ECLI:NL:RBROT:2023:6246

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
10-037587-22, 10-164385-22 (gev. ttz), 10-133637-23 (gev. ttz) / TUL VV: 10-043691-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing, diefstal, schuldheling en poging tot afpersing met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 29 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van afpersing, diefstal, schuldheling en een poging tot afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 180 dagen. De zaak omvatte meerdere parketnummers, waaronder 10-037587-22, 10-164385-22 en 10-133637-23. De verdachte was betrokken bij een poging tot afpersing op een metrostation, waar hij samen met een medeverdachte een slachtoffer heeft bedreigd en vastgehouden. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan diefstal van goederen van een ander slachtoffer en het voorhanden hebben van een gestolen mobiele telefoon. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot diefstal met geweld, maar heeft de andere tenlastegelegde feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn betrokkenheid bij hulpverlening en begeleiding. De opgelegde straffen zijn bedoeld om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten en om hem de kans te geven zijn leven op een positieve manier voort te zetten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10-037587-22, 10-164385-22 (gev. ttz), 10-133637-23 (gev. ttz)
Parketnummer vordering TUL VV: 10-043691-21
Datum uitspraak: 29 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. J.V. van Blitterswijk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 juni 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en van een doorlopende nummering voorzien.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht voor de onder 4 ten laste gelegde overtreding;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 28 juni 2023;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht daarop door de reclassering;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-043691-21.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het dossier voldoende bewijs bevat voor een poging tot straatroof door de verdachte en de medeverdachte. Dit blijkt onder meer uit de aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte. Dit levert een poging tot diefstal met geweld op.
4.1.2.
Beoordeling
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld.
Uit de aangifte en de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van de verdachte volgt dat de verdachte en zijn mededader de aangever hebben vastgehouden, geduwd en aan hem hebben getrokken en daarbij hebben gezegd dat hij zijn portemonnee moest afgeven. Niet is gebleken dat de verdachte en de medeverdachte hebben geprobeerd die portemonnee af te pakken. Dit moet leiden tot vrijspraak van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld in vereniging gepleegd.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij eigenlijk wel wist dat de telefoon gestolen was. Uit deze verklaring kan worden afgeleid dat de onder 5 (impliciet primair) ten laste gelegde opzetheling kan worden bewezen.
4.3.2.
Standpunt verdediging
De verdachte had ten tijde van het voorhanden krijgen van de mobiele telefoon geen vermoedens dat het niet helemaal klopte en hoefde deze ook niet te hebben. Het onderbuikgevoel dat het niet helemaal klopte, kreeg hij pas later. De iPhone X wordt ook op Marktplaats aangeboden voor 100 à 200 euro dus het betaalde bedrag van 100 euro was niet vreemd. Daarnaast heeft de verdachte niet meteen na aankoop, maar pas later zijn simkaart in de telefoon gedaan, waardoor hij pas op dat moment zag dat de Apple ID op naam van een ander stond. Bovendien zei de verkoper dat de telefoon niet gestolen was. Gelet hierop en omdat de verdachte licht verstandelijk beperkt is, verzoekt de verdediging om vrijspraak van de onder 5 ten laste gelegde opzet- dan wel schuldheling.
4.3.3.
Beoordeling
Anders dan door de officier van justitie is aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de verdachte wist dat de telefoon afkomstig was van een misdrijf. De verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 5 impliciet primair ten laste gelegde opzetheling.
Gelet op de plaats van de aankoop (op straat), de aankoopprijs van de iPhone (100 euro) en de omstandigheid dat in de telefoon de Apple ID van een ander stond, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de telefoon uit misdrijf was verkregen. Het impliciet subsidiair ten laste gelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.3.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:

