijd met de sociaal-ethische norm, zodat de wederrechtelijkheid hierbij ontbreekt. Het enkele feit dat [voornaam slachtoffer01] ten tijde van het feit beneden de 16 jaar was, is onvoldoende voor het bewijs van ontucht.
4.2.3.
Beoordeling
In deze zaak wordt de verdachte kort gezegd verweten dat hij [voornaam slachtoffer01] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het betasten van en knijpen in haar borsten en haar billen en het betasten van haar schaamstreek. Hoewel de verdachte erkent met [voornaam slachtoffer01] te hebben geknuffeld, ontkent hij voor een belangrijk deel de feitelijke toedracht zoals door [voornaam slachtoffer01] is geschetst en ontkent hij ten stelligste dat er sprake was van onvrijwilligheid, dwang en opzet op dwang.
Wat is er precies gebeurd?
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte [voornaam slachtoffer01] seksueel heeft betast, waarbij hij in haar borsten en billen heeft geknepen en deze ook heeft betast. De verdachte heeft deze feiten gepleegd samen met zijn medeverdachte [medeverdachte01] . De rechtbank ziet geen reden om de betrouwbaarheid van de verklaring van [voornaam slachtoffer01] op de genoemde punten in twijfel te trekken. Zij heeft hierover meerdere keren consistent verklaard, ook tegenover verschillende familieleden, en haar verklaring wordt op deze punten ondersteund door de verklaring van de medeverdachte en de uitkomsten van het DNA-onderzoek. De rechtbank acht hierbij ook van belang dat de verdachte zelf wisselend heeft verklaard over de gebeurtenissen en aanvankelijk zelfs ontkende dat hij überhaupt in de kelderbox is geweest waar de ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden. Dat het DNA van de verdachte mogelijk via secundaire overdracht aan de binnenzijde van de broek van [voornaam slachtoffer01] terecht is gekomen, zoals is betoogd door de verdediging, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk geworden en in het licht van het vorenstaande onwaarschijnlijk. De rechtbank acht het betasten van de schaamstreek niet bewezen, omdat alleen [voornaam slachtoffer01] hierover heeft verklaard en het dossier op dit onderdeel geen ondersteunend bewijs bevat voor haar verklaring.
De rechtbank zal nu de vraag beantwoorden of de vastgestelde feiten strafbaar zijn en, zo ja, welk strafbaar feit dit oplevert.
Dwang?
De rechtbank is van oordeel dat de primair ten laste gelegde aanranding in vereniging niet wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank overweegt hierbij dat uit het dossier blijkt dat [voornaam slachtoffer01] vrijwillig is meegegaan naar de kelderbox en dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de hiervoor genoemde seksuele gedragingen opzettelijk onder dwang heeft gepleegd. [voornaam slachtoffer01] heeft verklaard dat de verdachte haar al eerder die middag voortdurend knuffels gaf en dat ze dat in eerste instantie prima vond. Hoewel [voornaam slachtoffer01] heeft verklaard dat ze eenmaal in de kelderbox “het niet meer grappig vond” en dat ze dit aan de beide verdachten op meerdere momenten kenbaar heeft gemaakt, zag ze zich volgens haar verklaring ook genoodzaakt om het spel min of meer ‘mee te spelen’ door hen bij haar vertrek nog een knuffel te geven en daarbij te beloven de volgende dag terug te komen. De rechtbank ziet onder deze omstandigheden en op basis van de verder beschikbare informatie in het dossier onvoldoende bewijs voor dwang, zoals bedoeld in deze strafbepaling. Omdat de bij aanranding vereiste dwang niet kan worden bewezen, zal de verdachte worden vrijgesproken van het onder parketnummer 10/010336-22 primair ten laste gelegde.
Ontucht?
Artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht stelt in beginsel alle ontuchtige handelingen, gepleegd met jeugdigen beneden de leeftijd van zestien jaar strafbaar, ter bescherming van deze jeugdigen. Onder omstandigheden kan bij deze seksuele handelingen het ontuchtige karakter en daarmee de wederrechtelijkheid ontbreken. Of dat het geval is hangt ervan af of de desbetreffende seksuele handelingen algemeen als sociaal-ethisch zijn aanvaard of dat die handelingen niet in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Het ontuchtig karakter kan ontbreken als bijvoorbeeld de seksuele handelingen vrijwillig plaatsvonden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Een scherpe afgrenzing en een algemene invulling van de omstandigheden waaronder geen sprake is van ontucht valt niet te geven. Dat wat sociaal-ethisch is aanvaard, hangt af van de omstandigheden van het geval. Het komt dan ook in belangrijke mate aan op de waardering van de feiten en omstandigheden van het geval.
