ECLI:NL:RBROT:2023:6149

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
C/10/656217 / KG ZA 23-315
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot inzage in bescheiden na bewijsbeslag in het kader van een factoringrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen ECP Factoring B.V. en Simbolo c.s. De eiser, ECP, vorderde inzage in bescheiden die door Simbolo c.s. in beslag waren genomen, op grond van artikel 843a Rv. ECP had een factoringrelatie met Simbolo c.s. die in januari 2020 was beëindigd, maar de financiële afwikkeling was nog niet afgerond. ECP stelde dat Simbolo c.s. informatie achterhield over betalingen die zij van debiteuren hadden ontvangen op aan ECP gecedeerde vorderingen. ECP had eerder bewijsbeslag gelegd en vorderde nu inzage in de bescheiden die in gerechtelijke bewaring waren gegeven aan DigiJuris B.V. De voorzieningenrechter oordeelde dat ECP rechtmatig belang had bij de gevraagde inzage en dat de bescheiden voldoende bepaald waren omschreven. De vorderingen van ECP werden toegewezen, inclusief de oplegging van dwangsommen aan Simbolo c.s. voor het geval zij niet aan de veroordelingen voldeden. De proceskosten werden eveneens aan Simbolo c.s. opgelegd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/656217 / KG ZA 23-315
Vonnis in kort geding van 12 juli 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ECP FACTORING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaten mrs. M. Keuss en M.P.J. Kik te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRABO ENTERPRISES B.V.,
voorheen genaamd: Istmar Oil & Energy B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SIMBOLO INVESTMENTS B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEGERO LAUNCH & OFFSHORE SERVICES B.V.,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEGERO TRANSPORT SERVICES B.V.,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEGERO INTERNATIONAL (HOLLAND) B.V.,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEGERO INTERNATIONAL GROUP B.V.,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
I.S.T. MARINE SERVICE GROUP B.V.,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
S.V.E. (SERVICE VALVE EUROPE) B.V.,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
I.S.T. MARINE SUPPLIES B.V.,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SIMBOLO SHIPPING B.V.,
voorheen genaamd: Legero Air & Sea Freight B.V.,
11. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROYAL MARINE SPARES & REPAIRS B.V.,
alle kantoorhoudende te Vlaardingen,
gedaagden,
advocaat mr. G. van der Spek te Rotterdam.
Partijen worden hierna ECP en Simbolo c.s. genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 april 2023
  • producties 1 tot en met 52 van ECP
  • de conclusie van antwoord
  • producties 1 tot en met 19 van Simbolo c.s.
  • de mondelinge behandeling gehouden op 26 juni 2023
  • de pleitnota van ECP
  • de pleitnota van Simbolo c.s.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tot begin 2020 hield ECP zich bezig met factoring - een vorm van debiteurenfinanciering -, waarbij zij voor de financiering van haar operationele activiteiten afhankelijk was van een externe financier, NIBC Bank N.V. ECP is haar factoringactiviteiten gestopt en thans richt zij zich op de afwikkeling van haar factoringvorderingen- en klantenportefeuille. Een van de (indirect) bestuurders van ECP is mevrouw [naam01] RC.
2.2.
Simbolo c.s. zijn, via verschillende entiteiten, actief in de offshore-industrie, onder andere op het gebied van internationale logistieke dienstverlening en leveranties van scheepsbenodigdheden.
2.3.
Tussen ECP en Simbolo c.s. heeft sinds april 2018 een factoringrelatie bestaan. Simbolo c.s. hebben tegen een aan ECP te betalen factorloon hun facturatie aan ECP overgedragen [1] , waarna Simbolo c.s. van ECP direct op de overgedragen facturen betaald zou krijgen. Partijen hebben daartoe in april/mei 2018 een ‘Overeenkomst Debiteurenbeheer en Factoring’ met een Allonge gesloten (hierna: de Overeenkomst). Op de Overeenkomst zijn de ‘Algemene Voorwaarden Debiteurenbeheer en Factoring’ van ECP van toepassing (hierna: de AV).
2.4.
De factoringrelatie tussen partijen is feitelijk op of omstreeks 22 januari 2020 beëindigd. De factoringrelatie dient tussen partijen nog financieel te worden afgewikkeld.
2.5.
Hierna volgt een opsomming van (de uitkomst van) de tussen partijen eerder gevoerde procedures:
2.5.1.