1.subsidiair

hij, op 12 februari 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander op het metrostation Melanchtonweg, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer01] te dwingen tot de afgifte van een portemonnee, die aan die [slachtoffer01] toebehoorde
- aan voornoemde [slachtoffer01] de dreigende woorden hebben toegevoegd: "Dus jullie komen niet van hier, jullie moeten iets afstaan aan ons" en "Geef je portemonnee" en
- voornoemde [slachtoffer01] hebben ingesloten en (vervolgens) de kleding en de armen en het lichaam van voornoemde [slachtoffer01] hebben beetgepakt en vastgehouden en
- tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer01] hebben geduwd, waardoor voornoemde [slachtoffer01] tegen een muur aan kwam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, op 18 mei 2022 te Rotterdam, een tas en laptop (apple) en kleding en powerbank en medicijnen, die aan [slachtoffer02] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

3.

hij op 1 juli 2022 te Rotterdam met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer03] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk IPhone), die aan die [slachtoffer03] , toebehoorde, door die [slachtoffer03]
- een mes te tonen en
- met dat mes in zijn richting te wijzen en
- een stekende beweging in de richting van die [slachtoffer03] te maken;

4.

hij op 1 juli 2022 te Rotterdam een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen;

5.

hij omstreeks de periode van 14 december 2022 tot en met 23 mei 2023 te Rotterdam,
een mobiele telefoon (iPhone X) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. subsidiair
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2.
diefstal;
3.
afpersing;
4.
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
5.
schuldheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing op een metrostation. De verdachte en de medeverdachte hebben het slachtoffer ingesloten, vastgehouden, geduwd en aan hem getrokken, waarbij hij werd bedreigd. Op deze manier hebben zij geprobeerd het slachtoffer zijn portemonnee te laten afgeven. Dat het bij een poging is gebleven, is niet aan de verdachte en de medeverdachte te danken, maar aan het slachtoffer dat zich tegen het intimiderende gedrag van de verdachten heeft verzet. Ook heeft de verdachte in de openbare toiletruimte op het Centraal Station van Rotterdam een ander gedwongen tot de afgifte van zijn telefoon door hem met een mes te bedreigen. Dat het slachtoffer uiteindelijk zijn telefoon heeft terug gekregen, is uitsluitend te danken aan zijn eigen adequate handelen en dat van een omstander.
Dergelijke gewelddadige feiten hebben grote impact op het leven van slachtoffers en hun gevoel van veiligheid. Dit blijkt ook nog eens duidelijk uit de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding van één van de slachtoffers, waarin wordt benoemd dat het feit grote psychische gevolgen voor hem heeft gehad. Bovendien zorgt dit soort feiten voor gevoelens van onrust in de samenleving. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Door het voorhanden hebben van een mes had de verdachte daarnaast ook een wapen ter beschikking waarmee kan worden gedreigd en potentieel aanzienlijk letsel aan anderen kan worden toegebracht. Het ongecontroleerde bezit van wapens leidt veelal, zoals ook nu weer is gebleken, tot het daadwerkelijke gebruik ervan. Ook leidt het tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Voorts heeft de verdachte zich – wederom in de openbare toiletten op het Centraal Station van Rotterdam – schuldig gemaakt aan diefstal van een rugtas met daarin een aantal goederen. Diefstal is een ergerlijk feit waarbij naast eventuele schade ook veel hinder en overlast kunnen worden veroorzaakt. Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een telefoon. Dergelijke feiten bevorderen het plegen van diefstallen en berokkenen aldus schade aan de slachtoffers. Met deze feiten heeft de verdachte er bovendien blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan de eigendomsrechten van anderen en vooral oog te hebben gehad voor eigen geldelijk gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 januari 2023. In een rapport van 28 juni 2023 heeft Reclassering Nederland aanvullend gerapporteerd. Deze rapporten houden – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de verdachte momenteel is ingebed in verschillende soorten hulpverlening en begeleiding. Sinds mei 2022 woont hij via de [stichting01] ( [afkorting stichting01] ) in een beschermde woonvorm voor jongeren. Hij krijgt van hen begeleiding op het gebied van dagbesteding en financiën. Daarnaast heeft hij lange tijd begeleiding vanuit de Jeugdreclassering gehad en is deze recent overgedragen naar Reclassering Nederland. Hij is binnen het toezicht aangemeld voor nadere diagnostiek, en mogelijk behandeling bij De Waag, omdat de reclassering onvoldoende beeld heeft van mogelijk onderliggende psychische- of persoonlijkheidsproblematiek. Dit is van belang om een passend plan van aanpak op te stellen voor een voortzetting van een reclasseringstoezicht en een inschatting te maken van de leerbaarheid van de verdachte. De reclassering acht hierbij ook aandacht nodig voor middelengebruik en het versterken van zijn persoonlijkheid.
