ECLI:NL:RBROT:2023:6247

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
ROT 22/469
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen openbaarmaking van subsidiebesluiten in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een deelnemer aan een project voor de productie van blauwe waterstof, tegen de (uitgestelde) openbaarmaking van subsidiebesluiten die op haar betrekking hebben. De rechtbank constateert dat één gegeven onder de weigeringsgrond 'bedrijfs- en fabricagegegevens' valt, terwijl op de overige gegevens de weigeringsgrond 'onevenredige benadeling' van toepassing is. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en herroept de openbaarmaking van de gegevens voor eiseres en drie andere subsidieontvangers. De rechtbank oordeelt dat de minister niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de openbaarmaking van de gegevens niet zou leiden tot onevenredige benadeling van eiseres. De rechtbank concludeert dat de openbaarmaking van bepaalde gegevens, zoals het nominaal vermogen en andere subsidiegerelateerde informatie, de concurrentiepositie van eiseres zou schaden. De rechtbank wijst alle Wob-verzoeken af voor de openbaarmaking van deze gegevens en bepaalt dat de minister het griffierecht en proceskosten aan eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/469

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.A. al Khatib),
en

de minister voor Klimaat en Energie, de minister

(gemachtigde: mr. J. van Essen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam derde-partij], uit [plaats] (gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de (uitgestelde) openbaarmaking van informatie naar aanleiding van vier door een derde ingediende verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De minister heeft tot die openbaarmaking besloten bij vier afzonderlijke besluiten van 17 september 2021 (de Wob-besluiten).
1.1.
Met het bestreden besluit van 14 januari 2022 op het bezwaar van eiseres is de minister bij die besluiten gebleven.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De enkelvoudige kamer van de rechtbank heeft het beroep op 7 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, diens kantoorgenoot mr. A.M. Zwanenburg en de gemachtigde van de minister.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2023 verwezen naar de meervoudige kamer.
1.5.
Naar aanleiding van een brief van de rechtbank van 26 april 2023 heeft eiseres op 17 mei 2023 een reactie met bijlagen ingediend.
1.6.
De meervoudige kamer van de rechtbank heeft het beroep op 8 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam persoon 1] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres, diens kantoorgenoten mr. A.M. Zwanenburg en mr. J. Waverijn, de gemachtigde van de minister en [naam persoon 2] .

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres produceert zogeheten blauwe waterstof. Dat betekent dat de CO2 die vrijkomt bij het productieproces van waterstof (deels) wordt afgevangen en opgeslagen ("carbon capture and storage", CCS) in plaats van uitgestoten. Eiseres levert de techniek waarmee zij dit doet, de zogeheten CryoCap CCS-techniek, ook aan andere bedrijven. Zij levert daarbij zowel de technische installaties als de "operation and maintenance services".
2.1.
Bij twee afzonderlijke beschikkingen van 16 april 2021 heeft de minister aan eiseres subsidies verleend in de vorm van een vergoeding per vermeden ton CO2. Deze subsidieverlening heeft plaatsgevonden in het kader van het " [naam project] ". De minister heeft in dat kader ook aan drie andere partijen (hierna: de andere [naam project] -deelnemers) subsidies verleend.
2.2.
Bij brieven van 29 juli 2021 heeft de minister ten aanzien van alle [naam project] -deelnemers Wob-verzoeken ontvangen. Het Wob-verzoek ten aanzien van eiseres luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…) dien ik hierbij een verzoek om informatie in dat ziet op de verlening van een subsidie op basis van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie ("Besluit SEDK"). (…) Op grond van het Besluit SEDK heeft de minister (…) begin dit jaar circa twee miljard euro subsidie beschikbaar gesteld voor het afvangen en opslaan van CO2 in een leeg gasveld onder de Noordzee (carbon capture and storage). Deze subsidie is verstrekt aan een viertal bedrijven, waaronder [naam eiseres] .

Wob-verzoek

In het kader van de voornoemde achtergrond, ontvang ik graag de volgende informatie:
  • Het besluit tot verlening van de subsidie op grond van het Besluit SDEK dat in 2021 is afgegeven aan [naam eiseres] . of de aan haar gelieerde rechtspersonen;
  • De uitvoeringsovereenkomst die [naam eiseres] . of de aan haar gelieerde rechtspersonen met de Staat der Nederlanden heeft gesloten op grond van artikel 61 van het Besluit SEDK en de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2021. (…)”
2.3.
Bij brief van 3 augustus 2021 heeft de minister eiseres geïnformeerd over het Wob-verzoek dat op haar ziet en haar in de gelegenheid gesteld om haar zienswijze te geven op de voorgenomen gedeeltelijke inwilliging van dat verzoek.