ECP heeft op 23 november 2020 tegen Simbolo c.s. bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank een kortgedingprocedure aanhangig gemaakt die heeft geleid tot het op 7 december 2020 gewezen vonnis. Daarin zijn Simbolo c.s., kort gezegd, veroordeeld om op straffe van verbeurte van dwangsommen een overzicht te verstrekken van (voor zover mogelijk) alle betalingen die zij in de periode vanaf 1 januari 2020 rechtstreeks van debiteuren hebben ontvangen op aan ECP gecedeerde vorderingen, vergezeld van bankafschriften waaruit de betreffende betalingen blijken (hierna: het Exhibitievonnis). Het Exhibitievonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.5.2.
In de visie van ECP hebben Simbolo c.s. met het ingevolge het vonnis van 7 december 2020 verstrekken van het - door ECP zo aangeduide - ING Transactieoverzicht en het ABN Transactieoverzicht niet (tijdig) aan het Exhibitievonnis voldaan. Simbolo c.s. hebben daarmee, volgens ECP, dwangsommen van € 50.000,00 verbeurd. Bij exploot van 20 januari 2021 heeft ECP aan Simbolo c.s. bevel tot betaling gedaan.
2.5.3.
Simbolo c.s. zijn daarop een executie kortgeding gestart. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft op 3 maart 2021 vonnis gewezen (hierna: het Executievonnis). Daarin is de vordering van Simbolo c.s. in conventie toegewezen in de zin dat de ingezette executie van het Exhibitievonnis werd geschorst, totdat in een door Simbolo c.s. binnen 30 dagen na het Executievonnis te starten bodemprocedure een onherroepelijk vonnis is gewezen of die procedure op andere wijze is geëindigd. In reconventie zijn Simbolo c.s. veroordeeld om een overzicht te verstrekken van (voor zover mogelijk) alle betalingen die zij in de periode vanaf 1 april 2018 rechtstreeks van debiteuren hebben ontvangen op aan ECP gecedeerde vorderingen, vergezeld van bankafschriften waaruit de betreffende betalingen blijken. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.5.4.
Het Executievonnis is bij arrest van 17 mei 2022 bekrachtigd.
2.5.5.
In een door Simbolo c.s. op 1 april 2021 gestarte bodemprocedure is, nadat op 1 februari 2022 in die procedure een comparitie van partijen is gehouden, op 23 maart 2022 eindvonnis gewezen (hierna: het Eindvonnis). In dat uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis is ECP ertoe veroordeeld om de executie van het Exhibitievonnis, voor zover dat betrekking heeft op het innen van dwangsommen, te staken en gestaakt te houden.
2.5.6.
ECP heeft op 15 juni 2022 tegen het Eindvonnis hoger beroep ingesteld dat nog loopt. ECP heeft op 27 december 2022 de memorie van grieven ingediend. De memorie van antwoord werd op 4 april 2023 door Simbolo c.s. ingediend.
2.5.7.
Op 31 januari 2023 heeft ECP een verzoekschrift tot het verkrijgen van verlof tot het leggen van bewijsbeslag ingediend bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Bij beschikking van 7 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter het verlof verleend onder de voorwaarde dat de eis in de hoofdzaak binnen dertig dagen na beslaglegging moet worden ingesteld (hierna: het Bewijsbeslag). Op 21 maart 2023 heeft ECP het Bewijsbeslag laten leggen. De in beslag genomen digitale bescheiden zijn in gerechtelijke bewaring gegeven aan DigiJuris B.V. Met het aanhangig maken van dit kort geding heeft ECP de eis in de hoofdzaak tijdig ingesteld.
2.6.
Simbolo c.s. hebben een brief met de volgende inhoud aan verschillende van hun klanten gestuurd:

3.Het geschil

3.1.
