ECLI:NL:RBROT:2023:6245

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
10-075675-23 / TUL VV: 10/701044-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en het ombouwen daarvan tot vuurwapens

Op 13 juli 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van drie vuurwapens en het zonder erkenning ombouwen van wapens tot vuurwapens. De verdachte, geboren in 2002 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.C.A. Schulpen. De officier van justitie, mr. W.L. van Prooijen, eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 maart 2023 in Rotterdam drie omgebouwde vuurwapens in zijn bezit had en dat hij in de periode van 8 februari 2023 tot en met 16 maart 2023 een gewoonte had gemaakt van het ombouwen van wapens zonder erkenning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, ondanks het verweer van de verdediging dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en verblijf in een instelling voor begeleid wonen. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte nieuwe strafbare feiten had gepleegd tijdens de proeftijd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-075675-23
Parketnummer vordering TUL VV: 10/701044-20
Datum uitspraak: 13 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. M.C.A. Schulpen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 juni 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 27 juni 2023;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/701044-20.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient van het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De doorzoeking van de woning van de verdachte was gebaseerd op artikel 49 van de Wet wapens en munitie en had daartoe beperkt moeten blijven. De bij de doorzoeking gevonden facturen zijn derhalve onrechtmatig verkregen en dienen van het bewijs te worden uitgesloten.
Er is gereedschap aangetroffen in of bij de schuur bij de woning van de verdachte, maar dit gereedschap is niet nader onderzocht. Niet kan worden vastgesteld dat dit gereedschap kan worden gebruikt voor, of is gebruikt bij het bewerken van wapens. Uit het onderzoek in de telefoon van de verdachte kan hooguit blijken dat de verdachte interesse heeft in vuurwapens, niet dat hij zich bezig heeft gehouden met het bewerken of verhandelen van wapens. Daarnaast heeft de verdachte het grootste deel van de ten laste gelegde periode in detentie doorgebracht.
4.2.2.
Beoordeling
Bewijsuitsluiting?
De rechtbank stelt vast dat het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting niet voldoet aan de eisen die daaraan op grond van vaste jurisprudentie worden gesteld. Het verweer behoeft om die reden geen bespreking. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de gewraakte factuur niet in beslag is genomen, maar is gefotografeerd tijdens de doorzoeking. Het proces-verbaal van bevindingen dat ter zake is opgemaakt, kan dienen als bewijsmiddel.
Beoordeling
Op 16 maart 2023 zijn de woning en de bijbehorende schuur van de verdachte doorzocht nadat de politie in een proces-verbaal van het Team Criminele Inlichtingen van de Eenheid Rotterdam informatie had ontvangen dat de verdachte in zijn woning in het bezit zou zijn van een vuurwapen. Bij deze doorzoeking zijn naast drie reeds omgebouwde wapens verschillende gereedschappen aangetroffen die gebruikt kunnen worden voor het ombouwen van gaspistolen naar met scherp schietende wapens. Ook lagen er metaalkrullen in de schuur. Daarnaast treffen de verbalisanten in de slaapkamer van de verdachte een op zijn naam staande factuur van 3 februari 2023 aan voor een metaaldraaibank die volgens onderzoek van de verbalisanten eveneens gebruikt kan worden bij het ombouwen van wapens. Van deze factuur hebben de verbalisanten een foto gemaakt.
In de op de slaapkamer van de verdachte aangetroffen telefoon, waarvan de verdachte heeft erkend dat het zijn telefoon was, wordt een video aangetroffen, gedateerd 24 februari 2023. In deze video wordt een vuurwapen van verschillende kanten getoond, met op de achtergrond een draaibank. Het wapen is van eenzelfde type als de bij de verdachte in de schuur aangetroffen wapens en de draaibank is van hetzelfde type als op de factuur vermeld staat. Op een andere video in de telefoon van de verdachte, gedateerd 26 februari 2023, is ook een wapen zichtbaar, tegen de achtergrond van het dekbedovertrek dat tijdens de doorzoeking in de slaapkamer van de verdachte op diens bed lag. Dit wapen is van hetzelfde type als de in de schuur aangetroffen reeds omgebouwde wapens, maar dan zonder de tekst ‘ blow P29 ’.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, weliswaar niet worden vastgesteld dat de verdachte de drie aangetroffen vuurwapens heeft omgebouwd, maar wel dat hij zich in het algemeen in de ten laste gelegde periode heeft schuldig gemaakt aan het ombouwen van wapens.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:

