ECLI:NL:RBROT:2023:6128

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
10-319288-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak verkrachting en voorhanden hebben van vuurwapen; bewezenverklaring afpersing en dwang met gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting, afpersing, dwang en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de verkrachting en het voorhanden hebben van een vuurwapen, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan afpersing en dwang. De feiten vonden plaats tussen 1 en 2 november 2021, waarbij de verdachte de aangeefster onder druk zette om € 500,- te betalen door te dreigen met geweld. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van afpersing en dwang. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 180 uur. Daarnaast werd een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gedaan, waarbij de verdachte € 1.638,15 aan schadevergoeding moest betalen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-319288-21
Datum uitspraak: 4 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
namens raadsman mr. F.D.W. Siccama, mr. R.V.S. Adriaanse, advocaat te AmsterdamDuivendrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde, te weten de verkrachting;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde, te weten de bedreiging, de dwang en het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd;
  • oplegging van de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v van
het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met de aangeefster [aangeefster01] en een locatieverbod voor het [naam restaurant01] aan de [adres02] te [plaats01] en voor het woonadres van de aangeefster, waarbij bij iedere overtreding hechtenis voor de duur van één week volgt met een maximum van zes maanden;
- dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemde maatregel, strekkende tot beperking van de vrijheid.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering t.a.v. feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering t.a.v. feiten 1, 2 en 4
4.2.1.
Standpunt verdediging t.a.v. feiten 1 en 2
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is aangevoerd dat de door de aangeefster afgelegde verklaringen onbetrouwbaar zijn. De verklaringen zijn inconsistent, onderling tegenstrijdig en worden onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Daar tegenover staat de ontkennende verklaring van de verdachte. Een contraindicatie voor de verklaring van de aangeefster is dat de politie bij de doorzoeking van zijn woning geen wapen heeft aangetroffen in de berging. Evenmin is een kistje aangetroffen waar het vuurwapen volgens de aangeefster uit is gehaald. Dit ondersteunt de verklaring van de verdachte. Voorts is de getuigenverklaring van de moeder van de verdachte een contra-indicatie voor de verklaring van de aangeefster. Bovendien blijkt uit het dossier niet dat de aangeefster daadwerkelijk € 500,- aan de verdachte heeft betaald. De getuigenverklaring van de vriendin van de aangeefster, [naam01] (hierna: [naam01] ), betreft een verklaring die afkomstig is van dezelfde bron, namelijk de aangeefster. Hetzelfde geldt voor de getuigenverklaring van [naam02] (hierna: [naam02] ), een goede vriend van de aangeefster. Het geldbedrag dat de verdachte een aantal maanden later bij zich had tijdens zijn aanhouding, had hij vlak daarvoor gepind en is niet te linken aan de aangeefster.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is aangevoerd dat de door de aangeefster aangeleverde screenshots - die in de onderhavige strafzaak hét bewijs zouden moeten vormen - geen enkel aanknopingspunt bevatten ten aanzien van enige tijd of datum. Uit de op het dak aangetroffen telefoon blijkt dat er vanaf 11 november 2021 over en weer berichten worden verstuurd en dit is na de ten laste gelegde periode. Voorts vindt het standpunt dat het de verdachte moet zijn geweest die de Snapchatberichten heeft verstuurd, geen steun in het dossier. De Snapchataccounts “ [naam03] ” en “ [naam04] ” kunnen niet worden gelinkt aan de verdachte.
4.2.2.
Standpunt officier van justitie t.a.v. feit 4
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hiertoe is kort gezegd het volgende aangevoerd.
