ECLI:NL:RBROT:2023:6135

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
10429959 VZ VERZ 23-66 eindbeschikking
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van executeur en afwikkelingsbewindvoerder in nalatenschap met betrekking tot verkoop van woning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van [verzoekster01] tot ontslag van [verweerder01] q.q. als executeur en afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap van [naam05]. De overledene had in haar testament een afwikkelingsbewind ingesteld en [verweerder01] benoemd tot executeur/afwikkelingsbewindvoerder. [verzoekster01] stelde dat [verweerder01] onbevoegd en onzorgvuldig had gehandeld bij de verkoop van de woning aan derden, zonder toestemming van de erfgenamen. De kantonrechter oordeelde dat [verweerder01] zorgvuldig had gehandeld en dat hij niet verplicht was om toestemming van de erfgenamen te vragen voor de verkoop. De rechter concludeerde dat er geen gewichtige redenen waren voor ontslag van [verweerder01] en wees het verzoek van [verzoekster01] af. Tevens werd [verzoekster01] veroordeeld in de proceskosten van [verweerder01].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team kanton
Locatie Dordrecht
zaaknummer: 10429959 VZ VERZ 23-66
uitspraak: 14 juni 2023
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van:
[verzoekster01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. S.J. Kerbusch,
tegen
[verweerder01], in zijn hoedanigheid van executeur en afwikkelingsbewindvoerder in de nalatenschap van [naam01] ,
kantooradres: [plaats01] ,
verweerder,
die zelf procedeert.
Belanghebbenden:
1. [naam02] ,woonplaats [woonplaats02] ;
2. [naam03] ,woonplaats [woonplaats03] .
Verzoekster en verweerder worden hierna [verzoekster01] en [verweerder01] q.q. genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van [verzoekster01] ;
  • het verweerschrift van [verweerder01] q.q.;
  • de schriftelijke reacties van [verzoekster01] van 9 april en 10 mei 2023;
  • de brieven van 11 en 12 mei 2023 van mr. Kerbusch;
  • de schriftelijke verklaring van [verzoekster01] van 15 mei 2023;
  • de spreekaantekeningen van mr. Kerbusch;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling;
  • het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ter zitting van 16 mei 2023 op het verzoek om een voorlopige voorziening;
  • de overgelegde producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 mei 2023. Daarbij waren aanwezig [verzoekster01] , bijgestaan door mr. Kerbusch, en [verweerder01] . Ook aanwezig was [naam04] namens [verzoekster01] .
2. De feiten
2.1.
Op [datum01] is te [plaats02] overleden [naam05] , geboren op [geboortedatum01] te [geboorteplaats01] (hierna: overledene).
2.2.
Overledene heeft bij testament van 4 december 2015 over haar nalatenschap beschikt en haar drie kinderen ( [verzoekster01] en de belanghebbenden) tot haar erfgenamen benoemd. Daarnaast heeft zij aan ieder van haar kleinkinderen een geldlegaat vermaakt en een afwikkelingsbewindvoerder/executeur benoemd. In het testament is met betrekking tot het afwikkelingsbewind het volgende opgenomen:
“Ik stel een (afwikkelings)bewind in over de erfdelen van mijn erfgenamen en benoem [naam06] (…) werkzaam bij [bedrijf01] (…) tot bewindvoerder. Dit bewind wordt ingesteld in het belang van alle betrokkenen om te komen tot een goede afwikkeling van mijn nalatenschap. De bewindvoerder komen alle bevoegdheden toe, en uitsluitend die bevoegdheden, die nodig zijn om de bovenstaande afwikkeling tot stand te brengen, zonder medewerking of toestemming van de erfgenamen. De bewindvoerder is niet verplicht de benoeming in te schrijven in de betreffende registers. Rekening en verantwoording wordt bij het einde van het bewind afgelegd bij en door middel van een notariële akte van verdeling van de nalatenschap, waarin de afwikkeling, binnen de hierboven beschreven ruimte wordt vastgelegd. Periodiek hoeft er geen rekening en verantwoording te worden afgelegd overigens met inachtneming van het hierna bepaalde. Het bewind vervalt bij het totstandkomen van de afwikkeling van mijn nalatenschap. Ik benoem voornoemde bewindvoerder tevens tot executeur, voor welke benoeming de volgende bepalingen gelden (…)”
Met betrekking tot de executeursbenoeming is het volgende opgenomen:
“De executeur heeft tot taak de goederen van de nalatenschap te beheren en de schulden van de nalatenschap te voldoen die tijdens zijn beheer uit die goederen moeten worden voldaan, zoals het afgeven van legaten, het nakomen en uitvoeren van overeenkomsten en de voldoening van de kosten van mijn begrafenis of crematie, van eventuele taxatie- en boedelkosten en van de successierechten die ten laste komen van erfgenamen of legatarissen. In verband met de betaling van de schulden is de executeur bevoegd de door hem beheerde goederen van mijn nalatenschap te gelde te maken.