De vraag is of de bewezen seksuele handelingen ontuchtig zijn. Tussen de verdachte en [voornaam slachtoffer01] , destijds respectievelijk zestien en vijftien jaar oud, bestond ten tijde van de seksuele handelingen geen affectieve relatie. De beide verdachten zijn samen met [voornaam slachtoffer01] naar een kelderbox gegaan en hebben daar allebei seksuele handelingen met haar verricht. De verdachte heeft een matras op de grond gelegd, waarna de beide verdachten met [voornaam slachtoffer01] hebben geknuffeld en met elkaar buiten de kelderbox hebben overlegd over verdergaande seks met [voornaam slachtoffer01] . Hoewel niet bewezen kan worden dat sprake is geweest van aanranding, blijkt uit het dossier en uit hetgeen is aangevoerd ter zitting op geen enkele manier dat sprake was van consensus tussen [voornaam slachtoffer01] en de beide verdachten over de seksuele handelingen. Uit haar verklaring blijkt dat zij de seksuele handelingen met de verdachten min of meer lijdzaam heeft ondergaan, uit angst dat de situatie anders uit de hand zou lopen. Door [voornaam slachtoffer01] samen met de medeverdachte mee te nemen naar de kelderbox, mocht de verdachte er niet zomaar vanuit gaan dat zij daarmee ook instemde met het verrichten van seksuele handelingen. Het overleg tussen de beide verdachten buiten de kelderbox onderstreept naar het oordeel van de rechtbank het ontuchtige karakter van deze seksuele handelingen. De rechtbank is op grond van deze feiten en omstandigheden dan ook van oordeel dat de seksuele handelingen tussen de verdachte en [voornaam slachtoffer01] niet passen binnen het experimenteren op seksueel gebied dat jongeren van deze leeftijd doen. Hiermee is dus de sociaal-ethische norm overschreden.
Het onder parketnummer 10/010336-22 subsidiair ten laste gelegde, te weten het in vereniging en buiten echt ontuchtige handelingen plegen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaar, is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.4.
Conclusie
De rechtbank acht het onder parketnummer 10/010336-22 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewijswaardering – parketnummer 10/060024-22, feiten 1 en 2
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de beide ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van aangever [slachtoffer01] is aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer dan wel noodweerexces. De verdachte heeft zich moeten verdedigen tegen [slachtoffer01] , nadat die de confrontatie met de verdachte zocht.
Voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen aangever [aangever01] is aangevoerd dat het ontbreekt aan wettig en overtuigend bewijs. De beschrijving door de politie van de drie personen op de camerabeelden is niet eenduidig. De verdachte heeft niet geslagen en heeft geen geweld gebruikt. Hij heeft de vechtpartij juist willen beslechten.
4.3.2.
Beoordeling
Ten aanzien van feit 1: poging tot zware mishandeling
Voor een geslaagd beroep op noodweer dient vast te staan dat op enig moment sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte, waartegen hij zich moest en mocht verdedigen. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een noodweersituatie en dat de verdachte bewust de confrontatie met aangever [slachtoffer01] heeft gezocht. De verdachte heeft [slachtoffer01] opgewacht bij het Piazza Center, heeft hem vervolgens aangesproken en heeft als eerste een duw gegeven. Hoewel de verdachte heeft verklaard dat hij zich bedreigd voelde door [slachtoffer01] , is niet aannemelijk geworden dat de situatie zodanig is geweest dat de gedragingen van de verdachte geboden waren door de noodzakelijke verdediging. De verdachte had bijvoorbeeld weg kunnen lopen. Aangezien geen sprake was van een noodweersituatie wordt het beroep op noodweer(exces) verworpen.
De verdachte heeft [slachtoffer01] meerdere keren met beide vuisten tegen het hoofd geslagen en heeft, terwijl [slachtoffer01] op de grond lag, hem met kracht tegen het hoofd getrapt. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte met deze gedragingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou worden veroorzaakt. Het hoofd is immers een kwetsbaar onderdeel van het lichaam. Het onder 1 primair ten laste gelegde kan daarmee wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2: openlijke geweldpleging
De rechtbank stelt voorop dat van het
in verenigingplegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het samen met anderen gebruikte geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn.
