ECLI:NL:RBROT:2023:6273

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
ROT 22/5783
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van urgentieverklaring voor woningtoewijzing en belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2023 uitspraak gedaan over de intrekking van een urgentieverklaring voor woningtoewijzing. Eiseres, een 44-jarige vrouw met drie kinderen, had een urgentieverklaring aangevraagd via Stichting Exodus na een hulpverleningstraject. De urgentieverklaring was eerder toegekend op 7 maart 2022, maar op 30 juni 2022 werd deze door de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR) ingetrokken, omdat eiseres niet aan de voorwaarden had voldaan. Eiseres had niet ten minste twaalf keer gereageerd op beschikbare woningen, wat een vereiste was volgens de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020.

Eiseres heeft tegen de intrekking bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 6 juli 2023 heeft eiseres betoogd dat zij de gevolgen van het onvoldoende reageren niet begreep en dat zij nog steeds geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. De rechtbank oordeelde dat de belangen van eiseres niet in de besluitvorming waren betrokken, wat leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid en niet toereikend gemotiveerd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde de urgentieverklaring, waarbij zij oordeelde dat de nadelige gevolgen van de intrekking niet in verhouding stonden tot de doelen van de intrekking.

De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vergoed en bepaald dat het door haar betaalde griffierecht moet worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/5783

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. M. Nentjes,
en
het bestuur van de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond, verweerder,
gemachtigde: mr. C.W. de Jong.