Op 11 november 2021 is de woning van de verdachte, de [adres03] te [plaats01] , onder observatie genomen. De politie ziet twee mannen uit het portiek lopen van wie één man grote gelijkenissen vertoont met de politiefoto van de verdachte. De twee personen lopen naar het portiek van [adres04] te [plaats01] . De politie verneemt van de wijkagent dat op de [adres05] een goede vriend van de verdachte woont, waarna de politie de woning doorzoekt. In de woning treffen zij vier personen aan, terwijl vlak daarvoor vijf personen achter de ramen van de woning zijn waargenomen. Bovendien verklaart de vader van de vriend van de verdachte dat zijn zoon in de woning is met twee vrienden, terwijl er één vriend wordt aangetroffen. Op het dak van de woning, dat door het balkon is te bereiken, zijn een telefoon en een vuurwapen aangetroffen. Uit onderzoek naar de telefoon blijkt dat de verdachte daarvan de gebruiker is, nu op die telefoon de volledige Snapchatconversatie met de aangeefster is aangetroffen. Daarnaast is op een kogelpatroon, dat zich in het vuurwapen bevond, DNA van de verdachte aangetroffen, hetgeen geen mengprofiel betrof. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte het vuurwapen met munitie voorhanden heeft gehad.
4.2.3.
Beoordeling
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
In het dossier bevinden zich meerdere verklaringen van aangeefster [aangeefster01] (hierna: de aangeefster). Zij heeft onder meer het volgende verklaard.
Op 1 november 2021 is de aangeefster bij een persoon thuis geweest die zich via Snapchat voordeed als [naam04] en [naam03] . Deze woning bevond zich op het adres [adres01] te [plaats01] . [naam03] en de aangeefster hebben op die dag (vrijwillige) seks gehad. [naam03] heeft foto’s van de aangeefster gemaakt en haar vervolgens onder de douche gefilmd. Op diezelfde dag heeft hij de aangeefster gedwongen tot afgifte van € 500,- door (onder meer) tegen haar te zeggen dat hij anders naar haar huis zou gaan en haar broer zou pakken. Dit geldbedrag betrof een zogenaamde boete. Ook heeft [naam03] in haar bijzijn een vuurwapen gepakt en erbij gezegd: “De knal van dit pistool klinkt als vuurwerk, dus als ik je doodschiet heeft niemand het door.”. De aangeefster heeft dit geldbedrag een dag later, op 2 november 2021, aan de verdachte overhandigd. Een deel van dit geldbedrag heeft zij geleend van een goede vriend. Voorts heeft [naam03] de aangeefster gedwongen om haar paspoort en geldbedragen af te geven, om bankrekeningen te openen en om codes af te geven met betrekking tot bankrekeningen. Hij dreigde daarbij om - indien de aangeefster hier niet aan zou voldoen - voornoemd naaktfilmpje en/of -foto’s openbaar te maken.
De rechtbank acht de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Weliswaar heeft de aangeefster op onderdelen wisselend verklaard, maar dit laat onverlet dat haar verklaringen op essentiële punten steun vinden in het dossier. De aangeefster heeft print screens aangeleverd van een Snapchatgesprek met [naam04] en [naam03] . Hieruit volgt dat [naam03] inderdaad spreekt over het aan hem betalen van een “boete” door de aangeefster. Voorts volgt hieruit dat de aangeefster meerdere malen haar paspoort heeft teruggevraagd en dat zij op een dwingende manier de opdracht krijgt om geldbedragen en codes met betrekking tot bankrekeningen af te geven. Ook blijkt hieruit dat [naam03] dreigt met het bezoeken van haar woning, het “exposen”, refererend aan voornoemd naaktfilmpje en dat hij een print screen heeft gestuurd van de ontblote aangeefster. Voorts heeft de aangeefster print screens van haar ABN AMRO bankrekening aangeleverd waarop bankafschrijvingen van 1 november 2021 tot en met 5 november 2021 zijn te zien, die overeenkomen met uitingen die in voornoemd Snapchatgesprek zijn gedaan, zoals het bankrekeningnummer en de afgeschreven bedragen. Ook is een bankafschrijving d.d. 1 november 2021 van de ABN AMRO bankrekening van de aangeefster aangeleverd ten behoeve van de identificatie van een SNS-bankrekening op haar naam. Uit het dossier volgt dat inderdaad SNS-rekeningen op haar naam zijn geopend. Tevens heeft [naam02] , een vriend van de aangeefster, bevestigd dat hij desgevraagd op 2 november 2021 geld aan haar heeft geleend, omdat zij problemen had met een vriend. [naam01] , de vriendin van de aangeefster, heeft bevestigd dat de aangeefster erg bang was, omdat zij onder druk werd gezet door [naam03] , de jongen bij wie zij op 1 november 2021 thuis is geweest, dat de aangeefster geld moest betalen en dat [naam01] de volgende dag gedeeltelijk mee is gegaan naar de woning van die [naam03] en bij metrostation Maashaven op de aangeefster heeft gewacht.