1.hij op 16 maart 2023 te Rotterdam, ivuurwapens in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten drie, pistolen, van het merk Blow, type P29, kaliber 7.65mm, zijnde vuurwapens in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;

2.hij in de periode van 8 februari 2023 tot en met 16 maart 2023 te Rotterdam, een gewoonte heeft gemaakt van het in strijd met de wet en zonder erkenning transformeren, van wapens van categorie III.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
2.
handelen in strijd met artikel 9, eerste lid van de Wet wapens en munitie en van het transformeren van wapens een gewoonte maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft drie vuurwapens voorhanden gehad. Het betroffen oorspronkelijk gaspistolen die zijn omgebouwd naar scherp schietende wapens. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens kent geen ander doel dan het toebrengen van ernstige schade aan anderen en/of de maatschappij. Het bezit daarvan brengt onder burgers gevoelens van onveiligheid teweeg en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik ervan, met ernstige gevolgen voor anderen. Daarnaast heeft de verdachte zelf gaspistolen omgebouwd naar scherp schietende vuurwapens en heeft daar een gewoonte van gemaakt. Daarmee heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het makkelijker beschikbaar maken van vuurwapens en mogelijk zelfs schietpartijen gefaciliteerd. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en gebruik en het hoge gevaarzettende karakter daarvan dient daartegen streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 7 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 juni 2023. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
Gelet op de frequentie en de tijdsperiode van door de verdachte gepleegde delicten lijkt hetgeen nu aan hem ten laste is gelegd onderdeel te zijn van een ondoorbroken delictpatroon en een keuze voor een criminele leefstijl. Een veelvoud aan interventies en een uitgesproken motivatie tot verandering hebben nog niet geleid tot blijvende gedragsverandering. Er is geen sprake van een school- en/of arbeidscarrière en de verdachte heeft nog geen stappen gezet om zich als een volwassene in de maatschappij te vestigen. Daardoor ontbreken sociale bindingen die hem van recidive kunnen afhouden. Positief is dat de verdachte voor zichzelf een haalbaar en maatschappelijk geaccepteerd toekomstperspectief ziet, waar hij enthousiast over is, waar hij zijn talent in kan benutten en waar hij succesvol in kan zijn.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog, het risico op letselschade wordt ingeschat als gemiddeld en het risico op het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag.
Wij adviseren om het volwassenenstrafrecht toe te passen en aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft duidelijke sociaal maatschappelijke doelen voor ogen, maar het lukt het hem niet om zijn doelen te bereiken. Er lijkt intensieve begeleiding nodig om de verdachte te ondersteunen bij het opbouwen van sociale bindingen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de informatie van de reclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. De rechtbank gaat hier niet in mee. De bewezenverklaarde feiten zijn te ernstig om af te doen met de oplegging van een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest.
Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 24 september 2020 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal met geweld veroordeeld – voor zover van belang – tot jeugddetentie voor de duur van 10 maanden, waarvan een gedeelte groot 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 17 november 2020 en is op 3 november 2022 verlengd met zes maanden.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel gevorderd.
8.3.
Standpunt verdediging
Verzocht is om de vordering af te wijzen omdat de pleegdatum van het onderliggende feit te ver in het verleden ligt, het nieuwe feit tegen het einde van de proeftijd is gepleegd en het om een ander soort feit gaat.
8.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf. Vanwege de leeftijd van de verdachte zal de jeugddetentie worden omgezet naar een gevangenisstraf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen van 9, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen / maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zal zich houden aan de aanwijzingen, huisregels, en het dagprogramma die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven of opgesteld. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de directeur van die instelling verantwoord vindt;
3. de veroordeelde heeft de verplichting om zich in te spannen om een zinvolle dagbesteding middels (vrijwilligers-)werk of opleiding voor ten minste 26 uur per week te verkrijgen en behouden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 24 september 2020 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van 4 (vier) maanden, met omzetting daarvan naar een gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en S. Zuidwijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 februari 2023 tot en met 16 maart 2023 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, een of meer vuurwapens in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten drie, althans een of meerpistool/pistolen, van het merk Blow, type P29, kaliber 7.65mm, zijnde een vuurwapen(s) in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;

2.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 februari 2023 tot en met 16 maart 2023 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het in strijd met de wet en zonder erkenning transformeren, uitwisselen, of anderszins ter beschikking stellen, herstellen, beproeven of verhandelen van wapens en/of munitie van categorie II en/of III.