De executeur behoeft over de keuze en de te gelde making niet in overleg te treden met de erfgenamen en hun toestemming daarvoor is niet vereist (…)”
2.3.
Bij beschikking van 22 januari 2021 is [naam06] ontslagen als executeur en is notaris mr. [naam07] benoemd tot opvolgend executeur. Deze beschikking is op 22 december 2021 door het gerechtshof Den Haag ten dele vernietigd, waarbij is geoordeeld dat [naam06] niet kon worden ontslagen omdat hij de functie van executeur niet heeft aanvaard. De beschikking, voor zover mr. [naam07] is benoemd tot executeur, is bekrachtigd.
2.4.
Bij beschikking van 1 maart 2022 is mr. [naam07] op eigen verzoek ontslagen en is [verweerder01] benoemd tot afwikkelingsbewindvoerder/executeur, met de bepaling dat hij als afwikkelingsbewindvoerder (ook) de bevoegdheden heeft die overledene in haar testament heeft beschreven.
2.5.
Tot de nalatenschap van overledene behoort onder meer de woning aan de [adres01] [plaats02] (hierna: de woning).
2.6.
Bij e-mailbericht van 18 mei 2022 heeft [verweerder01] q.q. de erfgenamen onder meer als volgt bericht:
“Indien en voor zover u de woning toebedeeld wenst te krijgen, doet u er goed aan om reeds nu onderzoek te doen naar uw rechtspositie in deze (…) en de mogelijkheden tot financiering van een eventueel ‘uitkoopbedrag’. U dient er namelijk rekening mee te houden dat t.z.t. door mij termijnen gesteld zullen worden die ik strikt zal handhaven (…)”
2.7.
Op 24 juni 2022 heeft [verweerder01] q.q. de erfgenamen het volgende bericht:
“De taxateur beveelt in het taxatierapport aan om nader onderzoek te doen naar de fundering. De uitslag van dat onderzoek kan van invloed zijn op de getaxeerde waarde (…)
Verder merk ik op dat inmiddels alle drie de erfgenamen aangegeven hebben belangstelling te hebben voor de toedeling van de woning. De werkwijze zal dan – in hoofdlijnen – als volgt zijn. Nadat het funderingsonderzoek is verricht en de resultaten bekend zijn, zal ik u in de gelegenheid stellen een bod bij mij uit te brengen. In dat kader zal ik u een termijn van twee weken stellen met een uiterste datum waarbinnen het bod binnen dient te zijn. Ik zal de woning vervolgens toedelen aan de hoogste bieder. U dient dus zelf aan de hand van het taxatierapport en het funderingsonderzoek te bepalen welk bod u wilt doen. (…)
Verder geldt dat ik – nadat het funderingsonderzoek is verricht – een minimaal bedrag zal noemen dat geboden zal moeten worden. Een bieding daaronder zal niet door mij worden geaccepteerd.(…)”
2.8.
Na het funderingsonderzoek heeft de taxateur de waarde van de woning gesteld op € 550.000,- (vrij van huur en gebruiksrechten). Op 12 oktober 2022 heeft [verweerder01] q.q. de erfgenamen over de afwikkeling van de nalatenschap bericht en de termijn voor indiening van een concreet en onvoorwaardelijk bod van minimaal € 550.000,-, gesteld op uiterlijk 9 november 2022.