ECP vordert om bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de gerechtelijk bewaarder (DigiJuris) te machtigen een selectie te maken van de zich in gerechtelijke bewaring bevindende bescheiden, waarbij DigiJuris uit de zich in gerechtelijke bewaring bevindende bescheiden dus steeds die bescheiden selecteert die vallen binnen de reikwijdte van de bescheiden als gedefinieerd in randnummer 3.5 van de dagvaarding, een en ander op basis van de zoektermen zoals door ECP genoemd in producties 37 en 38;
Simbolo c.s. te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de gerechtelijk bewaarder DigiJuris schriftelijk en ondubbelzinnig opdracht te geven om de in beslag genomen bescheiden zo spoedig mogelijk aan ECP te verstrekken, voor zover deze onder de door DigiJuris gemaakte selectie vallen;
te bepalen dat voor iedere overtreding door Simbolo c.s. van de veroordeling onder sub 2 een dwangsom aan ECP wordt verbeurd van € 10.000,00 ineens, vermeerderd met € 1.000,00 per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat een overtreding voortduurt, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom;
te bepalen dat, indien Simbolo c.s. weigeren om te voldoen aan de veroordeling als bedoeld onder sub 2, het door de voorzieningenrechter in dezen te wijzen vonnis in plaats van voornoemde opdracht zal treden;
Simbolo c.s. te veroordelen in de proceskosten, inclusief de beslagkosten op de voet van artikel 706 Rv (tot op heden voorlopig begroot op € 2.375,03), onder bepaling dat, indien de proceskosten niet binnen zeven dagen na de dag waarop het vonnis is betekend aan ECP zijn voldaan, daarover vanaf de achtste dag wettelijke rente verschuldigd is.
3.2.
Simbolo c.s. voeren verweer. Zij concluderen tot afwijzing van de vorderingen, kosten rechtens.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding en spoedeisend belang

4.1.
Tussen ECP en Simbolo c.s. heeft een factoringrelatie bestaan die nog financieel moet worden afgewikkeld. Daarvoor is onder meer vereist dat duidelijkheid wordt verkregen over de vraag of, en zo ja, in welke omvang, Simbolo c.s. zelf bedragen van debiteuren hebben ontvangen op gefactorde en dus aan ECP toebehorende vorderingen.
4.2.
ECP stelt dat zij op basis van de door Simbolo c.s. tot nu toe aangeleverde informatie (de ING en ABN Transactieoverzichten) de daarop zichtbare betalingen overwegend niet kan matchen met gefactorde vorderingen die staan vermeld op haar openstaande postenlijst en/of op het - zo aangeduide - ‘Platform’, waarvan de data ten behoeve van ECP op alternatieve en doorzoekbare wijze bewaard zijn gebleven. Dat komt volgens ECP onder andere doordat sprake is van lumpsum betalingen, voor ECP onherkenbare betalingsomschrijvingen en/of (verzamel) betalingen verricht door derden niet zijnde de debiteur. Bijna steeds is nadere input van de betaler vereist over de vraag op welke specifieke factuur of facturen de betaling betrekking heeft. Simbolo c.s. sturen er actief en passief op aan dat ECP niet de beschikking krijgt over de informatie die nodig is om een dergelijke match te maken, terwijl zij (via hun klanten) wel over die informatie beschikken. Simbolo c.s. houden deze informatie dus achter en daarmee en met de wijze waarop schieten Simbolo c.s. toerekenbaar tekort jegens ECP dan wel handelen zij onrechtmatig jegens ECP. In dat licht heeft ECP het Bewijsbeslag gelegd en vraagt zij thans afschrift en inzage in de onder Simbolo c.s. in beslag genomen stukken op grond van artikel 843a Rv.
Dat ECP spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft, is, anders dan Simbolo c.s. menen, in de hiervoor door haar gestelde omstandigheden, gelet op de aard van die vorderingen en met het oog op het al lang lopende financiële afhandelingstraject van de Overeenkomst, voldoende aannemelijk.
4.3.
Alvorens tot een inhoudelijke beoordeling over te gaan overweegt de voorzieningenrechter dat hem duidelijk is dat in de rechtsverhouding tussen partijen niet alleen verwijten van ECP gericht tot Simbolo c.s. bestaan die hebben geleid tot de vorderingen in dit kort geding, maar dat ook sprake is van serieuze klachten van Simbolo c.s. over het handelen van ECP. Kort gezegd, stellen Simbolo c.s. dat ECP structureel en op alle fronten is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen onder de Overeenkomst, wat vergaande consequenties voor Simbolo c.s. heeft gehad en op welke grond Simbolo c.s. de nakoming van haar verplichtingen onder de Overeenkomst heeft opgeschort. Simbolo c.s. hebben een en ander uitgebreid toegelicht in de conclusie van antwoord en ter zitting. Die klachten sec liggen evenwel in dit kort geding niet ter beoordeling voor. Het gaat hier immers om de beoordeling van de vorderingen van ECP gestoeld op artikel 843a Rv en het juridisch relevante verweer daartegen. In beginsel komt hierna dan ook niet aan de orde hetgeen partijen verder verdeeld houdt en de rol van derden daarbij (zoals die van de inmiddels gefailleerde ECP Nederland B.V.).
