ECLI:NL:RBROT:2023:6244

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
10-020980-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en bedreiging met vrijspraak voor voorbereidingshandelingen Opiumwet

Op 13 juli 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1989, die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging van het slachtoffer in haar woning. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen en een contactverbod met het slachtoffer, maar sprak hem vrij van de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen onder de Opiumwet. De mishandeling vond plaats op 19 januari 2023, waarbij de verdachte het slachtoffer meerdere keren op haar gezicht en achterhoofd sloeg en haar bedreigde met de dood. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks het bewijs van de mishandeling en bedreiging, niet het vereiste opzet had voor de voorbereidingshandelingen met betrekking tot verdovende middelen, gezien zijn verstandelijke beperking en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en psychologische rapportages, en heeft geconcludeerd dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte €500,- aan immateriële schadevergoeding moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de mishandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-020980-23
Datum uitspraak: 13 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1989,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsman mr. E.W.B. van Twist, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 juni 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een contactverbod ten aanzien van de aangeefster en een locatieverbod ten aanzien van de woning van de aangeefster.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft verklaard dat hij zich niets kan herinneren van de mishandeling en de bedreiging die hem worden verweten. Op basis van de in bijlage II van dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen komt de rechtbank tot een veroordeling voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
4.2.
Vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft verklaard dat hij de goederen die in zijn woning zijn aangetroffen voor een kennis in bewaring had genomen. Tevens heeft de verdachte verklaard dat hij aan die kennis had gevraagd of het niet strafbaar was om deze stoffen te bezitten. Uit die vraag van de verdachte kan voorwaardelijk opzet worden afgeleid op het voorhanden hebben van stoffen die bestemd waren voor het versnijden van verdovende middelen. De aangetroffen weegschaaltjes en de omstandigheid dat de stoffen verspreid lagen in de woning dragen bij aan het wettig en overtuigend bewijs voor feit 3.
4.2.2.
Beoordeling
In de woning van de verdachte zijn – naast weegschalen, drukpersen met personderdelen en verpakkingsmaterialen – grote hoeveelheden versnijdingsmiddelen (waaronder paracetamol en fenacetine) aangetroffen. De verdachte heeft over de aangetroffen versnijdingsmiddelen verklaard dat hij die goederen voor een kennis in bewaring heeft genomen en dat hij, voordat hij dat deed, aan die persoon heeft gevraagd of dit niet strafbaar zou zijn. Hierop werd hem verteld dat het paracetamol betrof en dat je dit mag hebben.
Anders dan de officier van justitie oordeelt de rechtbank dat, gelet op de persoon van de verdachte bij wie een verstandelijke beperking is vastgesteld, niet geoordeeld kan worden dat het vereiste opzet (ook niet in voorwaardelijke zin) voor voorbereidingshandelingen ten aanzien van middelen op lijst I van de Opiumwet kan worden bewezen. De verdachte had de goederen weliswaar voorhanden, maar op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting kan niet worden vastgesteld dat de verdachte zich bewust was of moet zijn geweest van de bestemming van deze goederen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1.hij op 19 januari 2023 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft mishandeld door haar meerdere keren op/tegen haar gezicht en haar achterhoofd, te stompen;