Geen van de erfgenamen heeft een bod op de woning uitgebracht. [verweerder01] q.q. heeft de erfgenamen vervolgens geïnformeerd dat de woning in de openbare verkoop gezet zal worden.
2.9.
Bij brief van 23 december 2022 heeft [verzoekster01] [verweerder01] q.q. bericht dat zij de wens heeft de woning toebedeeld te krijgen tegen een realistische marktwaarde. Daarnaast deelt zij [verweerder01] q.q. mee dat zij van mening is dat hij niet gerechtigd is in haar eigendomsrechten als deelgenoot van de nalatenschap te treden.
2.10.
Op 26 januari 2023 heeft [verweerder01] q.q. [verzoekster01] bericht dat de woning in de verkoop staat. Ook heeft hij haar te kennen gegeven niet met haar in discussie te treden over de vraag of hij bevoegd is de woning te verkopen.
2.11.
[verzoekster01] heeft hierop bij brief van 2 februari 2023 gereageerd:
“Voorzover op de vrije markt een koper wordt gevonden aan wie alle informatie is verstrekt waartoe de erfgenamen, executeur/afwikkelingsbewindvoerder en makelaar gehouden zijn, en deze als hoogste bieder bereid is de koopsom te betalen boven de € 550.000, plus kosten koper, kan ik alsnog toestemming verlenen voor verkoop aan deze derde.(…)”
2.12.
Op 22 februari 2023 heeft [verweerder01] q.q. [verzoekster01] geïnformeerd over het bod dat op de woning is uitgebracht. De koopovereenkomst is op 1 maart 2023 door de kopers getekend en op 14 maart 2023 ingeschreven in de openbare registers.
2.13.
Met de huurders van de woning heeft [verweerder01] q.q. een beëindigingsovereenkomst gesloten.
2.14.
[verzoekster01] heeft op 9 maart 2023 [verweerder01] q.q. laten weten niet akkoord te gaan met verkoop van de woning aan derden en heeft aangedrongen op toedeling van de woning aan haar.
2.15.
Op 20 maart 2023 heeft [verzoekster01] een sleutelverklaring ondertekend, waarin zij onder meer heeft verklaard dat zij de sleutel op 29 maart 2023 weer aan [verweerder01] q.q. zal afgeven (op verbeurte van een contractuele boete).
2.16.
Bij dagvaarding van 30 maart 2023 heeft [verzoekster01] in een kort gedingprocedure bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, onder meer gevorderd dat [verweerder01] q.q. wordt verboden de woning te leveren aan de kopers. Bij vonnis van 11 april 2023 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van [verzoekster01] afgewezen.
2.17.
De woning is op 28 april 2023 geleverd aan de kopers.
2.18.
Bij mondelinge uitspraak ter zitting van 16 mei 2023 is het verzoek van [verzoekster01] tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen:
“De kantonrechter is, gelet op de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, van oordeel dat [verzoekster01] geen spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. De woning is inmiddels geleverd aan de kopers. Evenmin is gebleken dat er op dit moment spoedeisende zaken spelen. Naar het oordeel van de kantonrechter is er geen sprake van een situatie waarin de beslissing in de hoofdzaak niet kan worden afgewacht. (…)”

3..Het geschil

3.1.
[verzoekster01] verzoekt – verkort weergegeven – in de hoofdzaak:
Primair
[verweerder01] q.q. te ontslaan uit zijn functie van executeur/afwikkelingsbewindvoerder;
Subsidiair
de regels omtrent het voeren van het bewind te wijzigen in die zin dat [verweerder01] q.q. als afwikkelingsbewindvoerder en/of boek 4 bewindvoerder de machtiging van de kantonrechter nodig heeft wanneer hij beschikkingshandelingen wil verrichten;
Primair en subsidiair
[verweerder01] q.q. te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Met een beroep op artikel 4:150 BW neemt [verzoekster01] allereerst het standpunt in dat de executele bij het aantreden van [verweerder01] q.q. was beëindigd. Wanneer [verweerder01] q.q. nog wel handelt in hoedanigheid van executeur stelt [verzoekster01] primair dat sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in de artikelen 4:149 en 4:164 BW. Zij is van mening dat [verweerder01] q.q. 1) onbevoegd heeft gehandeld, 2) onzorgvuldig heeft gehandeld en 3) misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden als executeur/afwikkelingsbewindvoerder in het traject dat heeft geleid tot de verkoop en levering van de woning aan derden. Subsidiair verzoekt zij op grond van artikel 4:171 lid 2 BW de regels met betrekking tot het voeren van het bewind te wijzigen.