Anders dan de verdediging, ziet de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging. De verklaring van de verdachte dat hij de vechtpartij juist wilde beslechten en dat hij zelf geen geweld heeft gebruikt, komt niet overeen met de beschrijving door de politie van de camerabeelden. De verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf herkent op de camerabeelden van de Groentetuin in persoon 3. Op de beelden is door de verbalisant gezien dat persoon 3 met twee handen een slaande beweging maakte in de richting van het gezicht van [aangever01] . De verklaring van de verdachte dat hij juist degene was die het geweld wilde doen stoppen, acht de rechtbank op basis van de camerabeelden niet aannemelijk. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat de verdachte een voldoende wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Het onder 2 ten laste gelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder parketnummer 10/060024-22 onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
Ten aanzien van parketnummers 10/010336-22 en 10/060024-22
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/010336-22 subsidiair en onder parketnummer 10/060024-22 onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van parketnummer 16/179788-22
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 16/179788-22 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1. parketnummer 10/010336-22, subsidiair)
hij op 26 november 2021 te Gorinchem,
met [slachtoffer02] , geboren op [geboortedatum02] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
te weten het meermalen betasten van en knijpen in haar borsten en billen ;
2. ( parketnummer 10/060024-22, feit 1 primair)
hij op 24 februari 2022 te Gorinchem
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [slachtoffer01] meermalen, - met zijn tot vuist gebalde handen heeft geslagen in het gezicht en op het hoofd, en/- (terwijl die [slachtoffer01] op de grond lag) heeft getrapt op het hoofd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. ( parketnummer 10/060024-22, feit 2)
hij op 30 december 2021 te Gorinchem, te weten bij het Piazza Center, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer03] ,
welk geweld bestond uit het meermalen slaan en stompen op het oog en tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer03] ;
4. ( parketnummer 16/179788-22)
hij op 14 juli 2022 te Utrecht
een trainingsbroek (merk Nike), dat aan Foot Locker, toebehoorde heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, in vereniging gepleegd;
2.
poging zware mishandeling;
3.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
4.
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten. Op 26 november 2021 heeft hij ontuchtige handelingen verricht met de destijds 15-jarige [slachtoffer04] door in haar borsten en billen te knijpen en deze te betasten. De verdachte heeft zich hierbij enkel laten leiden door zijn eigen wensen en heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [voornaam slachtoffer 04] . Dergelijke feiten kunnen voor slachtoffers ernstige gevolgen hebben die zij nog lange tijd met zich dragen.
Voorts heeft hij zich schuldig gemaakt aan een tweetal geweldsdelicten. Op 30 december 2021 heeft de verdachte openlijk geweld gepleegd door samen met anderen aangever [aangever01] in het gezicht te slaan. Op 24 februari 2022 is de verdachte opnieuw de fout in gegaan door aangever [aangever02] meermalen te slaan en, terwijl hij op de grond lag, tegen het hoofd te schoppen. De slachtoffers hebben hierdoor pijn ondervonden en letsel opgelopen. Dit soort geweld heeft grote impact op de slachtoffers, maar ook op anderen die hiervan getuige zijn en veroorzaakt onrust binnen de samenleving. Het gevoel van onveiligheid neemt door dit soort incidenten steeds grotere vormen aan. De verdachte heeft onvoldoende stilgestaan bij de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers.
Tot slot heeft de verdachte op 14 juli 2022 een Nike trainingsbroek gestolen bij de Foot Locker in Utrecht. Dit is niet alleen hinderlijk voor de winkelier, maar brengt ook onkosten met zich mee, die vervolgens weer worden doorberekend aan de klant.
De rechtbank rekent de verdachte deze feiten aan en benoemt ook het feit dat hij met de onder 2 en 4 bewezen feiten de voorwaarden heeft overtreden die op 14 januari 2022 door de rechter-commissaris waren gesteld bij de schorsing van de voorlopige hechtenis.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
GZ-psycholoog [psycholoog01]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 mei 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is geen sprake van disfunctioneren of problematisch gedrag dat in classificerende zin voldoet aan de criteria van een psychische stoornis. De uitkomsten van het intelligentieonderzoek sluiten een verstandelijke beperking uit. Aangezien geen sprak is van een psychische stoornis of beperking, kan niet gesproken worden van een doorwerking of verband tussen een diagnose en ten laste gelegde. Derhalve worden geen argumenten gevonden om te adviseren tot een verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden verklaard.