Als risicofactoren worden gezien het psychosociale functioneren van de verdachte in combinatie met beïnvloedbaarheid vanuit zijn sociale netwerk. De verdachte lijkt wel inzicht te hebben in zijn (delict)gedrag maar is onvoldoende in staat om deze te veranderen. Ten grondslag hieraan ligt een gebrek aan vaardigheden, beïnvloedbaarheid en impulsiviteit. Mogelijk speelt een verminderd cognitief vermogen ook een rol. Dat de verdachte sinds kort een passende dagbesteding heeft en zich openstelt voor begeleidingstrajecten wordt gezien als positief en beschermend. Mogelijk dat dit in de toekomst de, nu nog hoge, recidivekans kan doen verlagen.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering het volwassenenstrafrecht toe te passen en hem een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. In het reclasseringsrapport van 31 januari 2023 wordt de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht geadviseerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op de informatie van de reclassering.
7.4.
Verzoek toepassing jeugdstrafrecht
Ter terechtzitting heeft de verdediging verzocht voor wat betreft de hoogte van de straf aansluiting te zoeken bij het jeugdstrafrecht.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte ten tijde van het begaan van de strafbare feiten 21 dan wel 22 jaar oud was. Het uitgangspunt is dan dat berechting plaatsvindt volgens het volwassenenstrafrecht. Met betrekking tot de vraag of er, in afwijking van dit uitgangspunt, aanleiding bestaat om toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht overweegt de rechtbank het volgende.
De reclassering heeft geadviseerd tot het toepassen van het volwassenenstrafrecht. Op het gebied van de pedagogische beïnvloeding zijn volgens de reclassering geen redenen voor het jeugdstrafrecht. Hij neemt niet actief deel aan het gezin en er is geen gezinsgerichte aanpak nodig. Daarbij wordt een opbouw in zwaarder delictgedrag gezien. Onlangs is het begeleidingstraject vanuit de Jeugdreclassering overgedragen naar Reclassering Nederland. Er dient meer te worden ingezet op het vergroten van zijn verantwoordelijkheid en versterken van zijn persoonlijkheid.
De rechtbank zal dit advies volgen en de verdachte berechten conform het volwassenenstrafrecht.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter, in afwijking van de eis van de officier van justitie, afzien van het opleggen van een (gedeeltelijke) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zoals uit het rapport van de reclassering en ter terechtzitting is gebleken, krijgt de verdachte op dit moment hulpverlening, (woon)begeleiding en heeft hij een baan die hem goed bevalt. De rechtbank acht het van groot belang, zowel voor de verdachte als voor de samenleving, dat hij de ingeslagen weg vasthoudt en aan zijn toekomst kan werken. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit doorkruisen en de rechtbank biedt hiermee de verdachte de kans om deze positieve wending voort te zetten.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank naast de maximale taakstraf een forse voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Overeenkomstig de vordering van de officier van justitie en het advies van de reclassering zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Conform de vordering van de officier van justitie zal de rechtbank ter zake van de onder 4 ten laste gelegde overtreding (het dragen van een mes) geen straf of maatregel opleggen. Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht wordt voor dergelijke feiten een geldboete opgelegd. Met het opleggen van een geldboete naast de oplegging van de hiervoor genoemde straffen wordt volgens de rechtbank geen strafdoel meer gediend.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer03] : ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering te matigen.
8.3.
Beoordeling
Artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek (BW) geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. In het onderhavige geval brengen de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde mee dat van een aantasting in de persoon op andere wijze, als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b BW, sprake is.
Aldus is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3. bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,-.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 juli 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 16 augustus 2021 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van vernieling veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, waarvan 10 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 31 augustus 2021.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van het voorwaardelijke strafdeel.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 62, 310, 317 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal meewerken aan het uitvoeren van verdiepingsdiagnostiek door De Waag of een soortgelijke instelling, om zo meer duidelijkheid te verkrijgen met betrekking tot zijn cognitieve vermogens en eventuele psychische- of persoonlijkheidsproblematiek. Indien uit de verdiepingsdiagnostiek naar voren komt dat er een training of aanvullende behandeling (gericht op gedragsverandering) genoodzaakt is werkt de veroordeelde daar aan mee;