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verklaring van de aangeefster over wat zich heeft afgespeeld, in ruime mate wordt ondersteund door stukken in het dossier. De rechtbank heeft daarmee geen reden om te betwijfelen dat deze gang van zaken daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Identiteit [naam04] / [naam03]
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of voornoemde “ [naam03] ” de verdachte is. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de aangeefster inderdaad op 1 november 2021 bij hem thuis is geweest en dat hij weleens de accountnaam [naam04] heeft gebruikt. De verdachte ontkent verder al het ten laste gelegde.
Naar aanleiding van de melding van de aangeefster op 11 november 2021 heeft de politie die dag de woning aan de [adres01] te [plaats01] - waarop [naam familie01] staat ingeschreven - onder observatie gehouden. De verbalisanten zagen dat twee mannen uit het portiek liepen, van wie de langere man sterke gelijkenissen vertoonde met de foto van de verdachte uit het bedrijfsprocessensysteem van de politie. De twee mannen liepen op [straatnaam01] en gingen het portiek met huisnummers [huisnummers01] in. De verbalisanten hoorden via de wijkagent dat een goede vriend van de verdachte, [naam05] (hierna: [naam05] ), op dat moment woonachtig was op de [adres05] . Tijdens de doorzoeking in deze woning zijn vier personen aangetroffen, terwijl één van de verbalisanten tijdens het aanbellen vijf personen in de woning heeft waargenomen. Voorts heeft één van de aanwezigen verklaard dat zijn zoon [naam05] op dat moment met twee vrienden in de woning aanwezig was, terwijl in de woning slechts één vriend is aangetroffen. Vervolgens heeft één van de verbalisanten op het dak van de woning een telefoon en een vuurwapen aangetroffen en in beslag genomen. Uit onderzoek naar de inhoud van die telefoon blijkt dat hierop een Snapchatgesprek aanwezig was, dat volledig overeenkomt met het Snapchatgesprek dat door de aangeefster is aangeleverd. De teksten die door de aangeefster zijn ontvangen, werden op de in beslag genomen telefoon als verzonden weergegeven. Uit nader onderzoek naar de gebruikersnamen van dit Snapchatgesprek blijkt dat het gesprek heeft plaatsgevonden tussen “ [gebruikersnaam01] ” en “ [gebruikersnaam02] ”. De eerstgenoemde gebruikersnaam komt overeen met de gebruikersnaam van het Snapchataccount van [naam04] , waarvan de aangeefster een print screen heeft aangeleverd. Bovendien heeft de aangeefster verklaard dat [naam04] ook bekend stond als de artiest ‘ [naam artiest01] ’ op YouTube en heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij deze artiestennaam gebruikt.
Op basis van voornoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte voornoemde “ [naam03] ” is en dat de verdachte degene is geweest die de betreffende Snapchatberichten in die hoedanigheid heeft verstuurd. De enkele stelling van de verdachte dat ook anderen deze naam gebruiken, is onvoldoende om anders te oordelen, te meer nu uit enig onderzoek
nietis gebleken dat iemand anders de naam [naam04] of [naam03] heeft gebruikt.