Artikel 843a Rv
4.4.
Artikel 843a Rv biedt een partij de mogelijkheid om kennis te nemen van bescheiden waarover zij niet, maar een ander wel beschikt. Een op basis van dit artikel ingestelde vordering is, met uitzondering van de gevallen genoemd in het derde en vierde lid van dit artikel, toewijsbaar als het gaat om concreet door de eiser geduide bescheiden die betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin hij (of zijn rechtsvoorganger) partij is, en de eiser een rechtmatig belang heeft bij inzage in, of afschrift dan wel uittreksel van, die bescheiden. Het vierde lid bepaalt dat degene die over de bescheiden beschikt of ze onder zijn berusting heeft geen inzage daarin, of afschrift dan wel uittreksel daarvan, hoeft te geven als daar gewichtige redenen voor zijn.
4.5.
ECP vordert inzage in en afgifte van de volgende beslagen bescheiden:
 alle vormen van correspondentie (e-mails en e-mail strings (inclusief bijlagen), brieven, SMS, Whatsapp, etc.);
 de administratie van Simbolo c.s., waaronder in ieder geval een uitdraai van de grootboekrekening debiteuren en de debiteurenkaarten,
steeds indien en voor zover deze informatie betrekking heeft op of verband houdt met:
 de door Simbolo c.s. aan debiteuren verstuurde brieven, gelijk aan of gelijkend op de in 2.5 geciteerde brief (productie 31 bij dagvaarding); ofwel
 één of meer van de aan ECP gecedeerde vorderingen, zoals gespecificeerd in het als productie 37 bij dagvaarding overgelegde overzicht.
De daarbij door DigiJuris te hanteren zoektermen dienen, aldus ECP in productie 38 bij dagvaarding, de volgende te zijn:
“FRAUDULENT – EMAILS”
“fraudsters contacting our customers”
“imitating the names of financiers/factoring companies”
“fraud emails accounts” / “fraud email accounts”
“Do not give out any information (also not by phone)”
“payments for the outstanding balance can only be legally settled to”.
Rechtmatig belang en lid 4
4.6.
Gegeven is dat na de feitelijke beëindiging van de factorrelatie tussen partijen (‘de rechtsbetrekking’) sprake was van een aanzienlijke voorraad van aan ECP gecedeerde vorderingen die volgens ECP nog geïncasseerd moesten worden. Duidelijk geworden is inmiddels dat Simbolo c.s. in de periode voorafgaand, rond en vanaf de breuk tussen partijen om hen moverende (financiële) redenen zelfstandig factoring debiteuren zijn gaan benaderen. Dat heeft ertoe geleid dat die debiteuren, in afwijking van de Overeenkomst, in plaats van aan de verantwoordelijke factoring crediteur ECP op veel van de gecedeerde vorderingen rechtstreeks aan Simbolo c.s. hebben betaald (welke ontvangen geldsommen Simbolo c.s. vervolgens niet hebben doorbetaald aan ECP).
4.7.