2.hij op 19 januari 2023 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je doodmaken en als ze komen dan ga ik schieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
mishandeling;
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft het slachtoffer, die in hetzelfde gebouw als hij woont, aangesproken bij haar voordeur en hij is haar woning in gelopen. De verdachte heeft vervolgens geweigerd om de woning te verlaten. Toen het slachtoffer het alarmnummer belde, heeft de verdachte haar in haar woning aangevallen. Hij heeft haar met zijn vuist in haar gezicht geslagen en hij heeft haar op haar achterhoofd geraakt toen zij probeerde om zijn vuistslagen te ontwijken. Daarna is de verdachte gevlucht. Het slachtoffer heeft de verdachte met haar mobiele telefoon gefilmd toen hij wegrende. Op dat moment heeft de verdachte het slachtoffer bedreigd met de dood.
De verdachte heeft een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Uit de verklaring die zij tijdens de behandeling op de terechtzitting heeft afgelegd, blijkt dat zij zich door deze gebeurtenis niet meer veilig voelt in haar eigen woning. De rechtbank neemt de verdachte dat kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psycholoog [psycholoog01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 juni 2023. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
De verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan het onderzoek, waardoor het onderzoek beperkt kon worden uitgevoerd. Hij is dermate ziekelijk wantrouwend en tegelijkertijd vervuld van grootheidsgedachten dat hij geen vraagtekens zet bij het eigen gedrag, noch geloof kan stellen in een hem recht doende vorm van begeleiding of behandeling. Het huidige wantrouwen vormt het restant van wat tamelijk recent een volledige paranoïde vergiftigingswaan vormde. Vermoedelijk hangt die psychotische decompensatie vooral samen met – en kan naar ontstaan worden gezien als gevolg van – de verstandelijke beperking van de verdachte. Meer dan dat druggebruik of een chronische psychose de causale factor zou vormen.
Het onheus benaderen door de verdachte van zijn buurvrouw en het vervolgens tegen haar gepleegde geweld wordt gezien in het kader van sociale- en mogelijk seksuele frustratie, waarbij de ontremming optrad na alcoholmisbruik. Geadviseerd wordt om deze feiten in licht verminderde mate toe te rekenen. De kans op herhaling valt thans niet goed in te schatten. De verdachte zou onder enige vorm van begeleiding moeten worden gebracht, maar de kans dat een dergelijk begeleidingscontact vruchtbaar tot stand kan worden gebracht moet thans op nihil worden gesteld. Er kan om die reden geen uitvoerbaar begeleidingsadvies worden gegeven.
Reclassering Nederland heeft rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 april 2023 en 26 juni 2023. Deze rapporten houden – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
Blijkens dossierinformatie is er bij de verdachte sprake van een verstandelijke beperking. De gemeente en begeleiders van het ASVZ zouden gebruik maken van plaatjes om bepaalde zaken uit te leggen aan de verdachte.
Ondanks dat de verdachte niet meewerkte aan het psychologisch onderzoek werden er wel conclusies getrokken. Er zijn aanwijzingen voor meervoudige problematiek van verstandelijke- en mogelijk samenhangende psychotische aard en persoonlijkheidsproblematiek. De verdachte wordt beschreven als ziekelijk wantrouwend en tegelijkertijd vervuld van grootheidsgedachten waardoor hij geen zelfinzicht toont en niet openstaat voor enige vorm van begeleiding of behandeling. Psychotische decompensatie zou vooral samenhangen met een verstandelijke beperking. De delictpleging zou mogelijk voortkomen vanuit sociale- en mogelijk seksuele frustratie, waarbij de ontremming optrad na alcoholmisbruik.
De haalbaarheid van een begeleidingstraject wordt zeer gering geacht door de stellig afhoudende en argwanende houding van de verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op de informatie uit de rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Waar aan first offenders voor feiten als mishandeling en bedreiging over het algemeen een geldboete of een taakstraf wordt opgelegd, ziet de rechtbank aanleiding om voor deze feiten, met name gezien de omstandigheid dat de verdachte het slachtoffer tegen haar wil haar eigen woning in is gevolgd en haar daar vervolgens zomaar heeft mishandeld, aanleiding om een gevangenisstraf op te leggen.
De officier van justitie heeft een deels voorwaardelijke gevangenisstraf geëist met als bijzondere voorwaarden een contactverbod ten aanzien van de aangeefster en een locatieverbod ten aanzien van de woning van de aangeefster. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het onder drie ten laste gelegde waardoor er geen ruimte meer is voor een voorwaardelijk strafdeel. Daarnaast acht de rechtbank het gelet op de woonsituatie van de verdachte, die in hetzelfde gebouw als de aangeefster woont, praktisch gezien niet uitvoerbaar om een locatieverbod op te leggen. De rechtbank ziet wel aanleiding om aan de verdachte een contactverbod met de aangeefster op te leggen.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer01] .
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Aan dit vonnis is als bijlage een lijst gehecht van de in beslag genomen voorwerpen, waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd alle in beslag genomen goederen, nummers 1 tot en met 18, te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
8.3.
Beoordeling
In de woning van de verdachte zijn verschillende goederen aangetroffen en in beslag genomen die betrekking hebben op het vervaardigen en/of het versnijden van verdovende middelen, zoals verschillende grote hoeveelheden poeders, weegschalen, ballonnen, een drukpers met bijbehorende onderdelen en jerrycans aceton. Daarnaast is de mobiele telefoon van de verdachte aangetroffen en in beslag genomen.
De verdachte zal in dit vonnis worden vrijgesproken van strafbare voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet. Toch zullen de inbeslaggenomen goederen worden onttrokken aan het verkeer. In het algemeen zal het bezit van dergelijke goederen namelijk een strafbaar feit opleveren, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Dit geldt niet voor de mobiele telefoon van de verdachte. Ten aanzien van de in beslag genomen mobiele telefoon van het merk Apple zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer01] : ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 1.000,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
9.2.
Standpunt verdediging
De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. De schade van de benadeelde partij wordt tevens veroorzaakt door oude trauma’s. De behandeling van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren als moet worden vastgesteld welk deel van de schade voor risico en rekening van de verdachte komt.
9.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de vordering strekkende tot vergoeding van immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 6:106 BW geeft een limitatieve opsomming van de gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. In het artikel wordt onder b. genoemd aantasting in de persoon:
1) door het oplopen van lichamelijk letsel;
2) door schade in zijn eer of goede naam;
3) op andere wijze.
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit is vastgesteld dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van de vuistslagen van de verdachte op het gezicht en tegen het hoofd, zodat zij op grond daarvan recht heeft op vergoeding van geleden immateriële schade.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Nader onderzoek naar de omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 januari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36d, 36f, 38v, 38w, 57, 63, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
- zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer01] (geboren op [geboortedatum02] 1993 te [geboorteplaats02] ), gedurende twee jaar na heden,
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste zes maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18;
- gelast de teruggave aan de verdachte van het voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd 11;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
19 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer01] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 500,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
10 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer01] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en S. Zuidwijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.hij op of omstreeks 19 januari 2023 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft mishandeld door haar meerdere keren op/tegen haar gezicht en/of haar achterhoofd, althans haar lichaam, te stompen;

2.hij op of omstreeks 19 januari 2023 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je doodmaken en als ze komen dan ga ik schieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

3.hij op of omstreeks 19 januari 2023 te Rotterdam om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of- het opzettelijk vervaardigen

van cocaïne en/of heroïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door meerdere weegschalen en/of versnijdingsmiddelen, te weten
- 23.918 gram en/of 24.910 gram en/of 8.988 gram en/of 9.963 en/of 6.807 gram, althans een grote hoeveelheid, paracetamol en/of
- 123,3 gram en/of 123,2 gram en/of 8.098 tetramisol en/of 1.690,9 gram, althans een grote hoeveelheid, tetramisol en/of
- 16.085 gram, althans een grote hoeveelheid, fenacetine en/of
- 606,2 gram, althans een grote hoeveelheid, boorzuur en/of
- 9.118 gram, althans een grote hoeveelheid, procaïne
voorhanden te hebben.