Procesverloop

Bij besluit van 30 juni 2022 (primair besluit) heeft verweerder een aan eiseres verleende urgentieverklaring op grond van de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 (Verordening) stopgezet (lees: ingetrokken).
Bij besluit van 20 oktober 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2023. Op de zitting zijn verschenen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, tolk Spaans A. Koster, en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1.1.
Eiseres heeft in 2022 een hulpverleningstraject bij Stichting Exodus (hierna: Exodus) afgerond. Exodus heeft eiseres bijgestaan bij onder meer het aanvragen van een urgentieverklaring voor woningtoewijzing.
1.2.
Bij besluit van 7 maart 2022 (toekenningsbesluit) heeft verweerder de urgentieverklaring aan eiseres toegekend. Het besluit vermeldt de voorwaarden waaronder en de wijze waarop zij met die urgentie een woning kan vinden. Onder meer staat in het besluit dat eiseres in de eerste drie maanden ten minste twaalf keer moet reageren op woningen en dat, als zij dat niet doet, de urgentieverklaring kan worden ingetrokken. In het besluit is bij het zoekprofiel van eiseres vermeld: “Minimaal aantal slaapkamers 3, Maximaal aantal slaapkamers 4”.
1.3.
In de rapportage die verweerder voorafgaand aan de toekenning heeft opgesteld, is de toelichting opgenomen die door Exodus bij de aanvraag is gegeven. Die toelichting luidt, voor zover van belang:
“Het betreft een 44 jarige vrouw (met 3 kinderen) die een hulpverleningstraject heeft doorlopen bij Stichting Exodus.
(…)
De aanvraag wordt ingediend op grond van doorstroming vanuit een hulpverleningstraject.
Betrokkene is vanwege detentie bij de instelling terecht gekomen. Betrokkene had het financieel moeilijk en kwam door een verkeerde beslissing vast te zitten in het buitenland. Ze had een huur woning aan de [adres] te Rotterdam en is deze in 2018 door detentie
kwijt geraakt. Betrokkene is sinds 13 januari 2021 uit detentie. Doordat betrokkene enige tijd in detentie heeft gezeten en wist ze niet goed wat ze moest doen om haar leven weer op te bouwen hier in NL. Familie van betrokkene kon haar niet volledig helpen, omdat
betrokkene diverse hulpvragen had zowel op praktisch gebied als op psychisch gebied.
Vanwege de problematiek was een hulpverleningstraject noodzakelijk.
Het huidige traject is gestart op 09-06-2021.
(…)
De doelen waaraan is gewerkt zijn o.a: praktische zaken, administratie, financiën, Nederlandse les volgen, dagbesteding, afspraken nakomen, aanmelding psychische hulp, steunend netwerk.
Uit het rapportageformulier van de instelling blijkt dat het traject naar tevredenheid is afgerond. Betrokkene kan zelfstandig een huishouden voeren en beschikt over de noodzakelijke woonvaardigheden.
(…)”
2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de intrekking van de urgentieverklaring gehandhaafd en daaraan ten grondslag gelegd dat eiseres in de eerste fase van de urgentie niet ten minste twaalf keer heeft gereageerd op beschikbare woningen. In deze fase voldeden 40 woningen aan het zoekprofiel van eiseres.
3. Eiseres heeft betoogd dat verweerder de urgentieverklaring ten onrechte heeft ingetrokken. Dat er 40 geschikte woningen zijn geweest waarop zij had kunnen reageren, betwist eiseres omdat zij dat niet kan controleren. Verder heeft zij aangevoerd dat ze de gevolgen van het onvoldoende reageren op woningen niet heeft begrepen. Eiseres heeft nog steeds een groot belang bij de urgentieverklaring. Zij heeft nog steeds geen vaste woon- of verblijfplaats en wil graag weer met drie van haar (in totaal vier) kinderen in een huis wonen.
4.1.
Uit de Verordening volgt dat verweerder bevoegd is tot intrekking van een urgentieverklaring indien na afloop van de eerste fase van de urgentie [1] is vastgesteld dat de houder van de urgentieverklaring niet ten minste twaalf keer heeft gereageerd op twaalf verschillende, via het aanbodinstrument aangeboden woonruimten, die voldoen aan het in het toekenningsbesluit opgenomen zoekprofiel. [2]
4.2.
Vaststaat dat eiseres niet ten minste twaalf keer heeft gereageerd op beschikbare woningen in de eerste fase van de urgentie. Dat eiseres op ten minste 40 geschikte woningen had kunnen reageren, heeft verweerder met het in het dossier opgenomen overzicht voldoende aannemelijk gemaakt. Verweerder was dan ook in beginsel bevoegd tot intrekking van de urgentieverklaring.
5.1.
Uit het primaire en het bestreden besluit kan echter niet worden opgemaakt dat verweerder de belangen van eiseres bij zijn besluitvorming heeft betrokken. Zoals verweerder ter zitting ook heeft erkend, had verweerder moeten beoordelen of de nadelige gevolgen van de intrekking niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de intrekking te dienen doelen. [3] Nu verweerder dat heeft nagelaten, is het bestreden besluit niet zorgvuldig voorbereid en niet toereikend gemotiveerd. Het beroep is daarom gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.2.
In het kader van de vraag of er aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, overweegt de rechtbank het volgende.
