ECLI:NL:RBROT:2023:6281
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding na beëindiging strafzaak zonder straf of maatregel
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 16 maart 2023 uitspraak gedaan op verzoeken van een gewezen verdachte, die schadevergoeding vroeg voor immateriële schade en kosten van rechtsbijstand na een strafzaak die eindigde zonder oplegging van straf of maatregel. De verzoeker, geboren in 1999, was in verzekering gesteld op verdenking van zware mishandeling en zijn strafzaak werd op 18 juli 2022 geseponeerd. De verzoeken werden ingediend op 5 oktober 2022 en behandeld in het openbaar. De officier van justitie, mr. P.L. van Montfoort, concludeerde tot ontvankelijkheid van de verzoeken, maar wees deze af wegens het ontbreken van gronden van billijkheid. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker zelf verantwoordelijk was voor de nadelige gevolgen van zijn handelen, aangezien hij betrokken was bij een vechtpartij en zich laakbaar had gedragen. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om de verzoeken te honoreren, en wees beide verzoeken af. De beslissing werd genomen door rechter mr. G.P. van de Beek, in aanwezigheid van griffier S. Schlabs, en werd openbaar uitgesproken.