Afpersing en dwang
De rechtbank gaat uit van de verklaringen van de aangeefster, nu deze betrouwbaar worden geacht en neemt deze als uitgangspunt. Dat de aangeefster (in eerste instantie) € 500,- moest betalen aan de verdachte en hiertoe geld heeft geleend, blijkt uit de verklaring van de aangeefster, de verklaring van [naam02] , de verklaring van [naam01] dat zij op 2 november mee is gegaan met de aangeefster om geld te betalen en de bankafschriften waarop te zien is dat de aangeefster op 2 november een tweetal grotere geldbedragen heeft gepind. Uit onder meer de Snapchatberichten en de afschrijvingen van de ABN AMRO bankrekening van de aangeefster blijkt dat zij is gedwongen iets te doen, namelijk tot het afgeven van haar paspoort en geldbedragen, het openen van bankrekeningen en het afgeven van codes met betrekking tot bankrekeningen. De dwang is daarbij gelegen in (onder meer) het bericht waarin een naaktfoto van de aangeefster werd gestuurd met hierbij de mededeling dat ze wat moet doen, een bericht waarbij gedreigd wordt haar op een pagina te zetten waar beeldmateriaal van personen kan worden geplaatst om die personen te ‘exposen’.
Overigens bevinden zich in het dossier ook berichten als “
werken, lenen, stelen. Wat ik weet is dat als ik me geld niet heb snel dat je iemand kwijt gaat raken”, “
ik ga gatenkaas maken van je osso” en “
als ik naar je toe moet komen verdubbeld je boete”.
Op basis hiervan - en op basis van de vaststelling dat de verdachte “ [naam03] ” is - acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangeefster heeft afgeperst en gedwongen iets te doen.
Voorhanden hebben vuurwapen en munitie
De verbalisanten hebben op het dak naast voornoemde telefoon, die zoals hiervoor overwogen in gebruik was bij de verdachte, een vuurwapen met daarin een aantal kogelpatronen aangetroffen en in beslag genomen. Uit onderzoek blijkt dat zich op één van de kogelpatronen DNA van de verdachte bevond.
Een kogelpatroon is een verplaatsbaar object. De enkele omstandigheid dat het DNA van de verdachte op één van de patronen is aangetroffen, in combinatie met het aantreffen van het vuurwapen naast een telefoon die aan de verdachte kan worden toegeschreven, levert wellicht een sterk vermoeden op dat de verdachte ook het wapen voorhanden heeft gehad, maar maakt nog niet dat met de vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte de vereiste wetenschap had van en de beschikkingsmacht had over het aangetroffen vuurwapen met de munitie. Het dossier bevat onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen van het ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte zal daarvan derhalve worden vrijgesproken.
4.2.4.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Het onder 4 ten laste gelegde kan niet wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 1 november 2021 tot en met 2 november 2021 te Rotterdam
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld
[aangeefster01] heeft gedwongen tot de afgifte van 500,- euro, die geheel of ten dele aan die [aangeefster01] toebehoorde,
door tegen die [aangeefster01] te zeggen "Jij gaat mij vijfhonderd euro betalen, anders kom ik naar je huis en ga ik je broer pakken" en
aan die [aangeefster01] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp voor te houden en daarbij de woorden toe te voegen: "de knal van dit pistool klinkt als vuurwerk, dus als ik je doodschiet heeft niemand het door";
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2021 tot en met 10 november 2021 te Rotterdam,
een ander, te weten [aangeefster01] ,
telkens door
eenfeitelijkheid
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten het afgeven van haar paspoort en geldbedragen aan verdachte en het openen van bankrekeningen en afgeven van codes met betrekking tot bankrekeningen,
door telkens met voormeld oogmerk aan voornoemde [aangeefster01] duidelijk te maken dat wanneer voornoemde [aangeefster01] niet aan de wensen van hem, verdachte, zou voldoen, waaronder het afgeven van voornoemde paspoort en geldbedragen en het niet meewerken aan openen van bankrekeningen en het geven van de codes met betrekking tot bankrekeningen aan hem, verdachte, er een filmpje en/of foto('s) waarop die [aangeefster01] geheel en/of gedeeltelijk ontkleed te zien is, door hem, verdachte, openbaar zouden worden gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
afpersing
feit 2:
een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing van € 500,- van het slachtoffer, door te dreigen om naar haar woning te gaan en haar broer iets aan te doen en door in haar bijzijn een vuurwapen te pakken en daarbij dreigende woorden toe te voegen. Voorts heeft de verdachte haar gedwongen om haar paspoort en geldbedragen af te geven en om bankrekeningen te openen en codes met betrekking tot (die) bankrekeningen af te geven. Indien het slachtoffer dit niet zou doen, zou de verdachte een naaktfilmpje en -foto’s van haar openbaar maken.