3.3.
[verzoekster01] is van mening dat sprake is van een bewind in het gemeenschappelijk belang van alle betrokkenen. Zij stelt dat het op basis van het testament niet overduidelijk is dat overledene de bevoegdheden van de afwikkelingsbewindvoerder zó heeft willen oprekken dat [verweerder01] q.q. volledig zelfstandig bevoegd is om de woning te verkopen en te leveren aan derden, zonder overleg of zelfs tegen de wensen van erfgenamen in. Dat het niet de bedoeling van overledene is geweest een sterke, zelfstandig bevoegde bewindvoerder te willen creëren, blijkt volgens [verzoekster01] uit het verslag van het gesprek van 25 augustus 2015, waarin overledene haar wensen met financieel adviseurs van [bedrijf01] heeft besproken.
Daarnaast stelt [verzoekster01] dat [verweerder01] q.q. niet zorgvuldig heeft gehandeld door de woning voor een bedrag gelijk of zelfs lager dan de marktwaarde aan derden te verkopen, terwijl hij wist, althans behoorde te weten, dat [verzoekster01] de woning voor de taxatiewaarde toebedeeld wilde krijgen. Wanneer wordt aangenomen dat [verweerder01] q.q. bevoegd was de woning te verkopen, dan is [verzoekster01] van mening dat [verweerder01] q.q. misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid. Verkoop van de woning was niet nodig omdat er geen opeisbare schulden waren.
3.4
[verweerder01] q.q. betwist dat hij onbevoegd en onzorgvuldig heeft gehandeld. Voor de verkoop en levering van de woning had hij geen toestemming nodig. Ook is hij niet tekortgeschoten in de zorg die van een goed executeur/afwikkelingsbewindvoerder wordt verwacht. [verzoekster01] is door hem in de gelegenheid gesteld om een bod te doen op de woning. Dat heeft zij niet gedaan. Evenmin heeft hij misbruik gemaakt van zijn bevoegdheden. [verweerder01] q.q. weerspreekt dat er bij zijn aantreden als executeur/afwikkelingsbewindvoerder geen opeisbare schulden waren en [verzoekster01] middelen ter beschikking zou hebben gesteld.
3.5.
Belanghebbende [verzoekster01] heeft nadrukkelijk bezwaar gemaakt tegen toewijzing van de verzoeken van [verzoekster01] . Zij vindt handhaving en uitvoering van de aan [verweerder01] q.q. opgedragen taken noodzakelijk voor de voortgang van de afhandeling van de nalatenschap. Zij is van mening dat [verweerder01] q.q. voor verkoop van de woning aan een derde geen toestemming nodig had. Ook voor enige andere beschikkingshandeling heeft [verweerder01] q.q. geen toestemming nodig.
3.6.
Op de (overige) stellingen en de verweren van partijen gaat de kantonrechter hierna, waar nodig, verder in.

4..De beoordeling

Vermeerdering/wijziging van het verzoek

4.1.
Bij brief van 11 mei 2023 heeft [verzoekster01] een vermeerdering/wijziging van het verzoek ingediend. [verweerder01] q.q. heeft hiertegen gemotiveerd bezwaar gemaakt.
4.2.
Zolang een rechter nog geen eindbeslissing heeft gegeven, is een partij bevoegd zijn verzoek of gronden daarvoor schriftelijk te veranderen of te vermeerderen. [verweerder01] q.q. heeft tijdens de mondelinge behandeling bezwaar gemaakt en onweersproken naar voren gebracht dat hij door de late indiening is bemoeilijkt in zijn voorbereiding van de mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft daarom tijdens de mondelinge behandeling de beslissing genomen om de vermeerdering/wijziging en de bijgevoegde producties buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. De kantonrechter zal dus alleen beslissen op het oorspronkelijke verzoek van [verzoekster01] .
