ECLI:NL:RBROT:2023:624

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
C/10/648753 / JE RK 22-2765
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van huiselijk geweld en de rol van de gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 januari 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam kind01]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 12 januari 2022 en zou aflopen op 12 januari 2023. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van één jaar, vanwege zorgen over de veiligheid en ontwikkeling van [naam kind01]. De moeder van [naam kind01] heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek, stellende dat de ontwikkeling van [naam kind01] niet meer ernstig bedreigd wordt en dat de GI onvoldoende actie heeft ondernomen in het afgelopen jaar.

De kinderrechter heeft de zaak op 5 januari 2023 met gesloten deuren behandeld. Tijdens de zitting is de moeder bijgestaan door haar advocaat, mr. S. Kuijs, en is er een vertegenwoordiger van de GI aanwezig geweest. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er in het verleden sprake is geweest van ernstig huiselijk geweld, waarbij de vader van [naam kind01] de moeder heeft mishandeld. Dit heeft geleid tot zorgen over de opvoedsituatie en de veiligheid van [naam kind01]. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de GI in het afgelopen jaar onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan de ondertoezichtstelling, met name door het ontbreken van een vaste jeugdbeschermer.

Na afweging van de feiten en omstandigheden heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling van [naam kind01] te verlengen tot 12 juli 2023. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om de ontwikkeling van [naam kind01] te blijven volgen en een plan op te stellen voor een eventuele verhuizing van de moeder en [naam kind01]. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de GI uiterlijk twee weken voor de pro forma zitting op 1 juni 2023 een rapportage moet indienen over de voortgang van de zaak. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de behandeling van het overige verzoek is aangehouden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/648753 / JE RK 22-2765
datum uitspraak: 11 januari 2023