2.4.
Bij brief van 24 augustus 2021 heeft eiseres haar zienswijze ingediend. Zij heeft de minister primair verzocht het Wob-verzoek af te wijzen en subsidiair om de gevraagde informatie geanonimiseerd openbaar te maken.
2.5.
De drie andere [naam project] -deelnemers hebben volgens de minister in hun zienswijzen aangegeven geen bezwaar te hebben tegen openbaarmaking van de verzochte informatie of hebben geen zienswijze ingediend.
2.6.
Bij e-mail van 27 augustus 2021 heeft de minister op de zienswijze van eiseres gereageerd en zijn voornemen geuit om bepaalde gegevens openbaar te maken. De minister heeft daarbij aangegeven dat de openbaarmaking zal worden uitgesteld, zodat eiseres zich kan wenden tot de voorzieningenrechter om de openbaarmaking tegen te gaan.
2.7.
Bij brief van 17 september 2021 heeft de minister eiseres geïnformeerd over zijn Wob-besluit van dezelfde datum dat betrekking heeft op eiseres. De minister heeft op eveneens 17 september 2021 soortgelijke Wob-besluiten genomen met betrekking tot de andere [naam project] -deelnemers.
2.8.
Bij e-mail van 1 oktober 2021 heeft de minister de gemachtigde van eiseres bericht dat hij, in afwachting van het bezwaarschrift en een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, geen informatie openbaar zal maken.
2.9.
Eiseres heeft op 1 oktober 2021 bezwaar gemaakt tegen alle vier de
Wob-besluiten. Bij email van 20 december 2021 heeft eiseres te kennen gegeven dat zij afziet van de mogelijkheid om op haar bezwaar te worden gehoord.
2.10.
Het bestreden besluit berust - samengevat - op de volgende overwegingen. Op grond van de Wob maakt de minister zoveel mogelijk informatie openbaar. Het recht van derden om beslissingen te kunnen controleren is echter niet onbeperkt. De Wob bevat weigeringsgronden. Bij de in dat kader te verrichten belangenafweging betrekt de minister het algemene belang bij openbaarmaking en de door de weigeringsgronden te beschermen belangen. De weigeringsgrond over bedrijfs- en fabricagegegevens [1] moet restrictief worden uitgelegd. Het moet gaan om vertrouwelijk meegedeelde bedrijfs- en fabricagegegevens. Met uitzondering van bankgegevens, ziet de verzochte informatie op gegevens die in de regel een openbaar karakter hebben. Verder is van belang dat de verzochte informatie geen concrete financiële stromen betreft. Daarom weegt het belang waar deze weigeringsgrond op ziet, in dit geval minder zwaar dan het algemeen belang van openbaarheid. In de Wob-verzoeken is verzocht om informatie die in de regel vrijelijk beschikbaar is en die slechts in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure nog niet is vrijgegeven. Bovendien heeft de minister een publicatieplicht in het kader van staatssteun. Het openbaar maken van de verzochte informatie is voor eiseres niet onevenredig benadelend. [2]

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de minister terecht heeft besloten om de gegevens waarom is verzocht, deels openbaar te maken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (hierna: Woo; Staatsblad 2021, 499), zoals gewijzigd bij de Wijzigingswet Woo (Staatsblad 2021, 500), in werking getreden. Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Nu het bestreden besluit vóór 1 mei 2022 is genomen, is hierop nog de Wob van toepassing.
Publicatieplicht in het kader van staatssteun?
5. Eiseres betoogt dat de minister ten onrechte heeft gesteld dat hij verplicht is de informatie openbaar te maken op grond van regels in het kader van staatssteun.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt.
5.2.
Met betrekking tot de door de minister gestelde plicht tot publicatie in het kader van staatssteun heeft de minister in het verweerschrift verwezen naar de Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van klimaat, milieubescherming en energie 2022, punt 58, aanhef en onder a. [3] Uit deze bepaling volgt echter dat ook kan worden volstaan met bekendmaking van de tekst van de goedgekeurde steunregeling. In dit geval is de steunregeling bekendgemaakt. Een en ander heeft de minister ook erkend ter zitting van de enkelvoudige kamer. Reeds hierom kan de gestelde publicatieplicht de besluiten tot openbaarmaking niet dragen.
Is sprake van "bedrijfs- en fabricagegegevens"?