Artikel 4:150 lid 2 en 3 BW
4.3.
[verzoekster01] heeft allereerst het standpunt ingenomen dat de executele bij het aantreden van [verweerder01] q.q. was beëindigd door het verstrijken van de termijn van een jaar en zes maanden sinds een executeur de nalatenschap in beheer heeft kunnen nemen. Daarnaast heeft zij de nodige middelen ter beschikking gesteld voor het voldoen van eventuele schulden. Dit standpunt van [verzoekster01] wordt niet gevolgd. Wanneer een overledene een afwikkelingsbewind heeft ingesteld kan er geen beroep op artikel 4:150 BW worden gedaan. Dit artikel is alleen geschreven voor executele, niet voor bewind. Bovendien is niet gebleken dat [verzoekster01] daadwerkelijk financiële middelen ter beschikking heeft gesteld.
Artikelen 4:149 en 4:164 BW
4.4.
Op grond van de artikelen 4:149 lid 1 en 2 BW en 4:164 lid 1 en 2 BW eindigt de taak van een executeur/afwikkelingsbewindvoerder door het ontslag dat de kantonrechter hem met ingang van een bepaalde dag verleent. De kantonrechter kan het ontslag op verzoek van een erfgenaam om gewichtige redenen verlenen. Van gewichtige redenen kan sprake zijn wanneer de executeur/afwikkelingsbewindvoerder tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen en van een of meer van de erfgenamen niet kan worden gevergd dat de nalatenschap waarin zij deelgenoot zijn nog langer wordt beheerd door de aangewezen executeur/afwikkelingsbewindvoerder. Ook een diepgaand, niet direct weg te nemen wantrouwen van de erfgenamen in de executeur/afwikkelingsbewindvoerder kan een gewichtige reden opleveren, maar dit wantrouwen moet wel gestoeld zijn op concrete en objectieve feiten. Een executeur/afwikkelingsbewindvoerder zal vaker moeilijkheden en wantrouwen ontmoeten en het behoort tot één van zijn taken om deze aspecten binnen zodanige grenzen te houden dat afwikkeling van de nalatenschap binnen afzienbare tijd mogelijk is. Alleen subjectieve belevenissen zijn ontoereikend voor het verlenen van ontslag [1] .
Bevoegdheden executeur/afwikkelingsbewindvoerder
4.5.
De vraag die partijen verdeeld houdt is of [verweerder01] q.q. bevoegd was de woning te verkopen. Volgens [verzoekster01] heeft [verweerder01] q.q. geen zelfstandige of privatieve beschikkingsbevoegdheid, zodat hij onbevoegd tot verdeling (door middel van verkoop aan een derde) is overgegaan. Daarnaast zijn er volgens [verzoekster01] aanwijzingen dat de bedoelingen van overledene met de executele en het bewind zeer beperkt waren. Zij verwijst daarvoor naar het overgelegde gespreksverslag van 25 augustus 2015.
Evenals de voorzieningenrechter ziet de kantonrechter geen aanleiding om het verslag van een gesprek dat ruim drie maanden voor het passeren van het testament van overledene heeft plaatsgehad, bij de uitleg van het testament te betrekken.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat [verweerder01] q.q. als executeur/afwikkelingsbewindvoerder mag overgaan tot de feitelijke afhandeling van de nalatenschap, waaronder de verkoop van de woning. In haar uiterste wilsbeschikking heeft overledene bepaald dat aan de bewindvoerder alle bevoegdheden toekomen die nodig zijn om de afwikkeling tot stand te brengen, zonder medewerking of toestemming van de erfgenamen. In het testament staat verder dat de executeur de taak heeft de goederen van de nalatenschap te beheren en de schulden van de nalatenschap te voldoen die tijdens zijn beheer uit die goederen moeten worden voldaan, zoals het afgeven van legaten. In verband met de betaling van schulden is de executeur bevoegd de door hem beheerde goederen van de nalatenschap te gelde te maken. [verweerder01] q.q. heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de verkoop van de woning noodzakelijk was om tot betaling van de schulden (waaronder legaten van de kleinkinderen, erfbelasting, hypotheekschuld en facturen van mr. [naam07] ) en afwikkeling van de nalatenschap te komen. Volgens de testamentaire bepalingen hoeft de executeur over de keuze en de tegeldemaking niet in overleg te treden met de erfgenamen en hun toestemming daarvoor is niet vereist.