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2019 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 1 december 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- de e-mail met producties namens de moeder van 30 december 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- de pleitnota van mr. S. Kuijs, ter zitting overgelegd.
Op 5 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. S. Kuijs,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam02] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan [naam03] , collega van mr. S. Kuijs.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind01] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 12 januari 2022 is [naam kind01] onder toezicht gesteld tot 12 januari 2023.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind01] te verlengen voor de duur van één jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er heeft tussen de ouders fors huiselijk geweld plaatsgevonden, waar de kinderen veel van meegekregen hebben. In 2019 wordt de moeder zwaar mishandeld door de vader. De moeder was destijds zwanger van [naam kind01] . De vader is hierdoor gedetineerd geraakt. In het verleden is gebleken dat de moeder desondanks niet altijd de veiligheid van haar kinderen kon garanderen. De moeder is in het verleden onbetrouwbaar gebleken als het gaat om het voortzetten van het contact met de vader. De GI heeft vanuit de reclassering het signaal ontvangen dat de moeder in april 2022 de vader opgezocht heeft in de PI. De GI heeft de afgelopen maanden echter onvoldoende uitvoering kunnen geven aan de ondertoezichtstelling. Er is een aantal maanden geen vaste jeugdbeschermer bij het gezin betrokken geweest. In oktober 2022 heeft er een huisbezoek plaatsgevonden, maar de GI erkent dat er verder geen contact met de moeder is geweest en dat er gedurende het afgelopen jaar vanuit de GI niet veel is gedaan. Er is navraag gedaan of sprake is van politiemeldingen, maar dat is niet het geval. Het komende jaar dient er meer zicht te komen op de ontwikkeling van [naam kind01] en op de wijze waarop de moeder met [naam kind01] omgaat. De moeder heeft aangegeven dat zij graag terug wil verhuizen naar [plaats01] . Daarom zal samen met de moeder een plan moeten worden gemaakt om de verhuizing op een veilige manier te laten verlopen.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek. [naam kind01] wordt niet meer ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Het verzoek van de GI is enkel gebaseerd op gebeurtenissen uit het verleden. Dat er geen zicht is op de ontwikkeling van [naam kind01] is geheel te wijten aan de GI, aangezien er sinds mei 2022 geen vaste jeugdbeschermer betrokken is, en er sindsdien geen contact meer is geweest vanuit de GI met de moeder. De moeder heeft de afgelopen maanden veel geregeld voor zichzelf en [naam kind01] . De moeder heeft een behandeltraject bij een psycholoog afgerond, WMO-hulp geregeld en hulp van Fier opgestart. Ook heeft zij een aantal praktische zaken geregeld. Daarnaast heeft zij contact gehad met het wijkteam in [plaats01] , zodat zij ambulante hulp kan ontvangen zodra zij terug is verhuisd naar [plaats01] . De moeder heeft in [plaats01] nog altijd haar huurwoning. De moeder ontkent stellig dat zij in april 2022 contact zou hebben gehad met de vader. De GI komt hier nu pas mee. Het had op de weg van de GI gelegen om hierover direct contact te zoeken met de moeder. Door en namens de moeder wordt primair verzocht het verzoek van de GI af te wijzen en subsidiair om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een kortere periode dan verzocht.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind01] nog altijd ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [naam kind01] is kort na de echtscheiding van haar ouders geboren. Binnen de relatie is sprake geweest van ernstig huiselijk geweld van de vader jegens de moeder. De andere drie kinderen uit het gezin hebben veel van dit geweld meegekregen. Terwijl de moeder zwanger was van [naam kind01] , is de moeder ernstig mishandeld door de vader, waarvoor de vader is veroordeeld. De vader is op dit moment in afwachting van plaatsing in een tbs-kliniek. Het gezag van de vader over [naam kind01] is in juli 2022 beëindigd. De omstandigheid dat de vader voorlopig niet vrij zal komen, maakt nog niet dat de zorgen over [naam kind01] afgewend zijn. Het is de moeder eerder niet gelukt om [naam kind01] een veilige opvoedomgeving te bieden. Ook zijn er zorgen ontstaan over de betrouwbaarheid van de moeder voor de hulpverlening. De moeder heeft zich eerder niet gehouden aan gemaakte veiligheidsafspraken en toch het contact met de vader en diens familie opgezocht. De moeder bleek onvoldoende in staat om (in het vrijwillig kader) keuzes te maken in het belang van [naam kind01] . Verder was er onvoldoende zicht op (de ontwikkeling van) [naam kind01] en op de persoonlijke problematiek van de moeder. [naam kind01] is heel jong en daardoor volledig afhankelijk van de zorg van de moeder. Gelet hierop is [naam kind01] in januari 2022 onder toezicht gesteld, met de opdracht om hulpverlening in te zetten en de moeder te ondersteunen.
De kinderrechter is met de moeder van oordeel dat de GI het afgelopen jaar onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan die ondertoezichtstelling. Sinds mei 2022 is er geen vaste jeugdbeschermer meer bij het gezin betrokken en is er nauwelijks contact geweest tussen de GI en de moeder. Dit wordt door de GI ook niet betwist. Voor zover zichtbaar voor de kinderrechter, heeft de GI nauwelijks betekenisvolle werkzaamheden verricht in de afgelopen maanden. Ook een signaal vanuit de reclassering dat de moeder de vader zou hebben opgezocht in de PI, hetgeen de moeder overigens betwist, heeft bij de GI niet tot enige actie geleid. Gegeven deze omstandigheden, verdient het een compliment dat de moeder de afgelopen periode zelfstandig een positieve ontwikkeling heeft ingezet. De moeder heeft onder meer gesprekken gevoerd met een psycholoog en er is een begeleidingstraject vanuit de WMO bij Fier opgestart, waaraan de moeder heeft meegewerkt. Blijkens de afsluitbrief van Fier d.d. 13 december 2022 bood de GI – ondanks herhaalde verzoeken van Fier daartoe – echter geen duidelijkheid over de mogelijkheden van een nieuwe verblijfplaats van de moeder, als gevolg waarvan het traject met de moeder is beëindigd.
De kinderrechter hecht eraan op te merken dat de omstandigheid dat de GI geen vaste jeugdbeschermer aan het gezin heeft gekoppeld, uiteraard niet aan de moeder valt te verwijten. Het voorgaande neemt echter niet weg dat de GI in de afgelopen periode nauwelijks enig zicht op [naam kind01] heeft gehad. Gelet op de feiten en omstandigheden die de aanleiding vormden voor de ondertoezichtstelling, acht de kinderrechter dit zeer zorgelijk. De kinderrechter acht het dan ook in het belang van [naam kind01] dat de GI alsnog de ontwikkeling van [naam kind01] gaat volgen en waar nodig hulpverlening voor de moeder en [naam kind01] inzet. Ook is de kinderrechter met de GI van oordeel dat het noodzakelijk is dat een eventuele (terug)verhuizing van de moeder en [naam kind01] op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij de veiligheid van [naam kind01] op korte en langere termijn gewaarborgd wordt. Hier dient een gedegen plan voor gemaakt te worden. Gelet op de positieve houding van de moeder, is de verwachting dat de moeder hieraan zal meewerken. De GI heeft ter zitting aangekondigd dat er binnen een week twee vaste jeugdbeschermers kunnen starten. De kinderrechter verwacht dan ook dat de GI het toezicht op [naam kind01] de komende maanden voortvarend kan oppakken.
Om de voortgang te bewaken, zal de kinderrechter het verzoek van de GI toewijzen voor een periode van zes maanden en het overige verzochte aanhouden. De GI wordt verzocht om de kinderrechter tegen het einde van de komende periode een briefrapportage te verstrekken waarin wordt weergegeven hoe de komende maanden verlopen zijn en wordt aangegeven of het resterende verzoek wordt gehandhaafd. Indien de moeder de positieve ontwikkeling voortzet, kan ook worden bezien of de door de moeder gewenste overdracht naar het vrijwillig kader kan worden gerealiseerd.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] tot 12 juli 2023;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 juni 2023 pro forma;
bepaalt dat de GI, de moeder en mr. S. Kuijs op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum de kinderrechter (met afschrift aan de moeder en mr. S. Kuijs) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Riege, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.