In algemene zin is sprake van een laag risico op toekomstig gewelddadig gedrag. Vanwege het ontbreken van een psychische stoornis zijn er geen psychopathologisch bepaalde risicofactoren die door behandeling of interventie het risico op toekomstig gewelddadig gedrag kunnen verminderen. Daarom onthoudt de onderzoeker zich van een inhoudelijk strafrechtelijk advies.
GZ-psycholoog [psycholoog01]heeft een aanvullend rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 augustus 2022. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Klinisch gezien valt op dat de verdachte in relatief korte tijd meermaals in aanraking komt met de politie en justitie. Bij een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten is er sprake van een zorgelijke ontwikkelingsgang. Zorgelijk is tevens dat de verdachte binnen een strafrechtelijk kader met schorsende voorwaarden en begeleiding door de jeugdreclassering met de politie in aanraking komt wegens een winkeldiefstal. Een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten zal het risico op toekomstig gewelddadig gedrag verhogen (laag tot matig).
Vanuit zorgoogpunt is het voorstelbaar dat de verdachte een vorm van begeleiding of coaching (of anderszins door de jeugdreclassering te bepalen) krijgt om nader te onderzoeken hoe deze ontwikkelingsgang ten goede kan worden gekeerd.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 september 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Uit het Algemeen Recidive Risico komt een lage kans op herhaling van delictgedrag naar voren. Uit het Dynamisch Risico Profiel komt een gemiddelde kans op herhaling van delictgedrag naar voren. Indien het aandeel van de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde zedendelict groter is dan hij zelf aangeeft, zal het risicoprofiel vermoedelijk hoger uitkomen.
Om de kans op herhaling van strafbaar gedrag te verlagen is van groot belang dat de verdachte wordt verplicht zijn medewerking te verlenen aan de inzet van jeugdreclassering. Zo kan er meer zicht komen op de ontwikkelingsgang van de verdachte en wat ervoor nodig is om die ten goede te keren. Belangrijk is ook dat de verdachte zijn schoolgang op positieve wijze voortzet. Hij toont inzet en motivatie voor zijn nieuwe opleiding. Dit zorgt voor een positieve en structurele invulling van zijn dagbesteding. Ook de invulling van vrijetijdsbesteding, in de vorm van werk en/of sport dient gecontinueerd te worden. Daarnaast dient de verdachte afstand te blijven houden van antisociale contacten en dient er vanuit de jeugdreclassering en ouders voldoende toezicht te blijven op de omgang met leeftijdsgenoten en zijn bezigheden buitenshuis.
Gezien de aard en ernst van de ten laste gelegde feiten acht de Raad bij een bewezenverklaring een voorwaardelijke jeugddetentie de meest gepaste reactie. Als onvoorwaardelijke straf wordt geadviseerd de leerstraf Tools4U verlengd plus (gericht op seksueel grensoverschrijdend gedrag) op te leggen. Verder wordt geadviseerd om als bijzondere voorwaarden bij de voorwaardelijke straf op te leggen dat de verdachte naar school gaat, een goede vrijetijdsbesteding heeft, mee moet werken aan hulpverlening/interventies als de jeugdreclassering dat nodig vindt en inbedding van ITB CRIEM, gericht op de culturele afstand tussen het land van herkomst en Nederland.