Dit zijn ernstige feiten, die een enorme impact op het slachtoffer hebben gehad, zoals ook blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting namens haar is voorgedragen. Het slachtoffer voelde zich op straat en ook zelfs thuis onveilig, met alle gevolgen van dien. De verdachte heeft op geen enkel moment verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 september 2022. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De reclassering ziet thans een ontwijkende man die geen schuldbesef laat zien. De reclassering wil dit beter onderzoeken, omdat nu onvoldoende zicht is op de risicofactoren het psychosociaal functioneren, het sociale netwerk en de financiën. De reclassering wenst het gedrag van de verdachte te monitoren, eventueel te diagnosticeren en te behandelen.
Het risico op recidive wordt ingeschat als laag, het risico op letselschade als gemiddeld en het risico op onttrekken aan voorwaarden als laag.
De beschermende factoren zijn de houding jegens autoriteiten (blijkens het ontbreken van rapporten binnen detentie en een beperkt strafblad), het hebben van voldoende mogelijkheden tot betaald werk en vrijetijdsbesteding, positieve levensdoelen, veel familie, een sociaal netwerk en het open staan voor professionele ondersteuning.
De risicofactoren zijn het vertonen van vermijdend gedrag, geen openheid van zaken geven en beïnvloeding op gedrag vanuit de omgeving.
De reclassering adviseert de rechtbank om in geval van een bewezenverklaring een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het ondergaan van een ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot inname van medicijnen).
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdediging heeft verzocht om toepassing van het adolescentenstrafrecht. De rechtbank ziet hier echter - ondanks de relatief jonge leeftijd van de verdachte - geen aanleiding voor, nu uit het reclasseringsrapport niet blijkt dat dit wordt geadviseerd en ook overigens onvoldoende aanknopingspunten aanwezig zijn om hiertoe over te gaan.
Gezien de aard en ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank komt daarbij uit op een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, nu de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie. Daarbij acht de rechtbank - mede gelet op de ouderdom van de bewezen verklaarde feiten - het niet opportuun om de verdachte terug te sturen naar de gevangenis. De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan de duur van het voorarrest, alsmede een forse taakstraf. Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten tot het ondergaan van een ambulante behandeling, nu er geen diagnostiek heeft plaatsgevonden en het om die reden thans onbekend is om welke behandeling het zou gaan en wat de noodzaak daarvan zou zijn. Anders dan door de officier van justitie is geëist, zal de rechtbank ook geen contact- en locatieverbod opleggen in de vorm van een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v Sr, maar zal de rechtbank (enkel) een contactverbod als bijzondere voorwaarde opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft [benadeelde partij01] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 638,15 aan materiële schade en een vergoeding van € 6.500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij nietontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering voor zover die ziet op de verkrachting, nu is gerekwireerd tot vrijspraak van dat feit. Voor het overige dient de vordering te worden toegewezen, met verhoging met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het primaire standpunt gesteld dat de benadeelde partij nietontvankelijk dient te worden verklaard in de gehele vordering, gelet op de bepleite vrijspraak.
