ECLI:NL:RBROT:2023:6249

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
ROT 22/1969
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor re-enactment evenement en bevoegdheid korpschef

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de toestemming voor een re-enactment evenement dat van 2 tot en met 6 mei 2019 zou plaatsvinden. Eiseres, die jaarlijks een re-enactment evenement organiseert tijdens het bevrijdingsfestival in Brielle, had toestemming aangevraagd bij de korpschef van de regionale eenheid Rotterdam. De korpschef verleende deze toestemming, maar verbond hieraan 24 voorschriften en beperkingen. Eiseres was het niet eens met deze voorschriften en stelde dat de korpschef in andere regio's soepeler omging met de voorwaarden, wat leidde tot willekeur. Eiseres heeft administratief beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Justitie en Veiligheid, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank oordeelde dat de korpschef bevoegd was om toestemming te geven en om voorschriften te verbinden aan deze toestemming. De rechtbank concludeerde dat de korpschef niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel had gehandeld, omdat de voorschriften waren afgestemd op de specifieke omstandigheden van het evenement. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de opgelegde voorschriften en beperkingen geldig bleven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1969

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: [naam 1] en [naam 2],
en

de Minister van Justitie en Veiligheid, de minister,

gemachtigde: mr. J. den Ouden.

Procesverloop

Met het besluit van 8 april 2019 (primaire besluit) heeft de korpschef van de regionale
eenheid Rotterdam, namens de korpschef van de nationale politie (de korpschef) aan eiseres toestemming verleend voor het uitvoeren van een re-enactment evenement van 2 tot en met 6 mei 2019. Aan deze toestemming heeft de korpschef 24 voorschriften/beperkingen verbonden.
Eiseres heeft hiertegen administratief beroep ingesteld. Met het besluit van
12 november 2019 (bestreden besluit I) heeft de minister het administratief beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld bij de rechtbank. Met de uitspraak van 3 december 2021 heeft de rechtbank dit beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit I vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit moet nemen.
Met het besluit van 18 maart 2022 (het bestreden besluit II) heeft de minister het administratief beroep van eiseres tegen het primaire ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit II beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2023. Namens eiseres zijn verschenen haar gemachtigden. Namens de minister is verschenen de gemachtigde en mr. F.H. Kamminga.
De minister heeft op 7 februari 2023 een toelichting gegeven op de wettelijke grondslag voor het geven van toestemming door de korpschef voor een re-enactment evenement. Gelet hierop en gelet op wat ter zitting was besproken heeft de rechtbank het onderzoek heropend.
Eiseres heeft op 13 en 14 maart 2023 een reactie en stukken overgelegd. De minister heeft hier op 3 mei 2023 op gereageerd.
Nadat partijen niet hebben laten weten dat zij nog een nadere zitting willen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat het geschil over?
1. Eiseres organiseert jaarlijks een re-enactment evenement tijdens het bevrijdingsfestival in Brielle. Hiervoor vraagt zij jaarlijks de benodigde verloven/toestemmingen en vergunningen op grond van de Wet wapens en munitie (Wwm) aan. Dit geschil ziet op de door de korpschef verleende toestemming voor het evenement in 2019. Eiseres is het niet eens met een aantal voorschriften/beperkingen dat hieraan verbonden is. Het gaat daarbij om de volgende voorschriften/beperkingen:
“(…)
