ECLI:NL:RBROT:2023:6254

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
C/10/652828 / JE RK 23-364
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing in een jeugdzorgzaak met betrekking tot omgangsregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 april 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De zaak betreft de minderjarigen [naam kind01] en [naam kind02], die onder toezicht zijn gesteld en in een pleeggezin verblijven. De moeder van de kinderen heeft het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over de omgang tussen de moeder en de kinderen. De gecertificeerde instelling heeft op 27 januari 2023 een schriftelijke aanwijzing gegeven die de contacten tussen de moeder en de kinderen beperkt, met als doel de ontwikkeling van de kinderen te beschermen.

De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren op 14 maart 2023, waarbij de moeder, de vader, de pleegmoeder en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren. Vanwege taalproblemen van de moeder werd een beëdigde tolk ingeschakeld. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de schriftelijke aanwijzing, waarbij zij stelde dat de kinderen haar te weinig zien en dat dit hun gedrag beïnvloedt. De GI heeft echter zorgen geuit over de impact van de bezoeken op de kinderen, die na de bezoeken problematisch gedrag vertonen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk is om schadelijke effecten van de omgang te minimaliseren. De beslissing is genomen op basis van de wetgeving omtrent jeugdzorg en de noodzaak om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. De kinderrechter bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van de GI, met de mogelijkheid tot uitbreiding van de omgang indien de situatie verbetert. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/652828 / JE RK 23-364
datum uitspraak: 11 april 2023

beschikking bekrachtiging schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam
betreffende

[naam kind01 ], geboren op [geboortedatum01] 2018 te [geboorteplaats01], hierna te noemen [naam kind01 ],

[naam kind02], geboren op [geboortedatum02] 2019 te [geboorteplaats02], hierna te noemen [naam kind02].

De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam01],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats01].
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[naam02],

hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam03],

hierna te noemen de pleegmoeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 14 april 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 14 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- twee vertegenwoordigsters van de GI, [naam04] en [naam05].
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de
Syrische taal, heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling doen plaatsvinden met
bijstand van [naam06], tolk in de Syrische taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de vader,
- de pleegmoeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01 ] en [naam kind02] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind01 ] en [naam kind02] verblijven in een pleeggezin.
Bij beschikking van 16 juni 2022 zijn [naam kind01 ] en [naam kind02] onder toezicht gesteld tot 15 juli 2023. De kinderrechter heeft bij de beschikking van 20 december 2022 een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [naam kind01 ] en [naam kind02] in een voorziening voor pleegzorg voor tot 15 juli 2023.
De GI heeft op 27 januari 2023 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de contacten tussen de moeder en [naam kind01 ] en [naam kind02]. Hierin is het volgende opgenomen:
  • Tussen moeder, [naam kind01 ] en [naam kind02] vindt er eens in de 4 weken, voor de duur van 45 minuten begeleide omgang plaats;
  • Eerst zullen de omgangsafspraken plaatsvinden op kantoor en na evaluatie zal gekeken worden naar mogelijkheden in een wat vrije situatie (denk aan een speeltuin);
  • Moeder houdt zich aan de volgende afspraken tijdens de begeleide bezoeken met [naam kind01 ] en [naam kind02]:
 Je bent op tijd aanwezig tijdens de bezoeken.
 Met de kinderen praat je in het Nederlands.
 In het bijzijn van de kinderen zoek je geen strijd met pleegmoeder.
 Met de kinderen bespreek je geen volwassen dingen (geld, wanneer ze weer naar huis komen, je eigen hulpverlening).

Het verzoek

De GI heeft bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing verzocht.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn zorgen over het gedrag van [naam kind01 ] en [naam kind02] na de bezoeken met moeder. De GI heeft het idee dat er geen onwil is bij de moeder maar dat er sprake is van onbegrip. De GI hoopt duidelijk te maken aan de moeder waar de zorgen van de GI in gelegen zijn. De kinderen ervaren spanningen tijdens de bezoeken, waardoor het gedrag van de kinderen in het pleeggezin problematisch wordt. Dit gedrag houdt na ieder bezoek ongeveer een week aan. Ze zijn druk, uit het ritme, worden agressief naar elkaar en andere kinderen en plassen in hun broek en laten ontlasting lopen. Dit is lastig voor het crisispleeggezin waar ze verblijven. De GI wil voorkomen dat de plaatsing vroegtijdig wordt beëindigd. De moeder bespreekt volwassen zaken met de kinderen, zoals hun terugkeer naar huis. Daarnaast werd tijdens het eerste bezoek veel spanning gezien tussen de moeder en de pleegmoeder. De pleegmoeder heeft aangegeven dat het niet prettig voelt om bij de omgangsmomenten aanwezig te zijn. Tijdens het laatste bezoek is dat wel beter gegaan. De GI verzoekt de moeder daarom om zich te houden aan de afspraken zoals die in de schriftelijke aanwijzing staan. De frequentie van de omgang tussen moeder en de kinderen is bepaald aan de hand van de CHOP-list. Er is op dit moment nog geen beslissing genomen over het perspectief van de kinderen. De interactie tussen de ouders en de kinderen moet echter veranderen. Er moet gekeken worden wat de moeder nodig heeft en wat de kinderen nodig hebben, voordat de kinderen teruggeplaatst kunnen worden. Er moet hulp komen op het niveau van de moeder, zodat er geen strijd meer is. Er is nog veel onduidelijkheid, er moet zo spoedig mogelijk hulpverlening worden ingezet. Gezien de jonge leeftijd van de kinderen mag dit niet te lang duren.

