Uitspraak
Inleiding
Standpunten van partijen
Beoordeling rechtbank
Procesbelang
Conclusie en gevolgen
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 184,00 vergoedt.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam over een tijdelijke parkeervergunning. Eiser had op 10 februari 2022 een aanvraag ingediend voor een tijdelijke parkeervergunning voor sector 80, maar deze aanvraag werd op een wachtlijst geplaatst omdat het maximum aantal vergunningen was bereikt. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond bij besluit van 8 november 2022. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 23 mei 2023 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat hij ten onrechte geen hoorzitting had gehad en dat hij recht had op een parkeervergunning voor bewoners. Eiser stelde dat hij geen eigen parkeervoorziening had en dat hij schade had geleden door het handelen van verweerder. Verweerder heeft echter aangegeven dat eiser, op basis van de overgelegde splitsingsakte, wel degelijk in aanmerking komt voor een parkeervergunning voor bewoners en dat dit zo spoedig mogelijk geregeld zal worden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen procesbelang meer heeft, omdat hij inmiddels recht heeft op de parkeervergunning voor bewoners. Eiser had wel procesbelang voor de vergoeding van parkeerboetes en griffierecht, maar de rechtbank oordeelde dat de opgelegde parkeerboetes niet vergoed hoeven te worden, omdat eiser zelf verantwoordelijk was voor het niet tijdig verlengen van zijn tijdelijke vergunning. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, maar heeft wel bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184,00 dient te vergoeden.