5. Deze toestemming is alleen geldig voor het uitbeelden van geüniformeerde militaire eenheden, het is nadrukkelijk verboden voor deelnemers aan de re-enactment uitvoering in burgerkleding wapens mee te voeren of te dragen. Er mogen slechts wapens worden meegevoerd en gedragen die passen binnen het tijdsbeeld van het evenement en deel uitmaken van de uniformen, dan wel van historisch rollend materieel.
(…)
10. Niet ingezetenen dienden de, onder punt 7 vernoemde ontheffing, alsmede hun originele verlof tot voorhanden houden van vuurwapens uit het land van herkomst, alsmede een afschrift van de uitnodiging tot deelname van de organiserende vereniging, op eerste vordering te tonen aan het bevoegd gezag.
(…)
17. Het betreden van horeca gelegenheden, winkels en dergelijken, ook indien gelegen binnen het evenemententerrein, zoals omschreven in de evenementenvergunning, is tijdens het dragen van wapens verboden.
(…)
21. Het evenement dient, naast de wettelijke voorschriften, plaats te vinden volgens de voorschriften/reglementen van het Landelijk Platform Levende Geschiedenis.
(…)
23. Het tonen van Nazi-emblemen en attributen is beperkt tot het absoluut noodzakelijke om een historisch correcte uitbeelding (qua uniform en uitrusting) te bewerkstelligen. Zo is het verboden afbeeldingen van Hitler, Nazi-kopstukken, Nazi-vlaggen en eventueel andere symbolen die duiden op een politieke eerder dan militaire uitbeelding, te tonen. Het brengen van de zogenaamde Hitlergroet is onder alle omstandigheden verboden. Het zingen of op andere wijze ten gehore brengen van Duitse liederen/teksten met enige Nationaal-Socialistische politieke of raciale associatie is verboden.
24. Bij misbruik van deze toestemming, waaronder begrepen het niet naleven van de daaraan verbonden voorschriften/beperkingen, dan wel misbruik van wapens en/of munitie, waaronder mede te verstaan het niet betrachten van de uiterste voorzichtigheid en zorg bij het omgaan met wapens, wordt geacht te hebben gehandeld zonder deze toestemming en kan daarmee strafbaar gesteld worden ingevolge artikel 6 van de WWM.
(…)
Tevens verwijs ik u naar het LPLG-regelement voor het uitbeelden van het thema "duits 2e
wereldoorlog"
Dit regelement dient door alle deelnemers nageleefd te worden.”
Eiseres stelt zich op het standpunt dat de korpschef in andere regio’s soepeler is met het stellen van voorschriften/beperkingen en dat dit leidt tot willekeur. Eiseres wil met dit beroep bereiken dat er voor de komende jaren duidelijkheid bestaat over de voorschriften/beperkingen die aan een toestemming verbonden kunnen worden.
Was de korpschef bevoegd om toestemming te geven?2. Eiseres heeft vraagtekens geplaatst bij de bevoegdheid van de korpschef om toestemming voor een re-enactment evenement te geven. Daarom beantwoordt de rechtbank eerst de vraag of de korpschef hiertoe bevoegd was. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Zij zal dat hierna aan de hand van een overzicht van de toepasselijke wet- en regelgeving uitleggen.
2.1
Op grond van artikel 27, eerste en tweede lid, van de Wwm is het verboden een wapen van de categorieën II, III en IV te dragen, behalve als iemand houder is van een verlof als bedoeld in artikel 29, voor zover dit verlof reikt.
2.2.
Uit het primaire besluit blijkt dat het hier gaat om een toestemming (verlof) als bedoeld in artikel 29 van de Wwm. In dit artikel staat het volgende:
“1. Indien een redelijk belang dit vordert, kan de instantie die een verlof tot het voorhanden hebben van een wapen van categorie III verleent of heeft verleend, bepalen dat dit verlof ook betrekking heeft op het dragen van dit wapen.
2. Wanneer aan het eerste lid toepassing is gegeven, wordt dit in het verlof vermeld.
3. Indien een redelijk belang dit vordert, kan de in artikel 28, eerste lid, bedoelde instantie verlof verlenen tot het dragen van een wapen van categorie IV.”