Simbolo c.s. beschikken over de relevante kennis van de wijze waarop de branche van de offshore-industrie werkt en van de daarbij betrokken spelers. De factoring debiteuren en de partijen die ten behoeve van hen betalingen plegen te verrichten zijn veelal bekende vaste relaties van Simbolo c.s. ECP staat op dat punt op een grote informatieachterstand. In de gegeven omstandigheden kunnen Simbolo c.s. er niet mee volstaan zich nu op het standpunt te stellen dat het volledig de verantwoordelijkheid van ECP is om de factoring debiteuren zelf te benaderen om zo de informatie te vergaren die noodzakelijk is om – uiteindelijk – tot afwikkeling van de financiële relatie tussen ECP en Simbolo c.s. te komen. ECP heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat dat in praktische zin onmogelijk is. De pogingen die ECP in het kader van informatiegaring ondernam liepen voor een relevant deel juist spaak omdat Simbolo c.s., vóór ECP daartoe kon overgaan, reeds de communicatie met de haar goed bekende en de ECP minder goed bekende klanten over het einde van de Overeenkomst en de inning van de gecedeerde vorderingen was aangegaan. Uit hetgeen ter zitting over en weer is gesteld en is gebleken, kan de voorzieningenrechter niet anders afleiden dan dat Simbolo c.s. het bewust daarheen hebben trachten te leiden dat ECP de relevante informatie niet meer zelfstandig zou kunnen verwerven. Dat Simbolo c.s. (of enkele van hen zoals zij ter zitting hebben aangevoerd) hun klanten benaderden met brieven van de inhoud zoals hiervoor onder 2.5 geciteerd heeft tot voorzienbaar gevolg gehad dat ECP sterk werd beperkt in haar mogelijkheden om nog relevante informatie van de factoring debiteuren te verkrijgen. De stelling van Simbolo c.s. dat zij met dergelijke brieven, verstuurd in de zomer van 2022, haar klanten slechts een algemene waarschuwing over andere dossiers dan de factoringdossiers van ECP wensten te sturen is in de gegeven omstandigheden ongeloofwaardig. Veeleer is aannemelijk dat Simbolo c.s. daarmee hebben beoogd/gepoogd de factoring debiteuren ertoe aan te zetten het proces van informatievergaring van ECP met het oog op de in de zomer van 2022 nog niet afgeronde financiële afwikkeling van de Overeenkomst te frustreren.
Daarnaast is aannemelijk dat met enkel de inzage in de tot nu toe door Simbolo c.s. verstrekte stukken (de ING en ABN Transactieoverzichten) de positie van ECP jegens Simbolo c.s. om te komen tot een afwikkeling van de Overeenkomst onvoldoende gewaarborgd is. De informatie die Simbolo c.s. ingevolge eerdere kort gedingvonnissen aan ECP hebben verstrekt is immers onvoldoende gebleken om een koppeling tussen betalingen, gecedeerde vorderingen en debiteuren te maken en dus om tot een afwikkeling te komen. Gesteld noch gebleken is voorts dat er sprake is van rechtens te respecteren gewichtige redenen (als bedoeld in lid 4 van artikel 843a Rv) om de door ECP benodigde informatie niet te verstrekken.
4.8.
ECP heeft de situatie waarin zij onvoldoende in staat was om betalingen te koppelen aan de aan haar gecedeerde vorderingen door dit alles niet kunnen verlaten. Daarin is het voldoende rechtmatig belang van ECP gelegen bij de inzage in en afgifte van de hiervoor onder 4.5 omschreven stukken in het vervolg op het Bewijsbeslag. Het verwijt van Simbolo c.s. gericht tot ECP dat zij haar huiswerk niet maakt en dat onterecht wil overlaten aan Simbolo c.s., is, daar waar Simbolo c.s. op het eerste gezicht in deze juist de trainerende partij is, misplaatst.
Voldoende bepaalde bescheiden
4.9.
De gevraagde bescheiden moeten voldoende bepaald worden omschreven, zodat het geen 'fishing expedition' wordt. Van belang is dat de stukken voldoende concreet worden omschreven zodat de wederpartij weet (of kan weten) welke stukken worden gevraagd. Dat kan door de aard (overeenkomst, brieven of e-mails), tijdsperiode en/of het onderwerp van de bescheiden aan te duiden, al dan niet in combinatie met de (rechts-) personen die daarin worden genoemd. Het onderwerp moet voldoende nauwkeurig worden afgebakend. Als de stukken zelf onbekend aan eiser zijn, kan niet worden vereist dat hij specifiek aangeeft van welke datum deze zijn en wat de concrete inhoud is (HR 26 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9244).
4.10.
De bescheiden waarvan ECP wil kennisnemen zijn omschreven in randnummer 35 van de dagvaarding en zijn gekoppeld aan 1) brieven van gelijke of vergelijkbare inhoud als hiervoor onder 2.5 geciteerd en 2) factuurnummers. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de bescheiden daarmee voldoende bepaald omschreven. ECP heeft zich bij de vordering tot inzage bovendien beperkt tot de bescheiden waarin bepaalde zoektermen voorkomen (zie hiervoor onder 4.5 en producties 37 en 38 bij de dagvaarding). De voorzieningenrechter zal hier nog een tijdsperiode aan koppelen in die zin dat het gaat om stukken die vanaf 1 april 2018 dateren. Dat ECP deze stukken nog nodig heeft en deze niet nog nauwkeuriger bepaald kan omschrijven, is juist te wijten aan jegens haar onzorgvuldig handelen en nalaten van Simbolo c.s.
