ECLI:NL:RBROT:2023:6129

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
10-301830-21 vordering TUL VV: 10-007234-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring bedreiging met brandstichting, mishandeling en belediging van politieambtenaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van bedreiging met brandstichting, mishandeling van zijn zus en belediging van twee politieambtenaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 november 2021 in Rotterdam zijn zus heeft bedreigd met brandstichting door te dreigen de woning in brand te steken. Tevens heeft hij zijn zus mishandeld door haar bij de nek te pakken en haar gezicht naar het keukenblad te duwen. Tijdens zijn aanhouding heeft de verdachte ook beledigende woorden geuit richting de politieambtenaren die hem hielpen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 dagen, met aftrek van voorarrest, en heeft rekening gehouden met zijn recidive en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is verlengd en de voorwaarden zijn aangepast, waarbij de verdachte onder andere verplicht is zich te melden bij de reclassering en zich te laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft benadrukt dat beledigingen van ambtenaren in functie niet getolereerd worden en dat de verdachte, gezien zijn verleden, onder strikte voorwaarden moet worden begeleid om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-301830-21
Parketnummer vordering TUL VV: 10-007234-19
Datum uitspraak: 20 juni 2023
Tegenspraak (artikel 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadsman mr. J.C. Spigt, advocaat te Capelle aan den IJssel.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Mandos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van al het ten laste gelegde, te weten de bedreiging met brandstichting, de mishandeling en de belediging van twee politieambtenaren in functie;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het ondergaan van een ambulante behandeling met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, het verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het hebben van een dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole;
  • verlenging van de proeftijd van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-007234-19 met de duur van 1 jaar.

4..Bewezenverklaring

Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard, met uitzondering van de onder 3 ten laste gelegde woorden "Ik hoop dat jullie doodgaan". Deze uiting levert geen belediging op in de zin van artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 5 november 2021 te Rotterdam
[naam01] heeft bedreigd met brandstichting,
door die [naam01] dreigend de woorden toe te voegen: "Wacht maar, ik steek de hele boot in de fik. Ik geen huis, jullie geen huis" en "Burn burn burn";
2.
hij op of 5 november 2021 te Rotterdam
[naam02] heeft mishandeld door die [naam02] (met kracht) bij de nek te pakken en haar gezicht naar het keukenblad te duwen;
3.
hij op 5 november 2021 te Rotterdam
opzettelijk
een of meerdere ambtenaren, te weten [naam03] , inspecteur bij politie Eenheid Rotterdam en/of [naam04] , hoofdagent bij Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening,
in hun tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hem/hen de woorden toe te voegen:
- " Jullie zijn kankermongolen" en
- " Jullie zijn kankerapen" en
- " Kankergek(ken)" en
- " Je bent een kankeraap".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
bedreiging met brandstichting,
feit 2:
mishandeling,
feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zijn zus mishandeld door haar nek beet te pakken en haar gezicht richting het keukenblad te duwen. Nadat zijn moeder hem uit haar woning wilde zetten, heeft hij zijn moeder bedreigd met het in brand steken van die woning. Dit zijn nare feiten die de slachtoffers daarvan beangstigen. Met de mishandeling heeft de verdachte bovendien inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de gezondheid van zijn zus. Deze feiten hebben zich voorgedaan in een woning waarin ook kinderen aanwezig waren.
Voorts heeft de verdachte tijdens zijn aanhouding twee politieambtenaren in functie beledigd. Beledigingen van ambtenaren in de uitoefening van hun functie worden niet getolereerd. Deze professionals doen hun werk in het belang van de maatschappij en moeten dit kunnen doen zonder dat zij op een hinderlijke en respectloze manier worden behandeld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Verslavingsreclassering GGZ (Antes), heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 februari 2023. Dit rapport houdt - kort gezegd - het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een beperkte impulscontrole, verhoogde prikkelbaarheid en beperkte frustratietolerantie. Hij reageert snel vijandig/met geweld bij het ervaren van angst en wanneer hij zich uitgedaagd voelt. Uit NIFP-onderzoek blijkt dat bij de verdachte een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline, antisociale en narcistische trekken is vastgesteld, naast een stoornis in het gebruik van alcohol en cocaïne.
Hij woonde sinds 16 december 2021 begeleid bij ICZ Cura en heeft geen zinvolle dagbesteding. Voorts staat hij onder bewind en ontvangt wekelijks leefgeld. Hij heeft hulpverlening ontvangen van Fivoor gericht op het middelengebruik, psychosociaal functioneren en begeleiding op het gebied van praktische zaken, maar deze behandeling is stopgezet wegens het onvoldoende nakomen van zijn afspraken. De verdachte heeft het afgelopen jaar veel spanningen ondervonden bij ICZ Cura. Hierdoor was hij steeds minder bereikbaar voor de reclassering en behandelaren. Telefonisch was hij wel goed bereikbaar. Wegens deze spanningen is de verdachte in september 2022 aangemeld voor de woonvoorziening van Humane zorg. Gezien de lange wachttijd is betrokkene momenteel nog niet geplaatst. Dit zal april/mei 2023 gebeuren (
Het is de rechtbank niet bekend of de verdachte hier inmiddels is geplaatst). Voorts is de verdachte aangemeld voor het volgen van ambulante behandeling bij Humane zorg, nu de behandeling bij Fivoor in december 2022 is stopgezet (
Het is de rechtbank niet bekend of inmiddels een intakegesprek heeft plaatsgevonden).
De reclassering schat het risico op recidive vanwege het psychosociaal functioneren in als gemiddeld tot hoog. Eerdere reclasseringstoezichten hebben geen risico verlagend effect gehad. Desondanks acht de reclassering het van belang om de verdachte binnen een strak kader te begeleiden met (begeleid) wonen en passende psychiatrische zorg, om zijn leven te stabiliseren en delictgedrag te voorkomen.
De reclassering adviseert in geval van een veroordeling oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het ondergaan van een ambulante behandeling met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, het verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het hebben van een dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
In beginsel is oplegging van een geldboete voor de bewezen verklaarde feiten het uitgangspunt, met uitzondering van de mishandeling waarbij sprake is van huiselijk geweld. De rechtbank zal echter, overeenkomstig de eis van de officier van justitie een gevangenisstraf opleggen, nu het strafblad van de verdachte laat zien dat hij veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke feiten en eerder ook vervangende hechtenis ten uitvoer is gelegd. Bovendien heeft de voorwaardelijke gevangenisstraf, eveneens voor soortgelijke feiten en waarvan de verdachte thans in een proeftijd loopt, de verdachte niet weerhouden thans opnieuw dergelijke feiten te plegen. De rechtbank acht het bovendien wel zeer noodzakelijk dat aan de verdachte (nieuwe) bijzondere voorwaarden worden opgelegd. Deze zullen hierna bij de beoordeling van de vordering tenuitvoerlegging aan bod komen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 10-007234-19)