6. Eiseres betoogt - kort samengevat - dat zij de subsidieaanvraag heeft gedaan in de veronderstelling dat de overheid de hierbij verstrekte informatie vertrouwelijk zou behandelen en slechts zou gebruiken om (te overwegen) een subsidie te verlenen en vast te stellen. Slechts een deel van deze informatie is reeds openbaar. Het andere deel van de informatie bevat echter bedrijfs- en fabricagegegevens. De minister gaat volgens eiseres voorbij aan de wijze waarop in de rechtspraak invulling wordt gegeven aan de weigeringsgronden uit de Wob. De minister stelt dat altijd al automatisch werd overgegaan tot openbaarmaking van de informatie over dit soort subsidies. Maar een praktijk van openbaarmaking betekent niet dat de weigeringsgronden uit de Wob niet kunnen en moeten worden toegepast. Openbaarmaking van de subsidiebeschikkingen van de andere
[naam project] -deelnemers leidt ertoe dat de gegevens van eiseres ook op straat komen te liggen omdat deze gegevens van eiseres met gebruikmaking van informatie uit de andere openbaar te maken subsidiebeschikkingen, in combinatie met reeds openbare informatie, kunnen worden achterhaald, met alle nadelige gevolgen van dien. Volgens eiseres heeft de minister zijn standpunt dat geen sprake is van bedrijfs- en fabricagegegevens, niet toereikend gemotiveerd.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt.
6.1.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [4] is van bedrijfs- en fabricagegegevens slechts sprake indien en voor zover uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces, dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers. Ook gegevens die uitsluitend de financiële bedrijfsvoering betreffen, kunnen onder omstandigheden als bedrijfsgegevens worden aangemerkt. De weigeringsgrond is bedoeld om te voorkomen dat de bedrijfsgegevens die bedrijven met het oog op concurrentie geheim willen houden, maar wel genoodzaakt zijn aan bestuursorganen te verstrekken, openbaar moeten worden gemaakt.
6.1.2.
Eiseres heeft in bezwaar de volgende opsomming gegeven van de gegevens die zij aan de minister heeft verstrekt in het kader van de subsidieaanvraag:
i. i) het nominaal vermogen;
ii) het type productie-installatie;
iii) de subsidieperiode;
iv) het fasebedrag;
v) de broeikasgasprijs;
vi) de subsidie-intensiteit;
vii) het maximale subsidietarief;
viii) de subsidiabele jaarproductie en som over looptijd subsidie, en
ix) het maximale subsidiebedrag.
6.1.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de subsidieperiode (iii) en de broeikasgasprijs (v) al openbaar zijn. Ter zitting van de enkelvoudige kamer heeft de minister gesteld dat via de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland [5] het type productie-installatie (ii) al openbaar is gemaakt. Omdat eiseres zich ter zitting tegen de openbaarmaking van dit gegeven is blijven verzetten, zal de rechtbank op dit punt wel een oordeel geven.
6.1.4.
De rechtbank stelt vast dat de gegevens i, ii, iv en vi tot en met ix alle voorkomen in de subsidiebeschikkingen en dat bij deze gegevens ook omschrijvingen, waarden en/of bedragen staan vermeld. Eiseres heeft zich over deze gegevens in het bezwaarschrift gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het gaat om concurrentiegevoelige bedrijfsgegevens, nu daarmee een inkijk wordt gegeven in haar financiële situatie en concurrenten daarmee hun voordeel kunnen doen. Met de overwegingen in het bestreden besluit dat het gaat om gegevens die in de regel een openbaar karakter hebben en dat soortgelijke informatie eerder ook openbaar is gemaakt, is de minister niet op toereikende wijze ingegaan op die bezwaren van eiseres. Het bestreden besluit is daarom in zoverre niet deugdelijk gemotiveerd.
6.1.5.
De minister is in het verweerschrift en op de beide zittingen nader ingegaan op de vraag of sprake is van bedrijfs- en fabricagegegevens. Het standpunt van de minister komt erop neer dat de bewuste gegevens te algemeen zijn om te voldoen aan het criterium bedrijfs- en fabricagegegevens.
6.1.6.
De rechtbank is van oordeel dat het nominaal vermogen (i) moet worden aangemerkt als bedrijfs- en fabricagegegeven. Uit dit gegeven kunnen wetenswaardigheden worden afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces van eiseres. Het nominaal vermogen is de technisch maximale capaciteit van de CO2-afvang-installatie. Dit gegeven betreft de technische bedrijfsvoering en geeft inzicht in de mate waarin eiseres in staat is te voorzien in de vraag naar blauwe waterstof.
6.1.7.