De verdediging heeft zich op het subsidiaire standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële schade dient te worden afgewezen, omdat niet duidelijk is welk bedrag aan de verdachte kan worden toegeschreven. De vordering ten aanzien van de immateriële schade dient te worden gematigd. Het gevorderde bedrag is onevenredig hoog en daarbij is de aantasting van de persoon niet onderbouwd door een psycholoog of arts. Voorts dient het gevorderde voorschot voor de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging te worden afgewezen.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 10 november 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. De rechtbank ziet geen grond of reden om – anders dan gevorderd – een (overigens niet nader gespecificeerd) bedrag ‘als voorschot’ op de kosten van tenuitvoerlegging toe te wijzen.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.638,15, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 284 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich melden op afspraken met de reclassering op het adres
Marconistraat 2 te Rotterdam (telefoonnummer 088-8041302), zo vaak en zo lang
de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal met de veroordeelde contact
opnemen voor de eerste afspraak;
- de veroordeelde zal gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact (laten)
opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer
[slachtoffer01](geboren op [geboortedatum02]
te [geboorteplaats02] ), of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren,waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij01], te betalen een bedrag van
€ 1.638,15 (zegge: duizend zeshonderdachtendertig euro en vijftien cent), bestaande uit € 638,15 (zegge: zeshonderdachtendertig euro en vijftien cent) aan materiële schade en € 1.000,00 (zegge: duizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[benadeelde partij01]te betalen
€ 1.638,15 (zegge: duizend zeshonderdachtendertig euro en vijftien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
26 (zesentwintig) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. D.F. Smulders en A. Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2021 tot en met 2 november 2021 te Rotterdam
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[aangeefster01] heeft gedwongen tot de afgifte van 500,- euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [aangeefster01] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n),
door een of meermalen tegen die [aangeefster01] te zeggen "Jij gaat mij vijfhonderd euro betalen, anders kom ik naar je huis en ga ik je broer pakken" en/of
aan die [aangeefster01] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en/of voor te houden en/of daarbij de woorden toe te voegen: "de knal van dit pistool klinkt als vuurwerk, dus als ik je doodschiet heeft niemand het door",
althans woorden en/of handelingen van gelijke aard of strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2021 tot en met 10 november 2021 te Rotterdam,
een ander, te weten [aangeefster01] ,
(telkens) door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het afgeven van haar paspoort en/of geldbedragen aan verdachte en/of het openen van bankrekening(en) en/of afgeven van codes met betrekking tot bankrekeningen,
door (telkens) met voormeld oogmerk aan voornoemde [aangeefster01] duidelijk te maken dat wanneer voornoemde [aangeefster01] niet aan de wens(en) van hem, verdachte, zou voldoen, waaronder het afgeven van voornoemde paspoort en/of geldbedrag(en) en/of het niet meewerken aan openen van bankrekeningen en/of het geven van de codes met betrekking tot bankrekeningen aan hem, verdachte, er een of meer film(pjes) en/of foto('s) waarop die [aangeefster01] geheel en/of gedeeltelijk ontkleed te zien is, door hem, verdachte, openbaar zouden worden gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 3 november 2021 te Rotterdam
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid
[aangeefster01] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [aangeefster01] ,
hebbende verdachte
- zijn penis in haar vagina gebracht en/of gehouden en/of
- zijn vinger in haar vagina gebracht en/of gehouden,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat
- hij haar slipje opzij heeft gehouden en/of
- hij op haar is gaan liggen en/of hij op haar is blijven liggen en/of
- hij haar heeft geduwd waardoor zij niet weg kon gaan en/of
- hij aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten voorbij is gegaan;
4.
hij op of omstreeks 11 november 2021 te Rotterdam
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk en/of type Browning Hi-Power-Grand Puissance, kaliber 9 mm
en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 6 kogelpatronen, kaliber 9 mm
voorhanden heeft gehad.