4.7.
[verweerder01] q.q. was dus niet gehouden om over de verkoop van de woning in overleg te treden met de erfgenamen. [verweerder01] q.q. heeft er voor gekozen de erfgenamen wel te betrekken. Hij heeft de erfgenamen onder meer bij e-mailberichten van 18 mei en 24 juni 2022 geïnformeerd over een mogelijke toedeling van de woning en op 12 oktober 2022 heeft hij de erfgenamen een termijn gesteld voor het indienen van een concreet en onvoorwaardelijk bod. Uit de correspondentie blijkt verder dat, na het uitblijven van een bod, [verweerder01] q.q. de erfgenamen vervolgens voldoende heeft geïnformeerd over de openbare verkoop van de woning.
Conclusie
4.8.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat [verweerder01] zorgvuldig heeft gehandeld en dat hij in het betrekken van [verzoekster01] en de belanghebbenden verder is gegaan dan hij op grond van het testament hoefde te doen. Een toestemming van de erfgenamen was niet vereist. Overigens volgt uit haar brief van 2 februari 2023 dat [verzoekster01] zelf heeft ingestemd met openbare verkoop aan een derde:
“als de hoogste bieder bereid is de koopsom te betalen boven de € 550.000, plus kosten koper, kan ik alsnog toestemming verlenen voor verkoop aan deze derde”. Met de verkoop van de woning voor een bedrag van € 555.066,- kosten koper, is aan die voorwaarde voldaan.
Van misbruik van bevoegdheid ex artikel 3:13 lid 1 BW en handelen in strijd met de redelijkheid en billijkheid is geen sprake. De enkele omstandigheid dat [verzoekster01] geen vertrouwen meer heeft in [verweerder01] q.q. is onvoldoende om een reden voor ontslag aan te nemen. De kantonrechter is van oordeel dat er geen objectieve gronden zijn die het wantrouwen van [verzoekster01] rechtvaardigen. De relatie tussen [verzoekster01] en [verweerder01] q.q. lijkt vooral te zijn verstoord door het feit dat de woning uiteindelijk is verkocht aan een derde. Die verstoring is niet zodanig dat deze zou moeten leiden tot het verzochte ontslag. De kantonrechter neemt bij dit oordeel tevens in aanmerking de stand van zaken in de afwikkeling van de nalatenschap. Dit betekent dat het verzoek om ontslag van [verweerder01] q.q. wordt afgewezen.
Artikel 4:171 lid 2 BW
4.9.
Subsidiair heeft [verzoekster01] verzocht op grond van artikel 4:171 lid 2 BW de regels omtrent het voeren van het bewind te wijzigen. Omdat het subsidiaire verzoek op dezelfde feiten is gebaseerd als het verzoek tot ontslag, hoeft deze grondslag niet besproken te worden en kan deze al daarom niet tot toewijzing van het verzochte leiden.
De proceskosten
4.10.
Zoals in de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening is geoordeeld, is het onredelijk de door [verweerder01] q.q. gemaakte kosten af te wentelen op de nalatenschap. Ook de proceskosten in de hoofdzaak dienen daarom voor rekening van [verzoekster01] te komen. Deze kosten worden tot vandaag vastgesteld op € 398,- (2 punten x € 199,-). [verzoekster01] zal tot betaling van de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzoek van [verzoekster01] af;
5.2.
veroordeelt [verzoekster01] in de proceskosten, aan de kant van [verweerder01] q.q. tot vandaag vastgesteld op € 398,-, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. van Steenderen-Koornneef, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
452

Voetnoten

1.Hof Den Bosch 21 november 2006 ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ4506 en Hof Den Haag 21 september 2010 ECLI:NL:GHSGR:2010:BN7952.