Deskundige mw. [naam01], werkzaam bij Jeugdbescherming West, heeft ter zitting verklaard dat het goed gaat met de verdachte. Hij gaat naar school en heeft werk. Ook het contact met de ouders verloopt goed. Mw. [naam01] kan zich grotendeels vinden in het advies van de Raad, alleen ziet zij geen meerwaarde in ITB CRIEM omdat de verdachte inmiddels meerderjarig is.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de strafverzwarende omstandigheden, te weten de omstandigheden waaronder de seksuele handelingen zijn gepleegd en de aard en ernst van het toegepaste geweld. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat de feiten inmiddels langer geleden hebben plaatsgevonden en dat de verdachte sinds het laatste feit niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen. De verdachte heeft verklaard afstand te hebben genomen van zijn vrienden met wie hij in contact is gekomen met politie en justitie.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Hoewel de rechtbank, anders dan de officier van justitie, de aanranding niet bewezen acht, komt de rechtbank tot dezelfde straf als geëist vanwege de ernst van de delicten. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het belangrijk is dat de jeugdreclassering ook de komende tijd bij de verdachte betrokken blijft, maar dat het opleggen van een leerstraf en de inzet van het intensieve ITB-CRIEM thans niet meer op zijn plaats is. De verdachte is inmiddels meerderjarig, er zijn geen zorgen over zijn (seksuele) ontwikkeling, de verdachte zet zich in voor zijn opleiding en hij heeft werk.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [slachtoffer01] , ter zake van het onder 2 bewezen feit (parketnummer 10/060024-22). De benadeelde partij vordert een bedrag van € 202,58 aan materiële schade en een bedrag van € 600,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot gehele toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gevorderde bedrag is passend bij het feit en de vordering is goed onderbouwd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, primair vanwege de bepleite vrijspraak, en subsidiair wegens eigen schuld van het slachtoffer. Meer subsidiair verzoekt de verdediging de vordering van de benadeelde partij af te wijzen. De verdediging betwist zowel de materiële als de immateriële schade en acht de vordering onvoldoende onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen strafbare feit (parketnummer 10/060024-22) rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de vordering naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam is onderbouwd, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij ter zake van dit feit ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 400,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 februari 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 602,58, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 247, 248, 302 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/010336-22 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/010336-22 subsidiair, onder parketnummer 10/060024-22 onder 1 primair en onder 2 en onder parketnummer 16/179788-22 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 68 (achtenzestig) dagen;
beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
bepaalt dat
een gedeelte van de jeugddetentie, groot 60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West (hierna ook: jeugdreclassering), gevestigd te Dordrecht, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich zal houden aan de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de jeugdreclassering;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 602,58 (zegge: zeshonderdtwee euro en achtenvijftig eurocent), bestaande uit € 202,58 aan materiële schade en € 400,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 602,58 (zegge: zeshonderdtwee euro en achtenvijftig eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.C.M. Persoon en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juni 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging parketnummer 10-010336-22
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 26 november 2021 te Gorinchem,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
[slachtoffer02] (20-11-2006) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
namelijk het (meermalen) betasten van en/of knijpen in haar borst(en) en/of bil(len) en/of schaamstreek en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid uit het (meermalen)
- meenemen en/of meetrekken naar een kelderbox/schuur en/of
- zich opdringen aan haar en/of
- duwen tegen en/of trekken aan en/of (stevig) vastpakken van haar lichaam en/of
- bij haar keel vastpakken en/of haar tegen de muur plaatsen/duwen en/of
- haar achterlaten in de kelderbox/schuur en/of (voor haar hoorbaar) overleggen wie haar ging neuken en/of
- zeggen: “Nu heeft ze het wel verdiend”, althans woorden van gelijke dreigende/intimiderende aard/strekking, en/of
- voor haar gaan staan met zijn penis op haar ooghoogte en/of
- ontkleden van haar en/of
- afpakken van haar telefoon en/of
- knuffelen van haar en/of
- afsluiten van de garagebox/schuur en/of
- voorbij gaan aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten en/of
- het feit dat er sprake was van een fysiek en/of numeriek overwicht en/of
- feit dat hij (aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 november 2021 te Gorinchem,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met [slachtoffer02] , geboren op [geboortedatum02] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
te weten het (meermalen) betasten van en/of knijpen in haar borst(en) en/of bil(len) en/of schaamstreek;
Tekst tenlastelegging parketnummer 10/060024-22
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 24 februari 2022 te Gorinchem
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [slachtoffer01] meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht)
- met zijn tot vuist gebalde hand(en) heeft geslagen in het gezicht en/of op het hoofd, althans op het lichaam en/of
- ( terwijl die [slachtoffer01] op de grond lag) heeft getrapt op het hoofd, althans op het lichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 februari 2022 te Gorinchem
[slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01] meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht)
- te duwen tegen het lichaam en/of
- met zijn tot vuisten gebalde hand(en) te stompen/slaan in het gezicht en/of op het hoofd, althans op het lichaam en/of
- ( terwijl die [slachtoffer01] op de grond lag) te trappen op het hoofd en/of het lichaam;
2.
hij op of omstreeks 30 december 2021 te Gorinchem, te weten bij het Piazza Center, in elk geval op of aan de openbare weg en/of openbare ruimte en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer03] ,
welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) slaan en/of stompen op het oog en/of tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer03] ;
Tekst tenlastelegging parketnummer 16-179788-22
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 juli 2022 te Utrecht
een trainingsbroek (merk Nike), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Foot Locker, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.