Met betrekking tot de overige gegevens - het type productie-installatie (ii), het fasebedrag (iv), de subsidie-intensiteit (vi), het maximale subsidietarief (vii), de subsidiabele jaarproductie en som over looptijd subsidie (viii) en het maximale subsidiebedrag (ix) - komt de rechtbank echter tot een andere conclusie. Uit deze gegevens kunnen geen wetenswaardigheden worden afgelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces van eiseres, dan wel met betrekking tot de afzet van haar producten of de kring van haar afnemers en leveranciers. Voor zover eiseres naar voren heeft gebracht dat sommige gegevens de financiële bedrijfsvoering betreffen, zijn die gegevens naar het oordeel van de rechtbank niet specifiek genoeg omdat het niet gaat om en daaruit geen wetenswaardigheden kunnen worden afgeleid over de gerealiseerde of te verwachten opbrengsten van eiseres of haar daadwerkelijk prijsstelling maar om mogelijke maximale opbrengsten uit de subsidie of maximale subsidiabele productie.
6.2.
De conclusie op dit punt is dan ook dat alleen op het nominaal vermogen (i) de weigeringsgrond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob van toepassing is.
Is sprake van “onevenredige benadeling”?
7. Eiseres betoogt subsidiair het volgende. De gevraagde informatie is op geaggregeerd niveau (het [naam project] als geheel) al openbaar. De [naam project] -deelnemers begrijpen het algemene belang van openbaarmaking en hebben daarom alle informatie waarop de Wob-verzoeken zien, al openbaar gemaakt, maar dan geaggregeerd. Openbaarmaking van de gevraagde informatie voegt alleen informatie uitgesplitst per [naam project] -deelnemer toe. Dit betreft bijzonder concurrentiegevoelige informatie, waarvan publicatie geen algemeen nut heeft, maar enkel in het belang van concurrenten en andere marktpartijen is. Voor zover geen sprake is van bedrijfs- en fabricagegegevens, had de gevraagde openbaarmaking dus toch moeten worden geweigerd omdat de concurrentiepositie van eiseres hierdoor onevenredig wordt aangetast. Het bestreden besluit is volgens eiseres ook op dit punt niet toereikend gemotiveerd. Eiseres heeft toegelicht dat zij ook opkomt tegen de openbaarmaking van de gevraagde gegevens van de andere [naam project] -deelnemers, omdat de gegevens over eiseres eenvoudig kunnen worden herleid door de informatie omtrent het [naam project] als geheel te vergelijken met de openbaargemaakte informatie ten aanzien van de andere [naam project] -deelnemers; het verschil kan dan alleen maar betrekking hebben op eiseres. Volgens eiseres is geen enkele [naam project] -deelnemer op de hoogte van de gegevens van de andere deelnemers. Hiervoor is gekozen om mededingingsrechtelijke redenen.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt.
7.1.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [6] is artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling [7] de meest algemene uitzonderingsgrond, die kan worden toegepast als door het verstrekken van informatie andere belangen dan de in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a tot en met f, van de Wob genoemde belangen te zeer worden geschaad. Deze bepaling voorziet daarmee in de behoefte om de Wob te kunnen toepassen in zeer verschillende, niet voorspelbare situaties.
7.1.2.
De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit ook op het punt van de onevenredige benadeling niet toereikend is gemotiveerd. De minister heeft, in reactie op het uitgebreide bezwaarschrift, volstaan met de motivering dat het gaat om informatie die in de regel vrijelijk beschikbaar is en dat er sprake is van een publicatieplicht. Deze argumenten kunnen het standpunt dat van onevenredige benadeling geen sprake is, niet dragen.
7.1.3.
Met betrekking tot het type productie-installatie (ii) is in de beschikkingen slechts vermeld of het gaat om een nieuwe installatie of om een bestaande. Voor zover deze informatie niet al openbaar is gemaakt (zie hiervoor in 6.1.3), is de rechtbank van oordeel dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat openbaarmaking hiervan onevenredig benadelend is.
7.1.4.
Gelet op wat eiseres heeft aangevoerd en op de door de minister gegeven nadere toelichting op zijn standpunt, oordeelt de rechtbank dat eiseres onevenredig zou worden benadeeld door de voorgenomen openbaarmaking van het fasebedrag (iv), de subsidie-intensiteit (vi), het maximale subsidietarief (vii), de subsidiabele jaarproductie en som over looptijd subsidie (viii) en het maximale subsidiebedrag (ix). De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
7.1.5.