De korpschef is bevoegd tot het verlenen van verlof tot het voorhanden hebben van een wapen van categorie III. Dit volgt uit artikel 28 van de Wwm. Dit betekent dat de korpschef ook bevoegd is tot het verlenen van verlof tot het dragen van een wapen van categorie III en IV, indien een redelijk belang dit vordert.
2.3.
In artikel 31 van de Regeling Wapens en Munitie (Rwm) is bepaald dat van het verbod om wapens te dragen (artikel 27, eerste lid, van de Wwm) vrijstelling wordt verleend voor het in een optocht meevoeren van wapens van categorie III of IV.
2.4.
In de Circulaire wapens en munitie 2018 is het volgende vermeld:
“Artikel 31 van de Regeling wapens en munitie is mede van toepassing op re-enactment-uitvoeringen. Leden van een vereniging welke (middels het lidmaatschap) is aangesloten bij een door de Minister van Justitie en Veiligheid erkende koepelorganisatie, zoals het ‘Landelijk Platform Levende Geschiedenis’, kunnen derhalve eerst replica’s of ‘moderne’ vuurwapens bij een re-enactment-uitvoering meevoeren (dragen) nadat hen voor het voorhanden hebben daarvan een verlof/ontheffing is verleend en de burgemeester en de korpschef schriftelijk toestemming hebben verleend voor de re-enactment-uitvoering. Daarbij mogen zij slechts die wapens dragen die passen binnen het tijdsbeeld en deel uitmaken van hun uniformen. Voor zover het gaat om optochten is slechts toestemming van de van de burgemeester vereist.”
2.5.
Uit de hiervoor genoemde bepalingen volgt dat de korpschef toestemming/verlof dient te geven voor een re-enactment evenement (waarbij wapens worden gedragen).
Was de korpschef bevoegd voorschriften/beperkingen aan de toestemming te verbinden?
3. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de korpschef bevoegd was de hiervoor onder 1. genoemde voorschriften aan de toestemming te verbinden. Ook deze vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend. Dat zal zij hierna uitleggen.
3.1.
Uit artikel 6 van de Wwm volgt dat een verlof (toestemming) onder beperkingen kan worden verleend en dat hieraan voorschriften kunnen worden verbonden. Uit deze bepaling volgt dat de korpschef enige vrijheid heeft bij het bepalen van deze voorschriften/beperkingen. Het gaat om een zogenaamde discretionaire bevoegdheid. Bij de toetsing door de rechtbank van het besluit tot het verlenen van toestemming tot het houden van een re-enactment evenement spelen geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid een rol. [1]
3.1.1.
De minister heeft toegelicht dat de meeste voorschriften zijn afgeleid uit de geldende wet- en regelgeving (de Wwm, Rwm en Cwm), waarbij deze soms iets duidelijker en concreter zijn verwoord, mede gelet op onduidelijkheden die uit gesprekken met eiseres waren gebleken. Dat dit duidelijker/concreter maken mogelijk (meer) vragen bij eiseres heeft opgeroepen, maakt de toestemming nog niet onevenwichtig of onjuist.
3.1.2.
Verder heeft de minister toegelicht dat de toestemming samenhangt met het waarborgen van de openbare orde en veiligheid en dat moet worden voorkomen dat het evenement leidt tot gevoelens van angst en onrust bij het publiek en tot ongeregeldheden. Daarom is aan de toestemming het voorschrift verbonden dat het verboden is nazi-vlaggen te tonen. De rechtbank volgt de minister in zijn standpunt dat dit voorschrift, gezien het doel van de toestemming, noodzakelijk en geschikt is. De rechtbank vindt dit voorschrift ook niet onevenwichtig. Dat mogelijk eerder wel toestemming voor het tonen van nazi-vlaggen is gegeven en dat het alleen gaat om het tonen van nazi-vlaggen gedurende de anderhalf uur durende mockbattle, maakt dit niet anders. Ook het voorschrift dat het verboden is voor deelnemers aan het re-enactment evenement om in burgerkleding wapens mee te voeren of te dragen, vindt de rechtbank geschikt, noodzakelijk en niet onevenwichtig. De rechtbank volgt de minister in zijn standpunt