Op 20 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar kind, [naam kind01], en de benoeming van pleegouders als voogden. De moeder, die in Brazilië verblijft, heeft haar ouderlijk gezag niet uitgeoefend en heeft ingestemd met de voogdij van de pleegouders, die sinds de geboorte van [naam kind01] voor hem zorgen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft primair verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling (GI) tot voogdes te benoemen. De pleegouders hebben een zelfstandig verzoek ingediend om het ouderlijk gezag van de moeder te beëindigen en hen te belasten met de voogdij.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [naam kind01] op zich te nemen. De pleegouders hebben de afgelopen jaren de volledige zorg voor [naam kind01] op zich genomen en zijn betrokken bij zijn ontwikkeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van [naam kind01] is om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie, zodat de pleegouders belangrijke beslissingen over hem kunnen nemen.
De rechtbank heeft het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toegewezen en de pleegouders benoemd tot voogden. Tevens is de moeder veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de pleegouders over het vermogen van [naam kind01]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.