5.3.
Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat de krappe woningmarkt en de grote hoeveelheid woningzoekenden van hem vragen dat hij de regels over urgentieverklaringen strikt uitlegt en hanteert. Hoewel verweerder erkent dat de belangen van eiseres groot zijn, weegt dit algemene belang volgens verweerder zwaarder.
5.4.
De rechtbank volgt verweerder hierin niet en oordeelt dat in dit geval de nadelige gevolgen van het intrekken van de urgentieverklaring niet in een redelijke verhouding staan tot de door verweerder genoemde, met de intrekking te dienen doelen. [4] Dit oordeel wordt als volgt toegelicht.
5.5.
Allereerst is van belang dat het huisvestingsprobleem van eiseres nog steeds bestaat. Eiseres heeft tot nu toe geen eigen woning weten te vinden. Zij heeft ter zitting toegelicht dat zij afwisselend bij haar zus en bij vrienden verblijft. De rechtbank houdt ook rekening met het belang van de kinderen van eiseres, van wie er twee minderjarig zijn. Gelet op het zoekprofiel van drie of vier slaapkamers is bij de toekenning van de urgentieverklaring als uitgangspunt genomen dat drie kinderen van eiseres bij haar zouden komen wonen. Volgens eiseres is dat nog steeds de bedoeling. De minderjarige kinderen van eiseres wonen nu bij haar zus en bij haar oudste dochter. Van belang is ook dat de intrekking van de urgentieverklaring meebrengt dat verweerder in de eerstvolgende twee jaar een nieuwe aanvraag om urgentie van eiseres kan weigeren. [5] Eiseres heeft hiermee een zwaarwegend belang bij het behoud van de urgentieverklaring.
5.6.
Verder ziet de rechtbank voldoende aanknopingspunten om eiseres te volgen in haar standpunt dat zij niet heeft begrepen dat, als zij niet ten minste twaalf keer zou reageren, de urgentieverklaring zou worden ingetrokken. Daarbij is van belang dat eiseres de Nederlandse taal niet goed machtig is. Ter zitting is gebleken dat het toekenningsbesluit door de begeleider van eiseres bij Exodus aan haar is uitgelegd en dat hierbij een vriendin van eiseres aanwezig was voor de vertaling. Eiseres heeft gesteld dat zij vervolgens meende te hebben begrepen hoe het systeem werkt. Zo had zij bijvoorbeeld wel begrepen dat zij, na de eerste drie maanden, in fase 2 de aangeboden woningen niet mocht weigeren. Dat het eiseres niet duidelijk is geworden dat twaalf keer reageren noodzakelijk was, komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. Volgens verweerder volgt uit het feit dat eiseres heeft verklaard (onder meer in haar bezwaarschrift) dat zij graag een woning met vier kamers wil in verband met haar kinderen, dat eiseres zich doelbewust niet aan de regels heeft gehouden, maar de rechtbank volgt verweerder daarin niet. Dat eiseres deze wens heeft geuit, leidt niet automatisch tot de conclusie dat het eiseres duidelijk was dat onvoldoende reageren zou leiden tot intrekking van de urgentieverklaring. Verweerder heeft erop gewezen dat eiseres bij brief van 9 mei 2022, in de loop van fase 1, is herinnerd aan de regels. Er kan echter niet van worden uitgegaan dat eiseres deze brief heeft ontvangen. Eiseres heeft de ontvangst van deze brief betwist en verweerder heeft verklaard de correcte verzending van de brief niet te kunnen bewijzen. Overigens zou deze brief alleen zijn verzonden naar het postadres van eiseres bij de gemeente en niet ook naar Exodus.
5.7.
Over het door verweerder genoemde algemene belang merkt de rechtbank – tot slot – op dat niet gebleken is dat, wanneer verweerder eiseres nog een kans zou hebben gegeven, anderen op de wachtlijst voor woningen daardoor in een nadeliger positie zouden zijn komen te verkeren ten opzichte van de situatie dat eiseres wel ten minste twaalf keer zou hebben gereageerd.
5.8.
Gelet op het vorenstaande, staan de belangen van eiseres niet in een redelijke verhouding tot de met de intrekking te dienen doelen. Er is daarom geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat de urgentieverklaring weer in werking treedt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de intrekking.
6. Omdat het beroep gegrond is, bestaat er aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres in beroep heeft gemaakt. Voor vergoeding van proceskosten in bezwaar bestaat geen aanleiding, nu eiseres daarom in bezwaar niet heeft verzocht en niet gebleken is dat eiseres in bezwaar kosten heeft gemaakt. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,‑). Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat de urgentieverklaring weer in werking treedt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de intrekking;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J. Flikweert, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 18 juli 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Een periode van drie maanden; zie artikel 4.2, eerste lid, van Bijlage I bij de Verordening.
2.Zie artikel 2.4, eerste lid, onder a, van Bijlage I bij de Verordening.
3.Op grond van artikel 3:4 van de Awb.
4.Zie artikel 3:4, tweede lid, van de Awb.
5.Zie artikel 2.3, tweede lid, aanhef en onder d, van Bijlage 1 bij de Verordening.