dat, indien mensen in burgerkledij rondlopen met wapens, er geen of nauwelijks onderscheid kan worden gemaakt tussen burgers die deelnemen aan het re-enactment evenement of gewoon als burger met een wapen rondlopen. Dit bemoeilijkt de handhaving en ziet er dreigend uit in de richting van mensen die niets met het evenement te maken hebben. Eiseres klaagt erover dat het daardoor niet mogelijk is om deelnemers in een burgerkostuum uit 1930-1945 met wapens aan het evenement te laten deelnemen. De rechtbank kan niet beoordelen in hoeverre dit burgerkostuum uit 1930-1945 afwijkt van de huidige burgerkleding. Wel geeft zij partijen mee hierover voor een volgend evenement concretere afspraken te maken. Uit het gespreksverslag van 1 juli 2022 blijkt ook dat eiseres hierover individuele afspraken kan maken met de korpschef en de burgemeester. Het punt over het naar het toilet gaan in de horeca door deelnemers met wapens is inmiddels geen punt van geschil meer en heeft eiseres ter zitting laten vervallen.
3.1.3.
Voor zover eiseres naar voren heeft gebracht dat in het buitenland andere voorwaarden gelden voor bepaalde wapens, maakt dit nog niet dat die buitenlandse voorwaarden ook in Nederland moeten worden toegepast voor de buitenlandse deelnemers. Dat het hierdoor voor buitenlandse deelnemers ondoenlijk is om bepaalde wapens die in eigen land verlofvrij zijn op het verlof bijgeschreven te krijgen, betekent nog niet dat de korpschef niet van buitenlandse deelnemers mag verlangen dat zij zich aan de Nederlandse regels houden.
3.1.3.
Verder vindt de rechtbank de verwijzing naar het LPLG-reglement voor het uitbeelden van het thema ‘duits 2e wereldoorlog’, niet onevenwichtig, ook al is het Landelijk platform levende geschiedenis (LPLG) slechts een adviserend orgaan. Eiseres heeft ook niet laten weten met welk concrete voorschrift uit dit reglement zij problemen heeft.
3.2.
De rechtbank vindt ook niet dat de korpschef in strijd met het verbod op willekeur of in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. Weliswaar zijn aan de toestemming van de korpschef voor het evenement in de gemeente Brielle meer voorschriften verbonden dan aan de toestemmingen voor evenementen in andere gemeenten, maar dit maakt nog niet dat de korpschef dit niet had mogen doen. De minister heeft uitgelegd dat voorafgaand aan het evenement in 2019 gesprekken met eiseres zijn gevoerd, waarbij eiseres kenbaar heeft gemaakt een nazi-vlag te willen tonen en zij andere onduidelijkheden naar voren heeft gebracht. Ook heeft de minister erop gewezen dat tijdens eerdere evenementen is geconstateerd dat mensen in burger gekleed met wapens rondliepen. Dit was voor de korpschef reden om in de toestemming (extra) voorschriften op te nemen. De rechtbank kan de minister hierin volgen. Dat deze voorschriften niet zijn vermeld in de toestemmingen voor evenementen in andere gemeenten, maakt niet dat sprake is van willekeur. Daarbij komt dat de toestemmingen zijn afgestemd op de specifieke omstandigheden van het evenement en dat deze evenementen onderling kunnen verschillen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat een identiek re-enactment evenement in een andere gemeente anders is vergund dan het evenement in Brielle in 2019.
3.4.
Voor zover eiseres ook gronden heeft gericht tegen toestemmingen die betrekking hebben op re-enactment evenementen na het jaar 2019, zal de rechtbank die niet behandelen. Het beroep ziet namelijk alleen op de toestemming voor het jaar 2019.
Conclusie en gevolgen
4. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dat betekent dat eiseres niet in het gelijk wordt gesteld.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, rechter, in aanwezigheid van
mr. H. de Vries, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 10 juli 2023.
De griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.