Eiseres heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een substantieel nadeel zal ondervinden als de hiervoor genoemde gegevens openbaar worden gemaakt. Het fasebedrag hangt samen met de kostprijs van blauwe waterstof. Partijen kunnen voor een lager fasebedrag dan het wettelijke fasebedrag inschrijven. Dat zal een partij kunnen doen indien zij in staat is blauwe waterstof te produceren voor een lagere kostprijs dan waarop het wettelijke fasebedrag is gebaseerd. Eiseres heeft toegelicht dat er ook andere redenen kunnen zijn om met een lager fasebedrag in te schrijven. De kans op het verkrijgen van subsidie is namelijk groter naarmate het fasebedrag waarvoor wordt ingeschreven, lager is. Het gaat hier om strategische keuzes. De rechtbank acht het voldoende aannemelijk dat de onderhandelingspositie van eiseres nadelig wordt beïnvloed als deze informatie openbaar wordt gemaakt. Dit geldt behalve voor het fasebedrag ook voor de subsidie-intensiteit (vi), het maximale subsidietarief (vii), de subsidiabele jaarproductie en som over looptijd subsidie (viii) en het maximale subsidiebedrag (ix) omdat deze gegevens samenhangen met het fasebedrag en het fasebedrag daaruit kan worden berekend.
7.1.6.
Bij het vorenstaande is ook van belang dat er, zoals eiseres onweersproken heeft gesteld, regelmatig nieuwe subsidierondes zijn waarvoor marktpartijen zich kunnen inschrijven. Eiseres heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat openbaarmaking van de onder 7.1.4 genoemde gegevens haar concurrenten een strategisch voordeel kan opleveren bij een volgende inschrijving. De rechtbank betrekt bij haar oordeel ook dat het, zoals eiseres heeft toegelicht, gaat om een jonge markt met kleine marges en dat mede daarom voor de concurrenten en contractspartijen van eiseres alle informatie interessant is.
7.2.
Op grond van het voorgaande, is de conclusie dat eiseres met betrekking tot deze gegevens een geslaagd beroep doet op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat aan het algemene belang dat is gediend met openbaarmaking al voldoende is tegemoetgekomen door de openbaarmaking van de informatie over het [naam project] als geheel. Deze weigeringsgrond staat daarom in de weg aan de openbaarmaking.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit is genomen in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel (artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht, Awb) en met het motiveringsbeginsel (artikel 7:12, eerste lid, van de Awb). De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen.
9. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf een beslissing nemen en bepalen dat alle primaire besluiten van 17 september 2021 worden herroepen en alle Wob-verzoeken worden afgewezen voor zover het betreft de openbaarmaking van het nominaal vermogen (i), het fasebedrag (iv), de subsidie-intensiteit (vi), het maximale subsidietarief (vii), de subsidiabele jaarproductie en som over looptijd subsidie (viii) en het maximale subsidiebedrag (ix). Uit wat hiervoor is overwogen, volgt immers dat de weigeringsgronden van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob (voor wat betreft het nominaal vermogen) en artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob (voor wat betreft de overige gegevens) van toepassing zijn.
10. Omdat het beroep gegrond is, moet de minister het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.929,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend, nadere schriftelijke inlichtingen heeft gegeven en aan twee zittingen heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 14 januari 2022;
- herroept alle primaire besluiten van 17 september 2021;
- wijst alle Wob-verzoeken van 29 juli 2021 af voor zover het betreft de openbaarmaking van de gegevens het nominaal vermogen (i), het fasebedrag (iv), de subsidie-intensiteit (vi), het maximale subsidietarief (vii), de subsidiabele jaarproductie en som over looptijd subsidie (viii) en het maximale subsidiebedrag (ix), en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat de minister het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 2.929,50,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, voorzitter, en mr. A.C. Rop en mr. C.A. Geleijnse, leden, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:4
1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 7:12, eerste lid
De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij wordt, indien ingevolge artikel 7:3 van het horen is afgezien, tevens aangegeven op welke grond dat is geschied.
Wet openbaarheid van bestuur(geldend tot 1 mei 2022)
Artikel 3, vijfde lid
Een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Artikel 6, vijfde lid
Indien het bestuursorgaan heeft besloten informatie te verstrekken, wordt de informatie verstrekt tegelijk met de bekendmaking van het besluit, tenzij naar verwachting een belanghebbende bezwaar daar tegen heeft, in welk geval de informatie niet eerder wordt verstrekt dan twee weken nadat de beslissing is bekendgemaakt.
Artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c
Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.
Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g
Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob.
2.Als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob.
3.https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52022XC0218(03)&from=NL.
4.Bijvoorbeeld de uitspraken van 17 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1926 en 6 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1873.
5.https://www.rvo.nl/subsidie-en-financieringswijzer/sde/feiten-en-cijfers-sde-algemeen.
6.Bijvoorbeeld de uitspraak van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:133.
7.Kamerstukken II 1986/87, 19 859, nr. 3, blz. 36 en 37.