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 8 mei 2019 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De proeftijd is ingegaan op 23 mei 2019 en zal eindigen op
28 september 2023.
De politierechter heeft reeds op 26 april 2021 de vordering tot tenuitvoerlegging van dit voorwaardelijk opgelegde strafdeel gedeeltelijk toegewezen. Uit de justitiële documentatie van de verdachte d.d. 2 juni 2023 blijkt dat een deel van deze voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer is gelegd van 18 maart 2021 tot en met 2 mei 2021.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de proeftijd met de duur van één jaar wordt verlengd, zodat het uitzitten van het resterende deel van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf het hulpverleningstraject niet zal doorkruisen en zodat dit traject een jaar langer voortduurt.
8.3.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een verlenging van de proeftijd redelijk is.
8.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, maar wel om de proeftijd te verlengen met twee jaar.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de aan het voorwaardelijk strafdeel gekoppelde bijzondere voorwaarden dienen te worden gewijzigd in de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd in haar (meest actuele) rapport van 20 februari 2023, in de onderhavige zaak.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 266, 267, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verlengt de proeftijd van de bij voornoemd vonnis opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met twee jaar;
wijzigt de voorwaarden verbonden aan het voorwaardelijk gedeelte van de bij voornoemd vonnis aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf, zodat zij als volgt komen te luiden:
de veroordeelde zal zich melden bij GGZ reclassering Fivoor op het adres Marconistraat 2, 3029AK te Rotterdam. Hij zal zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde zal zich laten behandelen door Humane zorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling zal de gehele proeftijd duren of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich - na een bevel van de rechter - laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname zal plaatsvinden. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf zal de gehele proeftijd duren of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de
reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en/of drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urine- en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde zal worden gecontroleerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. D.F. Smulders en A. Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 5 november 2021 te Rotterdam
[naam01] heeft bedreigd met brandstichting,
door die [naam01] dreigend de woorden toe te voegen: "Wacht maar, ik steek de hele boot in de fik. Ik geen huis, jullie geen huis" en/of "Burn burn burn", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 5 november 2021 te Rotterdam
[naam02] heeft mishandeld door die [naam02] (met kracht) bij de nek/keel te pakken en/of haar hoofd/gezicht naar het keuken-/aanrechtblad te duwen;
3.
hij op of omstreeks 5 november 2021 te Rotterdam
opzettelijk
een of meerdere ambtenaren, te weten [naam03] , inspecteur bij politie Eenheid Rotterdam en/of [naam04] , hoofdagent bij Eenheid Rotterdam en/of een of meerdere andere ambtenaren, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening,
in zijn/hun tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hem/hen de woorden toe te voegen:
- " Jullie zijn kankermongolen" en/of
- " Jullie zijn kankerapen" en/of
- " Ik hoop dat jullie doodgaan" en/of
- " Kankergek(ken)" en/of
- " Je bent een kankeraap",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.