3. indien er uit diagnostiek een behandeladvies volgt, zal de veroordeelde zich onder ambulante behandeling stellen van De Waag of een soortgelijke zorgverlener. De behandeling duurt de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelend zorgverlener verantwoord vindt. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
4. de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang, [afkorting stichting01] , of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven. Het verblijf zal voortgezet worden zoals het nu ingezet is en duurt de gehele proeftijd. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
5. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik inzichtelijk te maken en te kunnen bespreken met de veroordeelde. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
6. de veroordeelde werkt mee aan het behouden van een passende en structurele dagbesteding te verkrijgen en behouden. Indien de reclassering het noodzakelijk acht werkt hij mee aan begeleiding van een jobcoach of soortgelijke hulpverlening;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder nummer 1 tot en met 6 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
204 (tweehonderdvier) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
102 dagen;
heft op de bevelen tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing zijn geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer03] , te betalen een bedrag van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer03] te betalen
€ 1.000,-(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
20 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 10 uren, van de bij vonnis van 16 augustus 2021 door de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde taakstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en S. Zuidwijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 12 februari 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op of aan de openbare weg, in elk geval op/aan het metrostation Melanchtonweg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een portemonnee, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te
nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer01] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- aan voornoemde [slachtoffer01] de dreigende woorden heeft/hebben toegevoegd: "Dus jullie komen niet van hier, jullie moeten iets afstaan aan ons" en/of "Geef je portemonnee", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer01] heeft/hebben ingesloten en/of (vervolgens) de kleding en/of de armen en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer01] heeft/hebben beetgepakt en/of vastgehouden en/of
- op/tegen/aan het lichaam van voornoemde [slachtoffer01] heeft/hebben geduwd en/of heeft/hebben getrokken, waardoor voornoemde [slachtoffer01] tegen een muur aan kwam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 12 februari 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op of aan de openbare weg, in elk geval op/aan het metrostation Melanchtonweg, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer01] te dwingen tot de afgifte van een portemonnee, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer01] toebehoorde
- aan voornoemde [slachtoffer01] de dreigende woorden heeft/hebben toegevoegd: "Dus jullie komen niet van hier, jullie moeten iets afstaan aan ons" en/of "Geef je portemonnee", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer01] heeft/hebben ingesloten en/of (vervolgens) de kleding en/of de armen en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer01] heeft/hebben beetgepakt en/of vastgehouden en/of
- op/tegen/aan het lichaam van voornoemde [slachtoffer01] heeft/hebben geduwd en/of heeft/hebben getrokken, waardoor voornoemde [slachtoffer01] tegen een muur aan kwam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, op of omstreeks 18 mei 2022 te Rotterdam, een tas en/of laptop (apple) enof kleding en/of powerbank en/of medicijnen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer02] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

3.(10-164385-22)

hij op of omstreeks 1 juli 2022 te Rotterdam met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer03] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk IPhone), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer03] , in elk geval een derde toebehoorde(n),door die [slachtoffer03]
- een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of
- met dat mes, althans scherp/puntig voorwerp, in zijn richting te wijzen en/of
- een stekende beweging op/in de richting van die [slachtoffer03] te maken;

4.(10-164385-22)

hij op of omstreeks 1 juli 2022 te Rotterdam een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes, in elk geval een schep/puntig voorwerp, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen;

5.(10-133637-23)

hij, in of omstreeks de periode van 14 december 2022 tot en met 23 mei 2023 te Rotterdam,
een mobiele telefoon (iPhone X), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.