Op 27 januari 2023 heeft de rechter-commissaris in de Rechtbank Rotterdam een vordering tot machtiging voor ontruiming afgewezen. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 18 januari 2023 en betrof de woningen aan het [adres01] te Rotterdam, waar personen en voorwerpen zouden worden verwijderd die wederrechterlijk vertoefden. De vordering was gebaseerd op het vermoeden dat de verdachten [verdachte01], [verdachte02] en [verdachte03] bewoners waren van het pand, maar tijdens de zitting bleek dat dit niet het geval was. De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat de verdachten niet op het adres woonden en dat er geen verbinding was tussen de panden [adres01] en [adres02].
De rechter-commissaris heeft ook overwogen dat de vordering betrekking had op onbekende personen, maar dat er onvoldoende zwaarwegende en spoedeisende belangen waren voor ontruiming. De aangever had nieuwbouwplannen genoemd, maar deze waren niet concreet gemaakt en er waren geen vergunningen voor de nieuwbouw. Bovendien was er geen bewijs van verhuur van de woning en was er geen huurcontract overgelegd. De rechter-commissaris heeft het belang van de bewoner, die sinds enige tijd in de woning verbleef en gebruik maakte van nutsvoorzieningen, zwaarder laten wegen dan het belang van de rechthebbende.
Uiteindelijk heeft de rechter-commissaris de vordering afgewezen, zowel voor de genoemde verdachten als voor de onbekende personen. De beslissing is genomen door mr. J.J.J. Schols, rechter-commissaris, en het Openbaar Ministerie heeft de mogelijkheid om binnen 14 dagen hoger beroep in te stellen.