Het standpunt van belanghebbende

De moeder voert verweer tegen het verzoek van de GI. De moeder is van mening dat de kinderen haar te weinig zien. Ze hebben nu eens in de vier weken omgang, daardoor worden de kinderen onrustig en angstig volgens de moeder. Een wekelijkse omgang zou het beste zijn. Sinds de jaarwisseling heeft de moeder haar kinderen maar twee keer gezien. Het beschreven gedrag van de kinderen komt voort uit het feit dat ze moeder te weinig zien. Ook de duur van de omgang is te kort. Toen de kinderen uit huis werden geplaatst, zouden zij in de het weekend bij de moeder zijn, maar de moeder ziet de kinderen heel weinig. De moeder stelt geen volwassen zaken met de kinderen te bespreken tijdens de omgangsmomenten. Ook stelt zij dat het contact met de pleegmoeder normaal is. Enkel de eerste keer was er een discussie omdat de pleegmoeder het haar van de kinderen wilde knippen, waarvoor de moeder geen toestemming had gegeven. De moeder probeert het beste voor haar kinderen te doen en rust en stabiliteit te creëren voor hen door ze te laten verblijven in het pleeggezin. Tenslotte stelt de moeder dat ze haar best doet om Nederlands te praten met haar kinderen, maar zij sprak altijd Koerdisch met hen.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:265f, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de GI, voor zover noodzakelijk in verband met de uithuisplaatsing van de minderjarige, voor de duur daarvan de contacten tussen een met het gezag belaste ouder en de minderjarige beperken. De beslissing van de gecertificeerde instelling geldt als een schriftelijke aanwijzing. Ingevolge artikel 1:263, tweede lid, BW dienen de met het gezag belaste ouder(s) en de minderjarige een schriftelijke aanwijzing op te volgen. Op grond van het derde lid van dat artikel kan de GI de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er al langere tijd grote zorgen zijn over de algehele ontwikkeling van [naam kind01 ] en [naam kind02] en de opvoedsituatie waarin zij opgroeiden bij beide ouders. Intensieve hulpverlening in de thuissituatie bij de moeder heeft niet geleid tot verandering. Er werd een stagnerende ontwikkeling bij de kinderen gezien en de moeder profiteerde onvoldoende van de hulpverlening. [naam kind01 ] en [naam kind02] verblijven daarom sinds enkele maanden in een pleeggezin.
Na de uithuisplaatsing van [naam kind01 ] en [naam kind02] was de GI voornemens om eens in de twee weken een uur begeleid contact tussen de moeder en de kinderen te laten plaatsvinden. Na de eerste bezoeken zijn echter zeer zorgelijke signalen naar voren gekomen. Bij [naam kind01 ] en [naam kind02] is na de bezoeken sprake van een verstoorde emotieregulatie, problemen met zindelijkheid en agressie. Bij de kinderen wordt dermate schadelijk gedrag gezien, dat sprake is van regressie in hun ontwikkeling. De signalen doen vermoeden dat sprake is van trauma en hechtingsproblematiek. De GI heeft voldoende gemotiveerd dat het de moeder op dit moment onvoldoende lukt om invulling te geven aan de begeleide bezoeken, dat de moeder de kinderen belast met volwassen onderwerpen en dat spanning bestaat tussen de moeder en de pleegmoeder. De GI heeft de CHOP-list ingevuld, een instrument dat een bijdrage kan leveren aan het realiseren van kwalitatief goede bezoeken van kinderen die in een pleeggezin zijn geplaatst. Hieruit volgt dat eens per twee weken begeleide omgang met de moeder te belastend is voor de kinderen. Gelet hierop heeft de GI besloten om de omgang met de moeder eens in de vier weken begeleid te laten plaatsvinden voor de duur van 45 minuten. Daarbij zijn de moeder een aantal regels gesteld, die ertoe moeten leiden dat de bezoeken beter gaat verlopen.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter met de GI van oordeel dat het op dit moment in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat de moeder medewerking verleent aan de schriftelijke aanwijzing van de GI van 27 januari 2023, zodat schadelijke effecten die op dit moment van de omgang met de moeder uitgaan, zoveel mogelijk worden weggenomen. Het is nodig dat de moeder door de GI ondersteund wordt – en dat de moeder deze hulpverlening ook accepteert – om zich te ontwikkelen en te leren om een meer positieve invulling te geven aan de bezoeken met haar kinderen. Op het moment dat door de GI gezien wordt dat de moeder hierin slaagt en de kinderen langer en/of meer bezoeken aankunnen, dient uitbreiding van de omgang met de moeder plaats te vinden. Het perspectief van de kinderen is immers nog niet bepaald. De onderhavige beperkte omgangsregeling met de moeder dient daarom voor een zo kort mogelijke periode te worden toegepast.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing van 27 januari 2023 bekrachtigen.

De beslissing

De kinderrechter:
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van de GI van 27 januari 2023.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Riege, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.J.E. van der Veer als griffier en in het openbaar uitgesproken 11 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschiking is verstrektof verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter grieffie van het gerechtshof Den Haag.