Rol gerechtelijk bewaarder
4.11.
Simbolo c.s. hebben geen expliciet en geconcretiseerd bezwaar gemaakt tegen toewijzing van de vordering onder 3.1 sub 1 voor zover die ertoe strekt dat de selectie en afgifte van de bescheiden dient te geschieden onder begeleiding van DigiJuris. Simbolo c.s. hebben ter zitting terloops nog wel de hoge kosten genoemd die met de bemoeienis van DigiJuris zijn gemoeid, maar aan die opmerking hebben zij verder geen juridische consequentie verbonden. De voorzieningenrechter gaat hieraan dan ook voorbij. Bovendien heeft ECP ter zitting verklaard dat het geenszins de bedoeling is om bedoelde kosten ten laste van (alleen) Simbolo c.s. te laten komen.
Conclusie
4.12.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen onder 3.1 sub 1 en 2 worden toegewezen. Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Aan het voorgaande doet niet af dat Simbolo c.s., zoals zij in de pleitnota onder randnummer 4.1 stellen, op grond van de AV enkel de verplichting hebben tot het verschaffen van inzicht en het verstrekken van afschrift gedurende de looptijd van de Overeenkomst. Immers, het is juist die Overeenkomst die financieel nog moet worden afgewikkeld, hetgeen Simbolo c.s. kennelijk niet mogelijk wensen te maken. Bovendien heeft het bepaalde in artikel 843a Rv onverminderd gelding.
4.13.
De vordering tot het opleggen van een dwangsom (3.1 sub 3) verbonden aan de vordering onder 3.1 sub 2 wordt eveneens toegewezen. Indien Simbolo c.s. de hierna uit te spreken veroordeling onder 5.2 nakomen en hun medewerking verlenen, verbeuren zij geen dwangsommen. Met het oog op de proportionaliteit worden de dwangsommen gemaximeerd.
4.14.
Omdat de gevorderde dwangsommen worden toegewezen ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om daarnaast ook de onder 3.1 sub 4 gevorderde reële executiemogelijkheid toe te wijzen.
Proceskosten
4.15.
Simbolo c.s. wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Hiertoe behoren ook de kosten van het Bewijsbeslag. De gevorderde wettelijke rente wordt eveneens toegewezen als gevorderd. De kosten aan de zijde van ECP worden begroot op:
- betekening oproeping € 136,54
- griffierecht 676,00
- overige kosten 2.375,03
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 4.266,57

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
machtigt de gerechtelijk bewaarder (DigiJuris) een selectie te maken van de zich in gerechtelijke bewaring bevindende bescheiden, waarbij DigiJuris uit de zich in gerechtelijke bewaring bevindende bescheiden dus steeds die bescheiden selecteert die vallen binnen de reikwijdte van de bescheiden als gedefinieerd in r.o. 4.5 van dit vonnis, een en ander op basis van de zoektermen zoals door ECP genoemd in producties 37 en 38 bij dagvaarding en daterend vanaf 1 april 2018,
5.2.
veroordeelt Simbolo c.s. om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de gerechtelijk bewaarder DigiJuris schriftelijk en ondubbelzinnig opdracht te geven om de in bewijsbeslag genomen bescheiden zo spoedig mogelijk aan ECP te verstrekken, voor zover deze onder de door DigiJuris gemaakte selectie vallen,
5.3.
veroordeelt Simbolo c.s. om aan ECP een dwangsom te betalen van € 10.000,00 ineens, vermeerderd met € 1.000,00 per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat zij niet aan de in 5.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 500.000,00 is bereikt,
5.4.
veroordeelt Simbolo c.s. in de proceskosten, aan de zijde van ECP tot op heden begroot op € 4.266,57, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de achtste dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2023.1734/1729

Voetnoten

1.De op 25 maart 2020 gefailleerde vennootschap ECP Nederland B.V. was belast met het debiteurenbeheer van Simbolo c.s. Zij stond daartoe in contractuele verhouding tot ECP. ECP Nederland B.V. maakte deel uit van de groep ‘European Credit Partners’. De vennootschappen behorende tot die groep zijn inmiddels allemaal gefailleerd. ECP is een van die groep losstaande entiteit.